ECLI:NL:RBNNE:2023:647
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en de verplichtingen van de heffingsambtenaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 24 februari 2023, is het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Westerwolde ongegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning, gelegen aan [adres] te [woonplaats], die op 1 januari 2020 was vastgesteld op € 176.000. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aan zijn bewijslast had voldaan en dat eiseres zelf over voldoende informatie beschikte om haar standpunt te onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat het niet de plicht van de heffingsambtenaar is om informatie te verstrekken die eiseres al in haar bezit heeft.
Eiseres voerde aan dat de KOUDV-factoren van zowel haar woning als de referentiewoningen niet waren overgelegd in de bezwaarfase. De rechtbank stelde vast dat de KOUDV-factoren voor de referentiewoningen wel degelijk waren verstrekt en dat eiseres zelf in staat moest worden geacht om de KOUDV-factoren van haar eigen woning in te schatten. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar niet verplicht was om de KOUDV-factoren van de eigen woning te verstrekken, en dat er geen sprake was van benadeling van eiseres.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de heffingsambtenaar niet verplicht was om inzicht te geven in de waarde van alle objectonderdelen van de woning, maar enkel de eindwaarde aannemelijk moest maken. De rechtbank concludeerde dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld en dat het beroep van eiseres ongegrond was. Eiseres had ook verzocht om immateriële schadevergoeding, maar dit verzoek werd afgewezen omdat de redelijke termijn nog niet was overschreden. De uitspraak werd gedaan door mr. G. Kattenberg, in aanwezigheid van mr. M. Jongsma-van Helden, griffier.