ECLI:NL:RBNNE:2023:5514

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
18-124538-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldigverklaring voor belaging van een politieambtenaar met voorwaardelijke gevangenisstraf

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van belaging van een politieambtenaar. De verdachte had in de periode van 5 januari 2023 tot en met 21 februari 2023 herhaaldelijk contact gezocht met de aangeefster via het politie-telefoonnummer, met als doel haar te dwingen tot contact. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door de frequentie en aard van zijn belaging vrees heeft aangejaagd bij de aangeefster. De verdachte werd schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit van belaging, terwijl hij werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van twee jaar, om het risico op recidive te verkleinen. De rechtbank weegt hierbij de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank besloot geen taakstraf op te leggen, omdat de verdachte na de gedragsaanwijzing geen contact meer had gezocht met de aangeefster. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/124538-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 oktober 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 oktober 2023. Verdachte is verschenen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 5 januari 2023 tot en met 21 februari 2023 te [adres] , gemeente Noardeast-Fryslân, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door (telkens)
- hinderlijk en/of ongewenst en/of (be)dreigend via het politie-telefoonnummer (0900-8844) contact te zoeken met die [slachtoffer] met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 5 januari 2023 tot en met 21 februari 2023 te [adres] , gemeente Noardeast-Fryslân, althans in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten de familie van die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het dulden van een herhaaldelijk en/of (be)dreigend verzoek om contact met die [slachtoffer] door verdachte, door (telkens) aan de centralist van het politie-telefoonnummer 0900-8844 te vragen om contact met die [slachtoffer] en/of aan die centralist door te geven dat als het contact niet tot stand zou komen, hij de familie van die [slachtoffer] zal opzoeken;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair tenlastegelegde feit, gelet op de aangifte, de klacht en het proces-verbaal waarin een viertal gesprekken van verdachte naar het landelijke telefoonnummer van de politie zijn uitgewerkt.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij integraal dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de primair tenlastegelegde belaging heeft verdachte aangevoerd dat er geen sprake is geweest van een wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Verdachte heeft gebeld naar het landelijke nummer van de politie met het doel doorverbonden te worden met aangeefster.
Nu hij niet kon worden doorverbonden, heeft hij ervoor gekozen meermalen terug te bellen om met haar in contact te komen. Het was hierbij voor verdachte niet duidelijk dat aangeefster op dat moment geen contact met hem wilde.
Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde dwang heeft verdachte aangevoerd dat hij geen opzet heeft gehad op het uitoefenen van dwang op aangeefster. Verdachte had tevergeefs brieven gestuurd en telefonisch contact gezocht met aangeefster en hij zag geen andere mogelijkheid dan, als aangeefster niet op zijn contactverzoeken zou reageren, de moeder van aangeefster te gaan benaderen.
Oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen 1

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en zal ten aanzien van het bewezen verklaarde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte de feitelijke handelingen duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Uit het proces verbaal van aangifte
2, de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting
3en het proces verbaal waarin de belgeschiedenis van de telefoon van verdachte is beschreven
4blijkt genoegzaam dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de wijze zoals hierna is bewezen verklaard.
Nadere bewijsoverweging
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat door zijn feitelijke handelingen geen sprake is geweest van een wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Met betrekking tot het hiervoor weergegeven standpunt overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr verschillende factoren van belang zijn, te weten: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Ter terechtzitting heeft verdachte onder meer verklaard dat hij in de tenlastegelegde periode ongeveer dertig keer heeft gebeld met het landelijke politienummer met het doel aangeefster te spreken. Deze verklaring komt overeen met de belgeschiedenis van de telefoon van verdachte. Uit het proces verbaal van de uitgeluisterde telefoongesprekken tussen verdachte en de meldkamer van de politie blijkt dat verdachte meermalen is uitgelegd dat doorverbonden worden met aangeefster niet mogelijk is. Desondanks heeft verdachte op verschillende dagen en tijden teruggebeld met hetzelfde verzoek.
Verdachte wilde met aangeefster in contact komen om, zoals hij zelf heeft verklaard, een vraag te stellen. In zijn pogingen om met aangeefster in contact te komen is verdachte doorgeschoten en heeft hij gelet op de duur, frequentie en aard van de belagingshandelingen aangeefster hiermee vrees aangejaagd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wel degelijk sprake is geweest van wederrechtelijkheid en daarmee belaging.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 5 januari 2023 tot en met 21 februari 2023 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door telkens
- hinderlijk en ongewenst via het politie-telefoonnummer (0900-8844) contact te zoeken met [slachtoffer] met het oogmerk [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, en vrees aan te jagen;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.primair: belaging.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 150 uren.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft gelet op de door hem bepleite vrijspraak geen standpunt ingenomen over de strafmaat.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdachte.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Belaging is een ernstig feit nu het gaat om een misdrijf gericht tegen de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Een slachtoffer ondervindt door belaging in veel gevallen gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank rekent het verdachte te meer aan, omdat hij een politiefunctionaris die beroepsmatig handelde lastig is gaan vallen en daarbij heeft aangegeven ook de familie van het slachtoffer te willen benaderen.
Persoon van verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 3 mei 2023. Uit die documentatie blijkt dat verdachte weliswaar lang geleden eerder onherroepelijk is veroordeeld voor belaging.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, opgesteld op 6 oktober 2023 door reclasseringswerker de heer [naam] . De reclassering heeft geen risicotaxatie kunnen uitvoeren, maar acht het evident zorgelijk dat verdachte wederom voor belaging in aanraking is gekomen met justitie. Gelet op de weinig invloed die reclassering in het verleden heeft gehad op gedragsverandering bij verdachte, adviseren zij bij een veroordeling geen reclasseringstoezicht op te leggen.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zouden worden. De rechtbank zal een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 3 maanden om het risico op recidive te verkleinen en de verdachte te motiveren zich te onthouden van soortelijke gedragingen. Anders dan de officier van justitie heeft geëist zal de rechtbank geen taakstraf opleggen, omdat verdachte na zijn gedragsaanwijzing geen contact meer heeft gezocht met aangeefster. Gelet op het reclasseringsadvies zal de rechtbank aan de voorwaardelijke straf geen bijzondere voorwaarden verbinden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. E.P. van Sloten en mr. A. Dantuma- Hieronymus, rechters, bijgestaan door mr. E.A. Gaastra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 oktober 2023.
Mr. E.P. van Sloten en mr. A. Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpaginas betreft dit delen van ambtsedige
processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL0100-2023037772, doorgenummerd 1 tot en met 53.
2 Paginas 8 en 9.
3 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 10 oktober 2023.
4 Pagina 31.