Parketnummer 18/019303-22 31
In de avond van 2 oktober 2022 kregen verbalisanten van de politie de melding zich te begeven naar de [adres] te Leeuwarden, alwaar een mishandeling zou plaatsvinden. Ter plaatse troffen zij op de grond achter de balie van [bedrijf] een persoon aan. Deze persoon, die later aangever [slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2] ) bleek te zijn, had zichtbaar een blauw oog.
32Hij had rode schaafplekjes op zijn keel en op zijn achterhoofd had hij een rode bult.
33Verbalisanten hoorden [slachtoffer 2] zeggen dat hij pijn had op zijn hoofd omdat hij daar was geslagen met een stok. Hierop is door verbalisanten een ambulance gebeld.
[slachtoffer 2] heeft de volgende dag aangifte gedaan waarin hij onder meer heeft verklaard dat hij op 2 oktober 2022 buiten de portiek van zijn woning stond. Op dat moment kwam er een auto aan waar een vrouw en drie mannen uitstapten. Eén van de mannen had een kaal hoofd en een rossig baardje. Een tweede man was gekleed in een zwart trainingspak.
34
In de portiek van zijn flat haalde de man in het zwarte trainingspak een ploertendoder uit zijn mouw tevoorschijn. De lange kale man pakte [slachtoffer 2] in een wurgklem door zijn arm om diens nek te houden. Vervolgens werd hij door de man in het trainingspak meermalen met een ploertendoder op zijn hoofd geslagen. Door de wurgklem kon hij geen lucht krijgen. [slachtoffer 2] werd tegen het lichaam getrapt door alle personen van de groep. Ook de vrouw deed mee.
35[slachtoffer 2] is de portiek uitgekomen. Buiten werd hij weer vastgepakt door de lange man.
36
Getuige [getuige 1] was aan het werk in [bedrijf] , zij zag [slachtoffer 2] voorbij rennen, gevolgd door een lange man met een kaal hoofd. De kale man kreeg [slachtoffer 2] te pakken en klemde met zijn arm om de keel van [slachtoffer 2] . Ze zag dat [slachtoffer 2] over de grond werd gesleept en hoorde daarbij een stikkend geluid uit zijn mond komen. [slachtoffer 2] zijn ogen keken naar binnen en het was voor getuige [getuige 1] zichtbaar dat hij in nood was. De man met een zwart Adidas vest riep tegen omstanders dat ze de kale man niet mochten aanraken. Getuige [getuige 1] zag dat [slachtoffer 2] een bult had bij zijn linkeroog en op zijn voorhoofd, bloed op zijn achterhoofd en bij zijn keel allemaal plekken.
37
Getuige [getuige 2] zag dat de man die de wurggreep had aangelegd, klappen gaf aan [slachtoffer 2] op het moment dat hij op de grond lag.
38
Op 18 oktober 2022 is medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna [medeverdachte 4] ) gehoord bij de politie.
39Hij heeft verklaard dat hij op 2 oktober 2022 met [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] was en dat hij het hoofd van [slachtoffer 2] tussen zijn armen heeft vastgehouden.
40Hij verklaarde voorts dat medeverdachte [medeverdachte 3] gekleed was in een zwart trainingspak.
41
Op 25 oktober 2022 is verdachte gehoord.
42Ze heeft onder meer verklaard dat er is geslagen en geschopt. Ze zag dat [slachtoffer 2] door [medeverdachte 4] werd vastgehouden en door [medeverdachte 2] werd geslagen. Nadat [slachtoffer 2] door [medeverdachte 4] was beetgehouden viel hij op de grond. [medeverdachte 2] is vervolgens op hem in gaan slaan en schoppen.
43
Op 24 november 2022 is medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna [medeverdachte 3] ) gehoord bij de politie.
44[medeverdachte 3] is de neef van [medeverdachte 4] en de partner van verdachte. Hij heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 2] een trap had gegeven aan [slachtoffer 2] . Op een gegeven moment pakte [medeverdachte 4] [slachtoffer 2] bij zijn keel beet en door [medeverdachte 2] werd hij geslagen en getrapt.
45Hij verklaarde voorts dat [medeverdachte 4] kaal is en een rode baard heeft.
46
Op 10 oktober 2022 is onder [medeverdachte 3] een ploertendoder aangetroffen en inbeslaggenomen.
47Op 25 oktober 2022 is [slachtoffer 2] opnieuw gehoord. Bij het tonen van de ploertendoder verklaart [slachtoffer 2] deze te herkennen als zijnde de ploertendoder waarmee hij is geslagen. Hij herkent dit wapen aan het handvat met strepen.
48
Op 1 november 2022 is [slachtoffer 2] onderzocht door een forensisch arts van GGD Fryslân. De forensisch arts concludeert dat er op het voorhoofd boven het rechter oog een pijnlijke zwelling zichtbaar is met een doorsnede van drie centimeter. Op en voorop het hoofd zijn pijnlijke plekken. Boven het linker oog is er sprake van drukpijn op de oogkas en aan de buitenooghoekkant is nog enige huidverkleuring zichtbaar. De hals, nek en nekspieren zijn drukpijnlijk en [slachtoffer 2] ervaart pijn bij het slikken. Op de linker pols en knokkel op de linker hand zijn genezende wonden zichtbaar. Er is voorts een zwelling zichtbaar onder de knieschijf en er zit vocht in het gewricht. Aan de binnenzijde van de knie was sprake van drukpijn. De arts concludeert dat de pijnlijke plekken waarschijnlijk zijn ontstaan als gevolg van kneuzingen.
49
Identiteit lange kale man en man in zwart trainingspak
Uit de verklaringen van verdachte en de medeverdachten leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 4] de persoon is die door [slachtoffer 2] en getuigen werd omschreven als de kale lange man met een rode baard. Uit het dossier concludeert de rechtbank voorts dat [medeverdachte 3] de man was in het zwarte trainingspak. Volgens de verklaring van [medeverdachte 4] droeg [medeverdachte 3] die dag immers een zwart trainingspak.
Feit 1
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met haar medeverdachten, de tenlastegelegde goederen van [slachtoffer 2] heeft weggenomen met het oogmerk zich deze goederen wederrechtelijk toe te eigenen.
Uit het dossier blijkt weliswaar duidelijk dat er meerdere goederen van [slachtoffer 2] zijn weggenomen, maar niet blijkt dat verdachte zelf goederen van [slachtoffer 2] heeft weggenomen. Verdachte heeft verklaard dat zij heeft gezien dat medeverdachte [medeverdachte 2] de telefoon, een pas en een sok met drugs van [slachtoffer 2] heeft weggenomen. Er zijn geen aanwijzingen in het dossier dat er sprake is geweest van een gezamenlijk plan van verdachte en (een van) de medeverdachte(n) om goederen van [slachtoffer 2] weg te nemen.
Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, acht de rechtbank de enkele aanwezigheid van verdachte tijdens het wegnemen en vervoeren van de goederen onvoldoende om aan te nemen dat verdachte het oogmerk heeft gehad op het zich wederrechtelijk toe-eigenen van de goederen of dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking gericht op die wederrechtelijke toe-eigening. Dat verdachte er later mee instemde dat de goederen naar haar woning zijn gebracht maakt dat niet anders, nu de wegnemingshandeling toen al had plaatsgevonden.
Uit vorenstaande volgt dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Op grond van de aangifte, de getuigenverklaringen en het forensisch deskundig verslag acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer 2] .
Anders dan de raadsman heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 2] in zijn aangifte de betrokkenheid van verdachte voldoende duidelijk en concreet heeft beschreven. [slachtoffer 2] benadrukt in zijn verklaring dat hij door alle personen van de groep werd getrapt en benoemt daarbij specifiek dat ook de vrouw mee heeft gedaan. Verdachte is de enige vrouw in het gezelschap. Uit deze verklaring volgt voorts dat [slachtoffer 2] eerst in een nekklem is vastgehouden, vervolgens met een ploertendoder op zijn hoofd is geslagen en daarna door verdachte en medeverdachten is geschopt. De verklaring van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door het forensisch letsel rapport en het proces-verbaal bevindingen van de verbalisanten ter plaatse waarin onder meer het op het hoofd, nek en hals waargenomen letsel wordt beschreven.
Door aldus te handelen heeft verdachte een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld dat op dat moment in de portiek gaande was. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het door de groep waartoe verdachte behoorde uitgeoefende geweld heeft bestaan uit het slaan tegen het hoofd met een ploertendoder, het stompen en trappen tegen het hoofd en lichaam, het gedurende enige tijd vasthouden in een nekklem, het naar de grond werken en meeslepen van [slachtoffer 2] .
Uit vorenstaande volgt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht ten aanzien van parketnummer 18/327235-22 feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 en ten aanzien van parketnummer 18/019303-22 feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/327235-22
1
zij in de periode omvattende de dagen 28 september 2022 en 29 september 2022 in de provincie Friesland, aan de openbare weg tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] op verschillende locaties heeft gedwongen tot de afgifte van
- door middel van pintransacties verkregen hoeveelheden geld, te weten
bij een Geldmaat aan de [adres] te [plaats] 500,00 euro en bij de [bedrijf] aan [adres] te Leeuwarden ter waarde van 30,48 euro en
- een bankpas en
- de sleutels van de kamer van [slachtoffer 1] , door
- onder valse voorwendselen met [slachtoffer 1] te [plaats] af te spreken, en vervolgens terwijl [slachtoffer 1] zich bij verdachte en haar medeverdachten in de auto bevond en met hen meereed,
- [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd te stompen en
- [slachtoffer 1] een mes te tonen;
waardoor [slachtoffer 1] werd gedwongen tot bovenomschreven afgifte;
2
zij in de periode omvattende de dagen 28 september 2022 en 29 september 2022 in de provincie Friesland, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen,
- een laptop die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door tezamen en in vereniging
- onder valse voorwendselen met [slachtoffer 1] te [plaats] af te spreken, en terwijl [slachtoffer 1] zich bij verdachte en haar medeverdachten in die auto bevond en met hen meereed,
- [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd te stompen en
- [slachtoffer 1] een mes te tonen.
3
zij in de periode omvattende de dagen 28 september 2022 en 29 september 2022 in de provincie Friesland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- onder valse voorwendselen te [plaats] met [slachtoffer 1] af te spreken, en terwijl [slachtoffer 1] zich bij verdachte en haar medeverdachten in die auto bevond en met hen meereed,
- [slachtoffer 1] tegen het hoofd te stompen en te slaan en
- [slachtoffer 1] een mes te tonen en zodoende [slachtoffer 1] gedurende enige tijd van de vrijheid te beroven en beroofd te houden;
Parketnummer 18/019303-22
2
zij op 2 oktober 2022 te Leeuwarden, openlijk, te weten aan de openbare weg, de [adres] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , door
- [slachtoffer 2] meermalen in een nekklem te nemen, en vervolgens vast te houden en zo doende [slachtoffer 2] gedurende enige tijd de nek/hals af te klemmen, waardoor het voor [slachtoffer 2] gedurende enige tijd nagenoeg niet mogelijk was adem te halen en
- [slachtoffer 2] met een zogenoemde ploertendoder, tegen het hoofd te slaan en
- [slachtoffer 2] naar de grond te werken en over de grond te slepen en
- [slachtoffer 2] tegen het hoofd en andere delen van het lichaam te trappen en te stompen;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/327235-22
1. primair: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2. primair: diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
3. medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Parketnummer 18/019303-22
2. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 462 dagen waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met de bijzondere voorwaarden zoals schriftelijk geadviseerd en ter terechtzitting aangevuld door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf gevorderd voor de duur van 240 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit.
Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring stelt de raadsman zich op het standpunt dat, gelet op de zeer beperkte rol van verdachte in de tenlastegelegde feiten, er een forse taakstraf dient te worden opgelegd of een gevangenisstraf dient te volgen gelijk aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Indien dit niet toereikend is, bepleit de raadsman het opleggen van een langere voorwaardelijke gevangenisstraf. Mocht verdachte langer in detentie moeten verblijven, dan dreigt zij haar dochter kwijt te raken.
Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden stelt de raadsman zich op het standpunt dat deze conform het advies van de reclassering kunnen worden opgelegd, met uitzondering van de geadviseerde elektronische monitoring en het contactverbod met haar vriend, [medeverdachte 3] . Verdachte heeft zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis aan bijzondere voorwaarden gehouden en de raadsman stelt dat er geen noodzaak meer is voor het opleggen van een elektronische monitoring.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de reclasseringsrapporten van 31 maart 2023 en 11 en 13 april 2023 en het uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 augustus 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van diefstal en afpersing van een persoon die op dat moment door haar en haar medeverdachten van zijn vrijheid werd beroofd. Het slachtoffer werd in een rijdend voertuig gedurende meerdere uren blootgesteld aan dreigementen en geweld en heeft urenlang in angst geleefd. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring en de toelichting op de door het slachtoffer ingediende vordering blijkt dat de gevolgen voor het slachtoffer zeer ingrijpend zijn geweest. Het slachtoffer beschrijft dat hij heeft gevreesd voor zijn leven en dat hij zich niet meer veilig voelt. Het voorval roept maanden later nog steeds heftige emoties bij hem op. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, ook omdat verdachte maar in beperkte mate verantwoordelijkheid neemt voor haar aandeel in de feiten.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen een persoon. Het handelen van verdachte en haar mededaders heeft pijn en letsel bij het slachtoffer veroorzaakt en zijn lichamelijke integriteit ernstig aangetast.
Bovendien heeft verdachte het bewezen verklaarde feit aan de openbare weg gepleegd. Dergelijke zeer ernstige strafbare feiten plegen grote indruk te maken op omstanders die daarvan (ongewild) getuige zijn. Hierdoor worden gevoelens van onveiligheid en angst in de maatschappij versterkt.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat de rol van verdachte bij de bewezenverklaarde feiten relatief beperkt is geweest. Verdachte heeft bij de openlijke geweldpleging gedurende een kortdurend moment geweld gepleegd en onttrok zich daarna aan het geweld. Vervolgens heeft zij geprobeerd verdere geweldshandelingen te stoppen.
Ten aanzien van de diefstal, de afpersing en de wederrechtelijke vrijheidsberoving overweegt de rechtbank dat verdachte niet gedurende de gehele periode aanwezig is geweest en zelf geen geweld heeft gepleegd, noch zelfstandig geld of goederen van het slachtoffer heeft weggenomen of heeft laten afgeven.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 14 augustus 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Persoon van dader
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, opgesteld door reclasseringswerker mevrouw [naam] . De deskundigen van Reclassering Nederland, mevrouw [naam] en de heer [naam] hebben ter terechtzitting de inhoud van de rapporten bevestigd en nader aangevuld. De reclassering acht het risico op recidive gemiddeld. Het risico op letselschade wordt ingeschat als hoog en het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. De reclassering acht de leefgebieden middelengebruik, financiën en sociaal netwerk criminogeen en risicoverhogend. De leefgebieden dagbesteding, psychosociaal functioneren en relatie met partner zijn delictgerelateerd. Verdachte heeft aan de reclassering aanvankelijk beperkte openheid van zaken gegeven omtrent haar middelengebruik.
Mogelijk heeft verdachte haar middelengebruik en behoefte aan geld een rol gespeeld in haar deelname in
onderhavige strafzaken.
De reclassering ervaart de houding van verdachte als berekenend en minimaliserend ten aanzien van haar aandeel in de tenlastegelegde feiten. Verdachte begeeft zich in sociale kringen en een partnerrelatie met criminaliteit en cocaïne gebruik waartegen zij geen weerstand kan of wil bieden. De reclassering beschouwt betrokkene haar motivatie en wil om in het belang van haar dochter niet opnieuw met justitie in aanraking te komen als beschermend. Bij het opleggen van een straf adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, training cognitieve vaardigheden (COVA-training), drugsverbod, alcoholverbod, contactverbod, locatieverbod, locatiegebod met elektronische monitoring, en dagbesteding.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zouden worden. In beginsel zou een aanmerkelijk langere detentie dan de duur van het voorarrest passend zijn. De rechtbank houdt echter in strafmatigende zin rekening met de meer beperkte rol die verdachte heeft gespeeld bij de feiten en met haar persoonlijke omstandigheden. Zij heeft zich gedurende lange tijd aan vrijheidsbeperkende schorsingsvoorwaarden gehouden, heeft een positieve ontwikkeling laten zien gedurende de schorsing en is alleenstaande ouder van een dochter, die naar aanleiding van het voorarrest van verdachte uithuisgeplaatst is en met wie het contact in een opbouwende fase verkeert, gericht op thuisplaatsing. Oplegging van een gevangenisstraf van langere duur dan het voorarrest zou die ontwikkelingen doorkruisen. De rechtbank is alles overziend van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 462 dagen passend en geboden is. Hiervan zal de rechtbank een gedeelte van 365 dagen voorwaardelijk opleggen. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf op voor de duur van 240 uren. Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, het risico op recidive en de noodzaak om voor een langere periode toezicht, behandeling en begeleiding te kunnen bieden, stelt de rechtbank de proeftijd op 3 jaren en verbindt daaraan de door de reclassering voorgestelde voorwaarden, met uitzondering van het locatiegebod voor de [adres] in Leeuwarden en met een beperkter verbod voor (de omgeving van) [plaats] dan geadviseerd. De rechtbank ziet aanleiding om te bepalen dat de elektronische monitoring gedurende maximaal de eerste zes maanden van de proeftijd kan worden toegepast.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan zonder het strakke kader dat wordt geboden door de voorgestelde bijzondere voorwaarden. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van 5.865,48 ter zake van materiële schade en 4.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 19.875,42 ter zake van materiële schade en 4.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Ten aanzien van de materiële schade van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie gevorderd een bedrag toe te wijzen van 915,48. Dit betreft de schade die is ontstaan bij het pinnen in [plaats] , het betalen bij tankstation [bedrijf] en de diefstal van de telefoon en laptop van [slachtoffer 1] . Ten aanzien van de overige materiële schade vordert de officier van justitie de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
De officier van justitie acht de vordering ten aanzien van de immateriële schade voldoende onderbouwd en vordert derhalve de volledige toewijzing daarvan met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente. Bovendien vordert de officier van justitie de toepassing van hoofdelijke aansprakelijkheid.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Ten aanzien van de materiële schade van [slachtoffer 2] vordert de officier van justitie de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te verklaren wegens het ontbreken van een onderbouwing.
De officier van justitie acht de vordering ten aanzien van de immateriële schade voldoende onderbouwd en vordert derhalve de volledige toewijzing daarvan, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente. Bovendien vordert de officier van justitie de toepassing van hoofdelijke aansprakelijkheid.
Standpunt van de verdediging
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat [slachtoffer 1] in de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank, waarbij de raadsman verzoekt rekening te houden met de geringe rol van verdachte.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat [slachtoffer 2] in de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair stelt de raadsman dat de het gevorderde bedrag aan immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van 1.000,00.
Oordeel van de rechtbankBenadeelde partij [slachtoffer 1] Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de gestelde materiële schade van het gepinde bedrag van 500,00, de betaling van 30,48 en de weggenomen laptop is geleden en rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/327235-22 bewezen verklaarde. De vordering ten aanzien van de materiële schade zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van 830,48.
Immateriële schade
De rechtbank overweegt dat de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade kan worden gekwalificeerd als gevolg van het oplopen van lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid sub b, van het Burgerlijk Wetboek. Bij de bepaling van de hoogte van de schade houdt de rechtbank in het bijzonder rekening met de aard, ernst en duur van het letsel, de pijn, de intensiteit van het verdriet en de gederfde levensvreugde en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, de aard van aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt en de bedragen die door Nederlandse rechters in (enigszins) vergelijkbare gevallen zijn toegekend. De benadeelde is meermalen in zijn gezicht gestompt en bedreigd met een mes. Hij is urenlang van zijn vrijheid beroofd gehouden. De impact daarvan op zijn leven is dusdanig groot geweest dat hij na deze gebeurtenissen zichzelf zodanig heeft verwaarloosd dat hij moest worden opgenomen en behandeld in het ziekenhuis. De hoogte van de immateriële schade wordt gelet op het voorgaande door de rechtbank geschat op 4.000,00.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover (een van) de mededaders de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 29 september 2022.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 96 dagen. Ook daarbij wordt de wettelijke rente berekend.
Verdachte is van haar schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd indien zij of (een van) de mededaders heeft/hebben voldaan aan een van de verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Benadeelde partij [slachtoffer 2] Materiële schade
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/019303-23 bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom in zoverre niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat benadeelde partij [slachtoffer 2] immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/019303-23 bewezenverklaarde feit. Bij de bepaling van de hoogte van de schade houdt de rechtbank in het bijzonder rekening met de aard, ernst en duur van het letsel, de pijn, de intensiteit van het verdriet en de gederfde levensvreugde en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, de aard van aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt en de bedragen die door Nederlandse rechters in (enigszins) vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Tegen de benadeelde is zodanig geweld gepleegd dat hij dacht dat hij het niet zou overleven. Bij hem is meermalen een nekklem aangelegd en hij is met een ploertendoder tegen het hoofd geslagen. Ook is hij tegen het lichaam geschopt. Het letsel is gelukkig relatief beperkt gebleven. Dat deze gebeurtenis psychische schade tot gevolg heeft gehad staat voor de rechtbank wel vast, maar de daarvoor gegeven beperkte onderbouwing maakt dat de rechtbank aanleiding ziet het gevorderde bedrag te matigen. De vordering ten aanzien van de immateriële schade zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van 2.000,00 en voor het overige worden afgewezen.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover (een van) de mededader(s) de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 2 oktober 2022.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 40 dagen. Ook daarbij wordt de wettelijke rente berekend.
Verdachte is van haar schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd indien zij of (een van) de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan een van de verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 141, 282, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel
ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/019303-23 feit 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/327235-22 onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 en onder parketnummer 18/019303-23 feit 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 462 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 365 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, dient te blijven melden, zo lang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde zich laat behandelen door forensische polikliniek [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter bepaling van de reclassering. De behandeling start op het moment dat er plaats is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde deelneemt aan de training cognitieve vaardigheden en zich houdt aan de aanwijzingen en huisregels die in dat kader worden of zijn gesteld;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt zal onthouden van het gebruik van drugs en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloed- of urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak en door welke controlemiddelen veroordeelde wordt gecontroleerd;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht, op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
Medeverdachte [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ;
Medeverdachte [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] ;
Medeverdachte [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ;
Medeverdachte [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ;
Slachtoffer [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] ;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in [plaats] , zolang de reclassering dit verbod nodig vindt;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres, zolang de reclassering dit nodig vindt. Veroordeelde verplicht zich ten behoeve van de naleving van dit gebod mee te werken aan elektronische monitoring. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast. Bij start van het locatiegebod hoeft betrokkene op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres aanwezig zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft betrokkene een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. De reclassering kan de genoemde bloktijden veranderen.;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, bestaande uit (on-)betaald werk, in ieder geval met een vaste structuur en zulks ter beoordeling van en in overleg met de reclassering. Dit mag geen dagbesteding zijn in de [bedrijf] van de familie van medeverdachte [medeverdachte 3] .
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
een taakstraf voor de duur van 240 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van 18/327235-22 feiten 1, 2 en 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 1] te betalen:
- het bedrag van 4.830,48 (zegge: vierduizendachthonderddertig euro en achtenveertig eurocent);
- de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 september 2022 tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 4.830,48 (zegge: vierduizendachthonderddertig euro en achtenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 830,48 aan materiële schade en 4.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 48 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van 18/019303-23 feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 2] te betalen:
- het bedrag van 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro);
- de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft de gevorderde materiële schade niet- ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 2.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de
Wijst de vordering voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af. betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. S.T. Kooistra en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. E.A. Gaastra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 oktober 2023.
Mr. C. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpaginas betreft dit delen van ambtsedige
processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer NN1RO22102 (onderzoek Azul), doorgenummerd 1 tot en met 557.
25 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 12 september 2023.
27 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 12 september 2023.
30 HR 10 april 2007, LJN AZ5713.
31 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpaginas betreft dit delen van ambtsedige
processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer NN1R0022103 (onderzoek Bagabag), doorgenummerd 1 tot en met 186.