ECLI:NL:RBNNE:2023:5611

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
LEE 23/4233
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 8 november 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker afgewezen. De verzoeker, een inwoner van Leeuwarden, had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden op een verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo). In zijn beroepschrift stelde de verzoeker dat er ten onrechte geen dwangsom was vastgesteld. Tegelijkertijd diende hij een verzoek in voor een voorlopige voorziening, waarin hij vroeg om een dwangsom te verbinden aan de beslistermijn.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond. Volgens artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een voorlopige voorziening alleen worden getroffen als er sprake is van onverwijlde spoed. De voorzieningenrechter concludeert dat uit het verzoekschrift en het beroepschrift niet blijkt van een spoedeisend belang, waardoor het verzoek ongegrond wordt verklaard. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/4233

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 november 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden,verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2.1.
Bij brief van 24 oktober 2023, door de rechtbank ontvangen op 30 oktober 2023, heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het door verweerder niet tijdig nemen van een besluit op een verzoek van verzoeker op grond van de Wet open overheid (Woo). In het beroepschrift stelt verzoeker dat ten onrechte geen dwangsom is vastgesteld.
2.2.
Tegelijkertijd heeft verzoeker een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend, connex aan bovengenoemd beroep tegen het niet tijdig beslissen. Verzoeker vraagt de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat een dwangsom wordt verbonden aan de beslistermijn.
3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. De voorzieningenrechter overweegt dat op geen enkele wijze uit bovengenoemd verzoekschrift en bovengenoemd beroepschrift valt af te leiden dat er sprake is van spoedeisend belang.

Conclusie en gevolgen

4. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.