Bijlage
1. Voordat een bestuursorgaan een beschikking geeft waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, stelt het die belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien:
a.de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de belanghebbende betreffen, en
b.die gegevens niet door de belanghebbende zelf ter zake zijn verstrekt.
Wet educatie en beroepsonderwijs
Artikel 1.5.1. Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven
1. Bij ministeriële regeling wordt een rechtspersoon aangewezen die is belast met de volgende taken:
a. het ontwikkelen en onderhouden van een landelijke kwalificatiestructuur, gericht op de aansluiting tussen het aanbod van beroepsonderwijs en de maatschappelijke behoeften daaraan, mede in het licht van de arbeidsmarkt voor afgestudeerden, en mede gelet op van belang zijnde ontwikkelingen in internationaal verband, onder meer door het doen van voorstellen aan Onze Minister voor de kwalificatiedossiers, bedoeld in artikel 7.2.4, tweede lid,
b. het bijdragen aan een doelmatige en doelgerichte inzet van overheidsmiddelen door het ontwikkelen van voorstellen, welke beroepsopleidingen voor bekostiging uit ’s Rijks kas in aanmerking komen,
c. het bevorderen van de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming,
d. het ontwikkelen en vaststellen van kwaliteitscriteria voor beroepspraktijkvormingsplaatsen en het ten minste een maal per vier jaar beoordelen van bedrijven en organisaties die de beroepspraktijkvorming verzorgen aan de hand van deze criteria en het openbaar maken van een overzicht van bedrijven en organisaties die voldoen aan deze criteria,
e. het zoveel mogelijk zorg dragen voor de beschikbaarheid van een toereikend aantal bedrijven en organisaties van voldoende kwaliteit die de beroepspraktijkvorming verzorgen,
f. het uitvoeren van onderzoek ter ondersteuning van de taken, genoemd in dit artikel, en
g. het uitvoeren van aanvullende activiteiten ter bevordering van de aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt.
Artikel 1.5.3. Erkenning leerbedrijven voor de beroepspraktijkvorming
1. De Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven is belast met het bij regeling vaststellen van de erkenningsvoorwaarden voor bedrijven en andere organisaties die de beroepspraktijkvorming verzorgen.
2. De Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven erkent op aanvraag een bedrijf of organisatie, die aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, als leerbedrijf voor de beroepspraktijkvorming.
3. Een erkenning geldt voor vier jaren. Zij wordt van rechtswege verlengd bij een positieve herbeoordeling. Ten bewijze daarvan wordt ambtshalve een beschikking uitgereikt.
4. De erkenning wordt geweigerd of ingetrokken als niet of niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan. De erkenning vervalt van rechtswege als het leerbedrijf gedurende een periode van vier jaren geen beroepspraktijkvorming heeft verzorgd.
5. De Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven draagt zorg voor openbaarmaking van een actueel overzicht van alle erkende leerbedrijven.
6. De regeling, bedoeld in het eerste lid, treedt eerst in werking na goedkeuring door Onze Minister. Goedkeuring wordt onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 7.2.8. De beroepspraktijkvorming
3. Het bedrijf dat of de organisatie die de beroepspraktijkvorming verzorgt, draagt zorg voor de begeleiding van de studenten binnen het bedrijf. Het bevoegd gezag beoordeelt of de student de beroepspraktijkvorming met een positieve beoordeling heeft voltooid. Het bevoegd gezag betrekt bij die beoordeling het oordeel van het bedrijf onderscheidenlijk de organisatie, met inachtneming van de desbetreffende in de onderwijs- en examenregeling op te nemen regels.
4. De beroepspraktijkvorming vindt plaats bij een bedrijf of organisatie met een erkenning op grond van artikel 1.5.3.
Regeling erkenning leerbedrijven SBB
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
1. SBB: het bestuur van de samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven zoals bedoeld in artikel 1.5.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB).
(..)
Artikel 5. Voorwaarden voor erkenning
Het bedrijf of de organisatie wordt geacht:
1. een goede leerplaats en werkzaamheden binnen de eigen arbeidsorganisatie te bieden die behoren tot de werkprocessen van het beroep waarvoor de student wordt opgeleid;
2. voor iedere student een goede leerplaats in (sociaal) veilige omstandigheden beschikbaar te hebben2;
3. voldoende en deskundige begeleiding te bieden gericht op de student. Het leerbedrijf benoemt en faciliteert een deskundige praktijkopleider3. Het profiel voor praktijkopleider wordt hierbij als maatstaf genomen (bijlage 1);
4. bereid te zijn tot samenwerking met de onderwijsinstelling en SBB en verstrekt daartoe de benodigde informatie;
5. akkoord te gaan met de vermelding van de bedrijfs- en contactgegevens in het openbare register leerbedrijven. Er kan sprake zijn van een onderbouwd verzoek tot uitzondering van vermelding in het openbaar register in het kader van de veiligheid van medewerkers van het leerbedrijf en/of de student. Hierbij worden de adresgegevens niet vermeld. De beoordeling om deze uitzondering toe te passen ligt bij SBB.
De eisen die aan een leerplaats en aan de begeleiding worden gesteld, kunnen afhankelijk zijn van de bijzondere eisen per kwalificatie waarvoor de erkenning wordt verleend (…).
Artikel 7. Herbeoordelen van de erkenning
1. SBB zorgt ervoor dat bedrijven en organisaties die de beroepspraktijkvorming verzorgen eenmaal in de vierjaar worden beoordeeld aan de hand van de voorwaarden zoals genoemd in artikel 3 en 5, 5a en 5b. Indien daartoe door bijzondere omstandigheden aanleiding bestaat, kan controle frequenter plaats vinden.
2. SBB handhaaft de erkenning bij een gunstige beoordeling op grond van het eerste lid.
Artikel 8. Intrekken van de erkenning.
1. SBB kan besluiten tot intrekking van de erkenning, indien naar haar oordeel:
a. niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 3 en 5, 5a en 5b, die aan het besluit tot erkenning ten grondslag hebben gelegen;
b. omstandigheden optreden waardoor de persoonlijke belangen van een student worden geschaad, waaronder in elk geval maar niet uitsluitend begrepen: omstandigheden waarbij sprake is van (seksuele) intimidatie, discriminatie, agressie, pesten en/of geweld en omstandigheden waarbij arbeid -, gezondheid -, milieu – en veiligheidsrisico’s optreden.
c. andere zwaarwegende omstandigheden optreden, waaronder in elk geval maar niet uitsluitend begrepen: faillissement van het leerbedrijf of maatregelen in het leerbedrijf door een toezichthoudende instantie4 op het leerbedrijf, waardoor de erkenning in redelijkheid niet kan worden gehandhaafd.
1. Van intrekking van de erkenning wordt het leerbedrijf schriftelijk onder opgave van redenen door SBB op de hoogte gebracht.
2. SBB heeft het recht om, wanneer zij het voornemen heeft om een besluit te nemen tot intrekking van de erkenning, in afwachting van de beoordeling en het definitieve besluit over de intrekking van de erkenning, de erkenning bij schriftelijk gemotiveerd besluit te schorsen.