Uitspraak
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Westerwolde, verweerder
[naam derde-belanghebbende], uit [vestigingsplaats] (de verhuurder).
Rechtbank Noord-Nederland
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 24 februari 2023, is het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Westerwolde ongegrond verklaard. Eiser, huurder van een appartement, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning, die op 1 januari 2020 op € 90.000 was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aan zijn bewijslast had voldaan en dat eiser zelf over voldoende informatie beschikte om zijn zaak te onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat het niet de plicht van de heffingsambtenaar was om informatie te verstrekken die eiser al in zijn bezit had.
Eiser voerde aan dat de KOUDV-factoren van zowel zijn woning als de referentiewoningen niet waren overgelegd in de bezwaarfase. De rechtbank stelde vast dat de KOUDV-factoren voor de referentiewoningen wel degelijk waren overgelegd en dat eiser zelf in staat moest worden geacht om de KOUDV-factoren van zijn eigen woning in te schatten. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van benadeling van eiser en dat de beroepsgronden van eiser niet slaagden.
De rechtbank oordeelde verder dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht had gegeven in de correctie van de verkoopcijfers van de referentiewoningen en dat de door eiser aangevoerde argumenten over de geschiktheid van de referentiewoningen niet overtuigend waren. De rechtbank concludeerde dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld en dat het beroep ongegrond was. Eiser's verzoek om immateriële schadevergoeding werd afgewezen, omdat de redelijke termijn nog niet was overschreden. De rechtbank wees ook het verzoek om proceskostenvergoeding af.