ECLI:NL:RBNNE:2023:5530

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
18-030822-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en mishandeling van slachtoffer door verdachte met obsessieve gedragingen en geweld

Op 27 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging en mishandeling van een vrouw. De verdachte, geboren in 1988, was gedetineerd en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. E. van der Meer. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers. De tenlastelegging omvatte onder andere het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, door middel van herhaaldelijk bellen, berichten sturen en zich in de nabijheid van haar woning en kinderopvang te bevinden. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van mishandeling op 27 januari 2023, waarbij hij het slachtoffer in het gezicht zou hebben geslagen.

Tijdens de zitting op 13 december 2023 heeft de officier van justitie bewezenverklaring gevorderd voor de feiten, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte, zoals het veelvuldig bellen en het opdringerig gedrag, een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer vormden. De rechtbank achtte de belaging en mishandeling wettig en overtuigend bewezen, ondanks de ontkenning van de verdachte.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 332 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een contact- en locatieverbod voor de duur van vijf jaar. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade, in totaal 4.786,54 euro, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de impact van het gedrag van de verdachte op het slachtoffer, die zich genoodzaakt voelde te verhuizen uit angst voor verdere intimidatie.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.030822.23
Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 december 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 december 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 29 november 2022 tot en met 27 januari 2023 te Groningen, althans in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
  • veelvuldig, althans meermalen, die [slachtoffer] te bellen (o.a. via Whatsapp), en/of
  • veelvuldig, althans meermalen, via social media (o.a. Whatsapp) berichten naar die [slachtoffer] te sturen, en/of
  • zich meerdere malen (hinderlijk) voor/nabij de woning van die [slachtoffer] te begeven en/of zich aldaar in de directe omgeving op te houden, en/of
  • meermalen langs de woning en/of in de straat van die [slachtoffer] te rijden, en/of
  • meermalen zich te begeven nabij de kinderopvang van het zoontje van die [slachtoffer] , en/of
  • meermalen die [slachtoffer] ongewenst te benaderen,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 29 november 2022 tot en met 27 januari 2023 te Groningen, althans in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] en/of derden, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten een relatie met hem verdachte te hebben of aan te gaan, door:
  • die [slachtoffer] te slaan, en/of
  • in een auto die [slachtoffer] enige tijd van haar vrijheid te beroven, althans die [slachtoffer] te beletten uit de auto te stappen, en/of
  • de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken, en/of
  • heel dicht op die [slachtoffer] te gaan staan en (vervolgens) die [slachtoffer] dreigend/boos aan te kijken, en/of
  • die [slachtoffer] te zeggen dat hij, verdachte, haar op zou zoeken bij haar woning;
2
hij op of omstreeks 27 januari 2023, te Groningen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] in het gezicht te slaan en/of op de grond te gooien/duwen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor feit 1 primair en feit 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de belaging geldt dat verdachte pas ná het Whatsappbericht van 14 januari 2023 bekend werd met het feit dat aangeefster hun contact als ongewenst beschouwde. Daarna heeft verdachte geen contact meer met haar opgenomen. Verdachte ontkent anoniem naar aangeefster te hebben gebeld. Naast meermaals bellen, zou de belaging volgens de tenlastelegging ook andere gedragingen hebben behelst.
Deze gedragingen kunnen echter niet wettig en overtuigend worden bewezen, nu verdachte deze gedragingen ontkent en het dossier geen bewijsmiddelen bevat die de verklaring van aangeefster op die punten ondersteunen. Feitelijk zou de pleegperiode daarmee veel korter zijn dan is ten laste gelegd en zou de belaging slechts bestaan uit het enkele malen bellen van aangeefster. Daarmee is niet voldaan aan het criterium van stelselmatigheid.
Ten aanzien van de mishandeling bevat het dossier weliswaar wettig, maar geen overtuigend bewijs. De verklaring van getuige [getuige] bevat een te algemeen signalement. Bovendien heeft de verdediging diverse getuigenverklaringen aan het dossier laten voegen van vrienden en/of bekenden van verdachte die hem op 27 januari 2023 tussen 16:00 uur en 18:00 uur ergens anders dan op de pleegplaats hebben gezien of gesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Feit 1
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaring van aangeefster, de resultaten van het onderzoek van de telefoons van aangeefster en verdachte, de mastgegevens en onderdelen uit de eigen verklaring van verdachte, is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte gedurende een periode van ongeveer twee maanden aangeefster veelvuldig (soms wel 27 keer op één dag) heeft gebeld en berichten heeft gestuurd, zich heeft begeven nabij de woning van aangeefster en nabij de kinderopvang van haar zoontje, terwijl zij dit niet wenste. Ondanks dat aangeefster meerdere malen heeft aangegeven dat verdachte haar met rust moest laten, bleef verdachte op obsessieve wijze contact met haar zoeken, waarbij hij haar uiteindelijk nadat de politie hem te kennen had gegeven een stopgesprek met hem te willen voeren op straat heeft klemgereden en in het bijzijn van haar zoontje heeft geslagen (feit 2). Hierdoor is aangeefster met haar zoontje op de arm op straat gevallen en hebben zij beiden letsel opgelopen. Aangeefster heeft dit alles als een ernstige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer ervaren. Zij heeft verklaard dat zij zich niet meer veilig voelde in haar eigen huis en dat zij hierdoor genoodzaakt was om te verhuizen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer naar objectieve maatstaven bezien zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
Feit 2
Verdachte ontkent dat hij ter plaatse is geweest en aangeefster heeft geslagen. De rechtbank ziet hiervoor in de aangifte, het geconstateerde letsel en de getuigenverklaring echter voldoende bewijs dat verdachte
ook dit feit heeft gepleegd. Het door de getuige opgegeven signalement komt overeen met dat van verdachte. Daarnaast komt ook het merk en kleur van de auto die de getuige noemt overeen met de auto van verdachte. De getuige verklaart namelijk over een zwarte BMW sedan en verdachte heeft op de zitting verklaard een zwarte BMW 316d uit 2013 te hebben. Dit is een sedan. De door de verdediging overgelegde getuigenverklaringen, waaruit zou moeten blijken dat verdachte kort voor het tijdstip waarop de mishandeling is gepleegd nog in de [adres] in Groningen is gezien, sluiten gezien de relatief korte afstand tussen beide plaatsen naar het oordeel van de rechtbank niet uit dat hij even na zessen met de auto in de [adres] in Groningen is geweest en de mishandeling heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 29 november 2022 tot en met 27 januari 2023 te Groningen wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
  • veelvuldig die [slachtoffer] te bellen (o.a. via Whatsapp) en
  • veelvuldig via social media (o.a. Whatsapp) berichten naar die [slachtoffer] te sturen en
  • zich meerdere malen hinderlijk voor/nabij de woning van die [slachtoffer] te begeven en zich daar in de directe omgeving op te houden en
  • meermalen zich te begeven nabij de kinderopvang van het zoontje van die [slachtoffer] en
  • meermalen die [slachtoffer] ongewenst te benaderen
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
2.
hij op 27 januari 2023 te Groningen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] in het gezicht te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1 primair belaging

2.mishandeling

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1 primair en feit 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 332 dagen met aftrek van het voorarrest. Hoewel het strafblad van verdachte zorgen baart en de reclassering denkt aan complexe problematiek die langdurig klinisch (in het kader van een tbs) behandeld moet worden, is er te weinig informatie voorhanden om bij verdachte een stoornis vast te stellen die oplegging van de tbs-maatregel mogelijk maakt. Naast een gevangenisstraf dient aan verdachte ex artikel 38v van het Wetboek van strafrecht (hierna: Sr) een locatie- en contactverbod te worden opgelegd voor de duur van drie jaren, waarbij per overtreding drie weken hechtenis wordt bevolen. De rechtbank wordt verzocht deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman wijst erop dat de deskundigen van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) geen conclusies hebben getrokken ten aanzien van het bestaan van een stoornis, het gevaar voor herhaling en de noodzaak tot behandeling. Hij heeft gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Ook heeft de raadsman verzocht om de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr te beperken tot een contactverbod. Een dergelijke maatregel zou maximaal een jaar moeten duren en ook de duur van de hechtenis bij overtreding dient te worden beperkt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van het NIFP, het PBC en de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van een vrouw die hij had leren kennen via zijn werk in de zorg. Verdachte heeft zich in dit contact, dat vriendschappelijk begon, al snel dwingend opgesteld. Hij heeft de vrouw veelvuldig overdag en s nachts gebeld en haar gedwongen hem te woord te staan. Hij heeft zich in de buurt van haar woning en de kinderopvang van haar zoontje opgehouden. Nadat zij hem geblokkeerd had, is hij gaan bellen met een anoniem nummer. Hij heeft zich niets aangetrokken van haar pogingen hem te laten stoppen met het zoeken van contact. Nadat hem duidelijk was geworden dat zij de politie had ingeschakeld, heeft hij aangeefster op straat klem gereden terwijl zij met haar zoontje op de fiets zat en heeft hij haar in bijzijn van haar zoontje geslagen waardoor zij met haar zoontje op straat is gevallen. De impact van zijn gedrag op aangeefster is enorm geweest, zoals ook blijkt uit haar schriftelijke
slachtofferverklaring. Aangeefster is uit angst voor verdachte verhuisd en vreest voor nieuwe slachtoffers als verdachte vrijkomt.
Verdachte bagatelliseert de feiten en legt de verantwoordelijkheid ervoor buiten zichzelf. Er is sprake van eerdere veroordelingen voor onder meer belaging, bedreiging en huiselijk geweld, hetgeen de rechtbank ernstige zorgen baart. De recente (niet onherroepelijke) veroordeling en voorlopige hechtenis voor stalking van een andere vrouw heeft verdachte er niet van weerhouden om aangeefster lastig te vallen en haar oproep hiermee te stoppen te negeren.
Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan onderzoek naar zijn persoonlijkheid door de reclassering en door de deskundigen van het PBC waar hij is geobserveerd. De reclassering ziet in het strafblad van verdachte en zijn proceshouding een groot gevaar voor herhaling en is van mening dat een langdurige klinische behandeling (in de vorm van tbs) nodig is om tot gedragsverandering te komen. De deskundigen van het PBC hebben door het beperkte onderzoek dat zij hebben kunnen uitvoeren (kort gezegd) geen betrouwbare uitspraken kunnen doen over het bestaan van een (forensisch relevante) psychische stoornis en de kans op herhaling en hebben zich onthouden van een advies ten aanzien van een eventuele behandeling in een strafrechtelijk kader.
De inhoud van het rapport van het PBC bevat onvoldoende gegevens om een uitspraak te kunnen doen over de aanwezigheid van een stoornis bij verdachte, de kans op herhaling en eventuele behandelbaarheid. Ook op basis van de overige processtukken en wat er op de zitting is besproken, kan de rechtbank niet tot de vaststelling komen dat er bij verdachte sprake is van een (voor de oplegging van tbs vereiste) ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Met de officier van justitie ziet de rechtbank op dit moment dan ook geen mogelijkheid om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Wel is, kijkend naar de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte, een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De rechtbank legt daarnaast een contact- en locatieverbod op in de vorm van de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v Sr. De rechtbank zal ter voorkoming van strafbare feiten bevelen dat verdachte zich onthoudt van contact met aangeefster en dat hij zich niet zal begeven in de [adres] waar aangeefster werkt.
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregelen op voor de duur van vijf jaren. Voor het geval niet aan deze maatregelen wordt voldaan zal drie weken hechtenis per overtreding worden opgelegd, met een maximum van in totaal zes maanden.
Gelet op de aard van de bewezenverklaarde gedragingen en de omstandigheid dat verdachte zelfs tijdens zijn voorarrest vanuit de gevangenis nog telefonisch contact heeft gezocht met aangeefster, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend jegens aangeefster zal gedragen. Daarom zullen de maatregelen dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 1.586,54 ter vergoeding van materiële schade en 3.200,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat de vordering van de benadeelde partij gelet op de door hem bepleite vrijspraak niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de kosten ten aanzien van de dubbel betaalde huur dienen te worden afgewezen, nu de benadeelde partij zelf de keuze heeft gemaakt om te verhuizen en dit geen rechtstreeks gevolg is van de feiten. Daarnaast heeft de raadsman de rechtbank verzocht om de gevorderde immateriële schade te matigen tot een bedrag van 1.000,00.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 primair en feit 2 bewezen verklaarde. Uit de toelichting bij de vordering blijkt dat de benadeelde partij zich sinds de belaging en mishandeling niet meer veilig voelde in haar eigen huis en zich daarom genoodzaakt voelde om te verhuizen, zodat verdachte haar niet meer zou weten te vinden. Zij heeft, zodra bekend was dat zij een andere huurwoning toegewezen zou krijgen, haar huur meteen opgezegd. De kosten van één maand dubbele huur die zij in verband hiermee heeft moeten maken zijn een rechtstreeks gevolg van de gedragingen van verdachte. Het materiële deel van de vordering is voor het overige voldoende onderbouwd en niet gemotiveerd bestreden. De rechtbank acht de gevorderde materiële schade daarom volledig toewijsbaar.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ook de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 primair en feit 2 bewezen verklaarde. De hoogte van de immateriële schade is goed onderbouwd. De rechtbank ziet geen grond voor matiging.
De vordering zal daarom worden in zijn geheel worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 januari 2023.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde
partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 332 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Maatregelen ex artikel 38v Sr

Legt op de maatregelen dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren:

- op geen enkele wijze direct of indirect contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] ,
geboren [geboortedatum] 1995,
- zich niet zal bevinden in de [adres] te Groningen.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregelen wordt voldaan. De duur van deze hechtenis bedraagt
drie wekenvoor iedere keer dat niet aan één van de maatregelen wordt voldaan met een maximum van in totaal
zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregelen niet op.
Beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregelen
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 4.786,54 (zegge: vierduizend zevenhonderd zesentachtig euro en vierenvijftig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 4.786,54 (zegge: vierduizend zevenhonderd zesentachtig euro en vierenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 1.586,54 aan materiële schade en
3.200,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 57 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. M.E. Joha en mr. H. Supèr, rechters, bijgestaan door mr. F.C.A. Fierstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 december 2023.
Mr. H. Supèr, mr. Joha en mr. Fierstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.