ECLI:NL:RBNNE:2023:643
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. Kattenberg
- M. Jongsma-van Helden
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak en de verplichtingen van de heffingsambtenaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 24 februari 2023, is het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Westerwolde ongegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning, die op 1 januari 2020 op € 518.000 was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aan zijn bewijslast had voldaan en dat eiser zelf over voldoende informatie beschikte om zijn standpunt te onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat het niet de plicht van de heffingsambtenaar is om informatie te verstrekken die eiser al in zijn bezit heeft.
Eiser voerde aan dat de KOUDV-factoren van zijn woning niet waren overgelegd en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de gedateerde voorzieningen en de onderhoudstoestand van de woning. De rechtbank oordeelde echter dat de KOUDV-factoren voor de referentiewoningen wel waren overgelegd en dat eiser zelf in staat moest worden geacht om een inschatting te maken van de KOUDV-factoren van zijn eigen woning. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning en de aanslag niet te hoog waren vastgesteld en dat er geen aanleiding was voor het toekennen van immateriële schadevergoeding of proceskostenvergoeding aan eiser.
De uitspraak bevestigt dat de rechtbank de waarde van de woning in het economische verkeer heeft beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser en dat de heffingsambtenaar zijn verplichtingen is nagekomen. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar in stand gelaten en het beroep van eiser ongegrond verklaard.