ECLI:NL:RBNNE:2023:649
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak en de onderbouwing daarvan
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Westerwolde beoordeeld. Eiser, eigenaar van een winkelpand met woonruimte, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 170.000 voor het jaar 2021, vastgesteld op 1 januari 2020. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet in zijn bewijslast is geslaagd. De matrix die door verweerder is overgelegd ter onderbouwing van de waarde, biedt onvoldoende bewijs voor zowel het woongedeelte als het winkelgedeelte van de onroerende zaak. De huurwaarde is onderbouwd met slechts één huurcijfer, dat significant afwijkt van de referentie, en de kapitalisatiefactor is niet onderbouwd. De rechtbank stelt de waarde schattenderwijs vast op € 165.000, omdat geen van beide partijen het gevraagde bewijs heeft geleverd. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en bepaalt dat verweerder het griffierecht en de proceskosten aan eiser moet vergoeden. Eiser had ook om immateriële schadevergoeding gevraagd, maar dit verzoek wordt afgewezen omdat de redelijke termijn nog niet is overschreden.