ECLI:NL:RBNNE:2023:5610

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
LEE 23/4183
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de toeslagaffaire

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 26 oktober 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker uit Winschoten behandeld. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.L. Thiescheffer, heeft een verzoek ingediend in het kader van de toeslagaffaire, waarin hij stelt dat hij als gedupeerde een schadeloosstelling van € 30.000 heeft ontvangen, maar dat de Belastingdienst/Toeslagen na integrale toetsing heeft vastgesteld dat de definitieve schade € 24.075 bedraagt. De verzoeker heeft in zijn verzoekschrift gevraagd om een voorschot van € 500.000, maar heeft dit later gewijzigd naar € 25.000. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen bezwaar- of beroepsprocedure loopt tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, wat een vereiste is voor ontvankelijkheid van het verzoek. Hierdoor is het verzoek kennelijk niet ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan zonder zitting, aangezien de ontvankelijkheid niet is voldaan. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/4183

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 oktober 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit Winschoten, verzoeker

(gemachtigde: mr. H.L. Thiescheffer),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet ontvankelijk is, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Volgens artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (zie de bijlage voor de tekst van de bepaling) kan de voorzieningenrechter een voorziening treffen als er een bezwaar- of beroepsprocedure loopt en als er een spoedeisend belang is.
3.1.
Bij brief van 23 oktober 2023 heeft verzoeker het verzoek ingediend. Hierin schrijft verzoeker dat hij als gedupeerde van de toeslagaffaire in het kader van de Catshuisregeling een schadeloosstelling van € 30.000 heeft ontvangen. Op 19 juli 2022 heeft verweerder na integrale toetsing gesteld dat de definitieve schade € 24.075 zodat geen aanvullende schadevergoeding zal worden toegekend. In een brief van 31 oktober 2022 aan de Commissie Werkelijke Schade (CWS) heeft verzoeker gesteld dat de door hem geleden schade € 1.563.100 bedraagt. Bij brief van 15 september 2023 heeft de CWS verzoeker gevraagd extra informatie aan te leveren. Verzoeker stelt dat hij niet in staat is zelfstandig de gevraagde informatie aan te leveren.
3.2.
Verzoeker heeft in het verzoekschrift de voorzieningenrechter gevraagd te bepalen dat verweerder een voorschot van € 500.000 dient te betalen.
3.3.
De rechtbank heeft verzoeker op 23 oktober 2023 gevraagd om een afschrift van het bestreden besluit over te leggen en om toe te lichten wat het spoedeisend belang is.
3.4.
In de reactie van 24 oktober 2023 stelt verzoeker, met toelichting, dat het spoedeisend belang gelegen is in zijn financiële situatie en zijn gezondheidstoestand. Voorts wijzigt hij de gevraagde voorziening in betaling van een voorschot van € 25.000.
3.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat niet is gebleken dat er een bezwaar- of beroepsprocedure loopt tegen een tot verzoeker gericht besluit van verweerder. Dit betekent dat niet is voldaan aan een van de ontvankelijkheidsvereisten.

Conclusie en gevolgen

4. Daarom is het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het verzoek is niet ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht
1. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.