ECLI:NL:RBNNE:2023:5508

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
18-268237-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging doodslag met terbeschikkingstelling en gevangenisstraf

Op 19 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een poging doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 oktober 2022 samen met anderen het slachtoffer in een nekklem heeft genomen en met een ploertendoder op het hoofd heeft geslagen. Het slachtoffer heeft hierdoor ernstige pijn en angst ervaren en kon gedurende enige tijd niet ademhalen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van poging doodslag en hem een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de verdachte noodzakelijk is, gezien zijn psychische problematiek en het risico op recidive. De rechtbank heeft daarom terbeschikkingstelling met voorwaarden gelast, ondanks een negatief advies van de reclassering over de haalbaarheid van deze maatregel. De rechtbank heeft ook een maatregel tot gedragsbeïnvloeding opgelegd, om de behandeling en begeleiding na de terbeschikkingstelling te waarborgen. De vordering van de benadeelde partij, die immateriële schade claimde, is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte hoofdelijk aansprakelijk heeft gesteld voor de schadevergoeding.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-268237-22,
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-299452-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 december 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit eindvonnis is gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting van 11 september 2023 en 05 december 2023.
Verdachte is telkens verschenen, op 11 september 2023 bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden en op 5 december 2023 bijgestaan door mr. E. Albayrak, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is telkens ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Parketnummer 18-268237-22
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 2 oktober 2022 te [adres] , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of verdachtes mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] zogenoemd in een nekklem heeft genomen, althans met een arm om de nek/hals heeft vastgepakt en (vervolgens) vastgehouden en/of (vervolgens) (zodoende) die [slachtoffer] gedurende enige tijd in de nek/hals heeft geknepen, althans de nek/hals heeft afgeklemd, waardoor het voor die [slachtoffer] gedurende enige
tijd (nagenoeg) niet mogelijk was adem te halen en/of
- die [slachtoffer] met een zogenoemde ploertendoder, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of
  • die [slachtoffer] naar de grond heeft gewerkt en/of over de grond heeft gesleept en/of
  • die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of een of meer ander(e) de(e)1(en) van het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of gestompt en/of geslagen en/of
  • die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Ik maak je dood, ik vermoord je.", althans woorden van gelijk aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 oktober 2022 te [adres] , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • die [slachtoffer] zogenoemd in een nekklem heeft genomen, althans met een arm om de nek/hals heeft vastgepakt en (vervolgens) vastgehouden en/of (vervolgens) (zodoende) die [slachtoffer] gedurende enige tijd in de nek/hals heeft geknepen, althans de nek/hals heeft afgeklemd, waardoor het voor die [slachtoffer] gedurende enige tijd (nagenoeg) niet mogelijk was adem te halen en/of
  • die [slachtoffer] met een zogenoemde ploertendoder, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of
  • die [slachtoffer] naar de grond heeft gewerkt en/of over de grond heeft gesleept en/of
  • die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of een of meer ander(e) de(e)1(en) van het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 oktober 2022 te [adres] , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, openlijk, te weten op en/of aan de openbare weg, de [adres] , in elk geval op en/of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] zogenoemd in een nekklem te nemen, althans met een arm om de nek/hals vast te pakken en (vervolgens) vast te houden en/of (vervolgens) (zo doende) die [slachtoffer] gedurende enige tijd in de nek/hals te knijpen, althans de nek/hals af te klemmen, waardoor het voor die [slachtoffer] gedurende enige tijd (nagenoeg) niet
mogelijk was adem te halen en/of
  • die [slachtoffer] met een zogenoemde ploertendoder, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd te slaan en/of
  • die [slachtoffer] naar de grond te werken en/of over de grond te slepen en/of
  • die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of een of meer ander(e) de(e)1(en) van het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of te stompen en/of te slaan
terwijl dit door hem gepleegde geweld al dan niet enig lichamelijk letsel, te weten meerdere verwondingen en/of schrammen en/of bloeduitstortingen aan het hoofd en/of de hals/nek en/of rug en/of knie een of meer ander(e) de(e)1(en) van het lichaam en/of kneuzingen aan de keel en/of nek en/of een knie en/of de borstkas, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 2 oktober 2022 te [adres] , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, (op en/of aan de openbare weg, de [adres] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een rijbewijs en/of een of meer bankpas(sen) en/of een telefoontoestel en/of een of meer sleutel(s) en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal zogenoemd in een nekklem te nemen, althans met een arm om de nek/hals vast te pakken en (vervolgens) vast te houden en/of (vervolgens) (zo doende) die [slachtoffer] (telkens) gedurende enige tijd in de nek/hals te knijpen, althans de nek/hals af te knijpen, waardoor het voor die [slachtoffer]
(telkens) gedurende enige tijd (nagenoeg) niet mogelijk was adem te halen en/of
  • die [slachtoffer] met een zogenoemde ploertendoder, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd te slaan en/of
  • die [slachtoffer] naar de grond te werken en/of over de grond te slepen en/of
  • die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of een of meer ander(e) de(e)1(en) van het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of te stompen en/of te slaan en/of
  • die [slachtoffer] en/of verdachtes mededaders de woorden toe te voegen: "Zakken leeg." en/of "Haal zijn zakken leeg.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
Parketnummer 18-299452-21
hij in of omstreeks periode 3 februari 2021 tot en met 5 februari 2021, te [adres] , in de gemeente Leeuwarden, in elk geval in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een (35 kilometer-)auto (merk Canta type LX kleur wit) en/of de bij de auto horende autosleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als geleend voorwerp,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de van periode 3 februari 2021 tot en met 5 februari 2021, te [adres] , in de gemeente Leeuwarden, in elk geval in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (35 kilometer-)auto (merk Canta type LX kleur wit) en/of de bij de auto horende autosleutel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Overwegingen na tussenvonnis

De rechtbank sluit zich voor wat betreft de beoordeling van het bewijs, de bewezenverklaring, de strafbaarheid van het bewezen verklaarde en de strafbaarheid van de verdachte aan bij hetgeen de rechtbank daartoe in het tussenvonnis van 10 oktober 2023 heeft overwogen en hieronder is weergegeven.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18-268237-22
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair en feit 2.
Ten aanzien van feit 1 primair heeft hij aangevoerd dat uit de aangifte, het forensisch geneeskundig letselverslag en getuigenverklaringen blijkt dat verdachte een nekklem heeft aangelegd bij [slachtoffer] , zowel binnen de portiek als buiten bij [bedrijf] . Het dichtknijpen van de keel kan grote schade toebrengen met de dood tot gevolg. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de hals kwetsbare en vitale weke delen bevinden en dat het met kracht dichtknijpen van de keel de dood tot gevolg kan hebben.
Daarnaast werd [slachtoffer] door een medeverdachte met een ploertendoder op zijn hoofd geslagen en werd hij geschopt en geslagen. Deze gedragingen in onderling verband en samenhang bezien zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat het (volle) opzet van verdachte daarop gericht was.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte daarvan wordt vrijgesproken. Uit het dossier en de daarin opgenomen verklaringen blijkt niet van enige betrokkenheid van verdachte bij deze handelingen.
Parketnummer 18-299452-21
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair tenlastegelegde feit. Hij voert hiertoe aan dat uit de aangifte en de getuigenverklaringen blijkt dat verdachte op enig moment de sleutel van de auto in zijn bezit heeft gekregen. Aangever heeft meerdere keren aan verdachte gevraagd om de sleutels terug te geven. Hierop werd verdachte uiteindelijk boos omdat er kennelijk een aanbetaling was gedaan voor de auto. Hieruit volgt dat verdachte zich de auto heeft toegeëigend terwijl hij de auto aanvankelijk had geleend. Gelet op vorenstaande acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18-268237-22
De raadsvrouw heeft betoogd dat ten aanzien van de tenlastegelegde poging doodslag geen sprake is geweest van boos opzet. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] onbetrouwbaar zijn. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat getuige [getuige 1] niets heeft kunnen zien van het voorval en dat uit het tapgesprek van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat ze [getuige 1] heeft opgezocht om haar vriend te helpen met een voor hem ontlastende verklaring. Getuige [getuige 2] kent [slachtoffer] en heeft alleen van een afstand gekeken. Ze heeft verklaard dat [slachtoffer] door verdachte over de grond zou zijn gesleept waarbij zijn schoenen zouden zijn uitgegaan. Er zijn geen andere getuigen die hierover verklaren. Daarnaast stond zij binnen en speelde de situatie zich buiten af. Het is dus onwaarschijnlijk dat zij stikkende geluiden heeft kunnen waarnemen of dat zij heeft kunnen zien dat [slachtoffer] zijn ogen naar binnen stonden. Hieruit volgt dat de situatie zwaarder is aangezet dan wat er daadwerkelijk is gebeurd. Gelet op vorenstaande heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank tot bewezenverklaring van voorwaardelijk opzet op de dood zou kunnen komen.
Ten aanzien van de onder feit 2 tenlastegelegde diefstal met geweld heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft niets meegekregen van de diefstal en is na het voorval niet met medeverdachten meegegaan naar de woning van [medeverdachte 1] . Daarnaast heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het geweld niet is toegepast met het oogmerk op enige wijze de diefstal te bevorderen.
Parketnummer 18-299452-21
De raadvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Ze heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte ontkent het feit te hebben gepleegd. De auto is nabij de woning van betrokkene [naam 1] gevonden. Bij het opladen van de auto op de aanhanger van aangever is deze gebeld door verdachte. Vervolgens wordt aangever op een later moment wederom gebeld door een compleet ander telefoonnummer door een persoon die zich heeft voorgesteld als [verdachte] . Hieruit kan niet worden vastgesteld dat aangever daadwerkelijk door verdachte is gebeld of door een derde die zich heeft voorgedaan als verdachte. Daarnaast kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de sleutels van de auto in zijn bezit had. [naam 1] heeft verklaard dat hij de sleutels aan verdachte had gegeven. De auto is echter bij de woning van [naam 1] aangetroffen. Het is niet onaannemelijk dat [naam 1] degene is geweest die zich de auto heeft toegeëigend.
Gelet op vorenstaande kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het primair of subsidiair tenlastegelegde heeft gepleegd.
Oordeel van de rechtbankParketnummer 18-268237-221Bewijsmiddelen
In de avond van 2 oktober 2022 kregen verbalisanten van de politie de melding zich te begeven naar de [adres] , alwaar een mishandeling zou plaatsvinden. Ter plaatse troffen zij op de grond achter de balie van [bedrijf] een persoon aan. Deze persoon, die later aangever [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ) bleek te zijn, had zichtbaar een blauw oog.
2Hij had rode schaafplekjes op zijn keel en op zijn achterhoofd had hij een rode bult.
3Verbalisanten hoorden [slachtoffer] zeggen dat hij pijn had op zijn hoofd omdat hij daar was geslagen met een stok. Hierop is door verbalisanten een ambulance gebeld.
[slachtoffer] heeft de volgende dag aangifte gedaan waarin hij onder meer heeft verklaard dat hij op 2 oktober 2022 buiten de portiek van zijn woning stond. Op dat moment kwam er een auto aan waar een vrouw en drie mannen uitstapten. Eén van de mannen had een kaal hoofd en een rossig baardje. Een tweede man was gekleed in een zwart trainingspak.
4
In de portiek van zijn flat haalde de man in het zwarte trainingspak een ploertendoder uit zijn mouw tevoorschijn. De lange kale man pakte [slachtoffer] in een wurgklem door zijn arm om diens nek te houden. Vervolgens werd hij door de man in het trainingspak meermalen met een ploertendoder op zijn hoofd geslagen. Door de wurgklem kon hij geen lucht krijgen. [slachtoffer] werd tegen het lichaam getrapt door alle personen van de groep. Ook de vrouw deed mee.
5[slachtoffer] is de portiek uitgekomen. Buiten werd hij weer vastgepakt door de lange man.
6
Getuige [getuige 2] was aan het werk in [bedrijf] , zij zag [slachtoffer] voorbij rennen, gevolgd door een lange man met een kaal hoofd. De kale man kreeg [slachtoffer] te pakken en klemde met zijn arm om de keel van [slachtoffer] . Ze zag dat [slachtoffer] over de grond werd gesleept en hoorde daarbij een stikkend geluid uit zijn mond komen. [slachtoffer] zijn ogen keken naar binnen en het was voor getuige [getuige 2] zichtbaar dat hij in nood was. De man met een zwart Adidas vest riep tegen omstanders dat ze de kale man niet mochten aanraken. Getuige [getuige 2] zag dat [slachtoffer] een bult had bij zijn linkeroog en op zijn voorhoofd, bloed op zijn achterhoofd en bij zijn keel allemaal plekken.
7
Getuige [getuige 3] zag dat de man die de wurggreep had aangelegd, klappen gaf aan [slachtoffer] op het moment dat hij op de grond lag.
8
Op 18 oktober 2022 is verdachte gehoord bij de politie.
9Hij heeft verklaard dat hij op 2 oktober 2022 met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] was en dat hij het hoofd van [slachtoffer] tussen zijn armen heeft vastgehouden.
10Hij verklaarde voorts dat medeverdachte [medeverdachte 2] gekleed was in een zwart trainingspak.
11
Op 25 oktober 2022 is medeverdachte [medeverdachte 1] gehoord.
12Ze heeft onder meer verklaard dat er is geslagen en geschopt. Ze zag dat [slachtoffer] door verdachte werd vastgehouden en door [medeverdachte 3] werd geslagen. Nadat [slachtoffer] door verdachte was beetgehouden viel hij op de grond. [medeverdachte 3] is vervolgens op hem in gaan slaan en schoppen.
13
Op 24 november 2022 is medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna [medeverdachte 2] ) gehoord bij de politie.
14[medeverdachte 2] is de neef van verdachte en de partner van medeverdachte [medeverdachte 1] . Hij heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 3] een trap had gegeven aan [slachtoffer] . Op een gegeven moment pakte [verdachte] [slachtoffer] bij zijn keel beet en door [medeverdachte 3] werd hij geslagen en getrapt.
15Hij verklaarde voorts dat verdachte kaal is en een rode baard heeft.
16
Op 10 oktober 2022 is onder [medeverdachte 2] een ploertendoder aangetroffen en inbeslaggenomen.
17Op 25 oktober 2022 is [slachtoffer] opnieuw gehoord. Bij het tonen van de ploertendoder verklaart [slachtoffer] deze te herkennen als zijnde de ploertendoder waarmee hij is geslagen. Hij herkent dit wapen aan het handvat met strepen.
18
Op 1 november 2022 is [slachtoffer] onderzocht door een forensisch arts van GGD Fryslân. De forensisch arts concludeert dat er op het voorhoofd boven het rechter oog een pijnlijke zwelling zichtbaar is met een doorsnede van drie centimeter. Op en voorop het hoofd zijn pijnlijke plekken. Boven het linker oog is er sprake van drukpijn op de oogkas en aan de buitenooghoekkant is nog enige huidverkleuring zichtbaar. De hals, nek en nekspieren zijn drukpijnlijk en [slachtoffer] ervaart pijn bij het slikken. Op de linker pols en knokkel op de linker hand zijn genezende wonden zichtbaar. Er is voorts een zwelling zichtbaar onder de knieschijf en er zit vocht in het gewricht. Aan de binnenzijde van de knie was sprake van drukpijn. De arts concludeert dat de pijnlijke plekken waarschijnlijk zijn ontstaan als gevolg van kneuzingen.
19
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid getuige [getuige 2]
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd acht de rechtbank de verklaring van getuige [getuige 2] betrouwbaar. Getuige [getuige 2] heeft gedetailleerd de betrokken personen beschreven en haar verklaring komt op essentiële punten overeen met de verklaring van getuige [getuige 3] en die van aangever.
Identiteit lange kale man en man in zwart trainingspak
Uit de verklaringen van verdachte en de medeverdachten leidt de rechtbank af dat [verdachte] de persoon is die door [slachtoffer] en getuigen werd omschreven als de kale lange man met een rode baard. Uit het dossier concludeert de rechtbank voorts dat [medeverdachte 2] de man was in het zwarte trainingspak.
Volgens de verklaring van [verdachte] droeg [medeverdachte 2] die dag immers een zwart trainingspak.
Feit 1 Opzet
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte geen vol opzet heeft gehad op het plegen van poging doodslag. Naar het oordeel van de rechtbank is er bij verdachte geen sprake van vol opzet, maar wel voorwaardelijke opzet op de dood van [slachtoffer] .
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer] door verdachte in een nekklem is vastgehouden en vervolgens door medeverdachte [medeverdachte 2] met een ploertendoder op zijn hoofd is geslagen. Daarna werd [slachtoffer] door verdachte en medeverdachten getrapt en gestompt. Nadat [slachtoffer] de portiek uit was gerend werd hij door verdachte achtervolgd en van achteren opnieuw in een nekklem gehouden. Uit getuigenverklaringen blijkt dat [slachtoffer] stikkende geluiden maakte, dat zijn ogen wegdraaiden en dat hij duidelijk in ademnood verkeerde. Deze verklaringen worden ondersteund door het forensisch geneeskundig letselverslag en het proces verbaal bevindingen van de verbalisanten ter plaatse waarin onder meer op het hoofd, nek en hals letsel werd waargenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor omschreven gedragingen van verdachte en de medeverdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken. Uit voormelde feiten en omstandigheden in samenhang bezien is de rechtbank tevens van oordeel dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen de tenlastegelegde poging doodslag heeft medegepleegd.
Het onder 1 primair tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten, de tenlastegelegde goederen van [slachtoffer] heeft weggenomen met het oogmerk zich deze goederen wederrechtelijk toe te eigenen.
Uit het dossier blijkt weliswaar duidelijk dat er meerdere goederen van [slachtoffer] zijn weggenomen, maar niet blijkt dat verdachte zelf goederen van [slachtoffer] heeft weggenomen. Verdachte heeft verklaard dat hij heeft gezien dat medeverdachte [medeverdachte 3] de telefoon, sleutels en drugs van [slachtoffer] heeft weggenomen. Er zijn geen aanwijzingen in het dossier dat er sprake is geweest van een gezamenlijk plan van verdachte en (een van) de medeverdachte(n) om goederen van [slachtoffer] weg te nemen.
De rechtbank is van oordeel dat de enkele aanwezigheid van verdachte tijdens het wegnemen van de goederen onvoldoende is om aan te nemen dat verdachte het oogmerk heeft gehad op het zich wederrechtelijk toe-eigenen van de goederen of dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking gericht op die wederrechtelijke toe-eigening. Dat verdachte later in de woning van [medeverdachte 1] was waar ook de weggenomen goederen aanwezig waren maakt dat niet anders, nu de wegnemingshandeling toen al had plaatsgevonden.
Uit vorenstaande volgt dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Parketnummer 18-304262-22
Vrijspraak
De rechtbank acht het aan verdachte tenlastegelegde onder feit 1 primair en subsidiair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De aangifte wordt onvoldoende door andere bewijsmiddelen ondersteund, zodat niet vast is komen te staan dat verdachte zich de goederen die zijn omschreven in de tenlastelegging wederrechtelijk heeft toegeëigend. Uit het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat verdachte samen met anderen gebruik heeft gemaakt van de auto en dat de auto op enig moment is meegenomen. Er kan echter niet met zekerheid worden vastgesteld door wie de auto is meegenomen en of dit met toestemming van de rechtmatige eigenaar is gebeurd. Aangever heeft verklaard dat hij telefonisch contact heeft gehad met een persoon die zich heeft voorgesteld als [verdachte] . Tijdens dit gesprek werd aangever bedreigd en werd aan aangever kenbaar gemaakt dat de auto was verkocht. Het gebruikte telefoonnummer kan echter niet in verband worden gebracht met verdachte. De rechtbank kan daarom niet met zekerheid vaststellen dat verdachte de persoon aan de telefoon is geweest. Het dossier bevat onvoldoende aanwijzingen op basis waarvan de rechtbank buiten redelijke twijfel kan vaststellen dat verdachte de sleutel van de auto in zijn bezit heeft gehad of dat hij zich de auto dan wel de sleutel op enig moment wederrechtelijk heeft toegeëigend.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht onder parketnummer 18/304262-22 feit 1 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 2 oktober 2022 te [adres] , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en verdachtes mededaders voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
  • [slachtoffer] in een nekklem heeft genomen, en vervolgens vastgehouden envervolgens zodoende [slachtoffer] gedurende enige tijd de nek/hals heeft afgeklemd, waardoor het voor die [slachtoffer] gedurende enige tijd nagenoeg niet mogelijk was adem te halen en
  • [slachtoffer] met een zogenoemde ploertendoder, tegen het hoofd heeft geslagen en
  • [slachtoffer] naar de grond heeft gewerkt en over de grond heeft gesleept en
  • [slachtoffer] tegen het hoofd en andere de1en van het lichaam heeft getrapt engestompt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1.primair: medeplegen van poging doodslag;
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
In aanvulling op hetgeen in het tussenvonnis van 10 oktober 2023 is overwogen en naar aanleiding van het rapport van de reclassering en de behandeling ter terechtzitting van 5 december 2023 overweegt de rechtbank thans nog het volgende.

Motivering van de op te leggen straf en maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de voorlopige hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: TBS met dwangverpleging) wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de voorlopige hechtenis en het opleggen van de TBS-maatregel met voorwaarden. De raadsman stelt zich op het standpunt dat uit het Pro Justitia rapport blijkt dat de deskundigen het opleggen van de TBS met dwangverpleging te voorbarig vinden en dat nog niet alle behandelinterventies uitgeput zijn. De raadsman acht het opleggen van een TBS met dwangverpleging op voorhand dan ook niet passend en geboden.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het Pro Justitia rapport, de reclasseringsadviezen, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Op de vroege avond van 2 oktober 2022 heeft verdachte samen met anderen het slachtoffer in een nekklem genomen, tegen zijn hoofd geslagen met een ploertendoder en vervolgens geslagen en gestompt. Nadat het slachtoffer was losgekomen van verdachten, is hij door hen gevolgd en wederom in een nekklem genomen en meegesleept. Het werd omstanders belet om in te grijpen en een eind te maken aan het geweld.
Als gevolg van de geweldshandelingen kon het slachtoffer gedurende enige tijd geen adem halen en heeft hij pijn en angst ervaren.
Met zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van het slachtoffer in ernstige mate geschonden. Uit de verklaringen van het slachtoffer blijkt dat hij heeft gevreesd voor zijn leven. De rechtbank kan zich bovendien niet aan de indruk onttrekken dat sprake is geweest van een wraakactie dan wel afrekening, omdat verdachte en de medeverdachten aangever verantwoordelijk hielden voor het aanbieden van verdovende middelen aan minderjarigen. Dergelijk handelen is onacceptabel in een democratische rechtsstaat.
De geweldshandelingen vonden daarnaast plaats op een locatie nabij een snackbar en winkelcentrum en was daardoor voor publiek zichtbaar. Dergelijke zeer ernstige strafbare feiten maken grote indruk op omstanders die daarvan (ongewild) getuige zijn. Hierdoor worden algemene gevoelens van onveiligheid en angst in de maatschappij versterkt. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van 21 augustus 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor onder meer mishandelingen en weliswaar langer geleden een poging doodslag.
Persoon van dader
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 29 augustus 2023. Gerapporteerd wordt onder meer dat bij verdachte sprake is van een verstandelijke beperking, posttraumatische stressstoornis, ADHD, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en afhankelijkheid van alcohol, cannabis en cocaïne. Verdachte heeft een problematisch verleden, waarbij zijn aangeboren problematiek zijn ontwikkeling heeft beïnvloed. Door deze problematiek is verdachte onvoldoende in staat om stabiliteit en prosociale activiteiten in zijn leven te realiseren. Zijn sociale contacten zijn uitsluitend in het gebruikersmilieu en door zijn verstandelijke beperking kan verdachte niet met oplossingen komen om zijn situatie te doorbreken en regie over zijn leven te pakken. Door achterdocht en het onvermogen zich te hechten heeft verdachte niet kunnen profiteren van de vele opgelegde begeleidings- en behandeltrajecten.
Gelet op de ontkennende houding van verdachte kunnen de rapporteurs alleen een theoretische veronderstelling doen ten aanzien van een feitelijke relatie tussen de stoornissen en het delict. De rapporteurs stellen dat de beïnvloedbaarheid en de moeite van verdachte zich af te wenden van wat er in zijn omgeving gebeurt, mogelijk een rol heeft gespeeld in zijn gedrag. Het is daarbij aannemelijk dat het middelengebruik een ontremmende werking heeft gehad. De rapporteurs adviseren op grond van vorenstaande het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
De rapporteurs concluderen voorts dat de kans op een nieuw geweldsdelict, al dan niet met ernstig lichamelijk letsel, als hoog kan worden ingeschat. De kans op acuut dreigend geweld wordt ingeschat als matig tot hoog. De ontwikkelingsproblematiek in combinatie met de persoonlijkheidsstoornis en het middelengebruik zijn hierbij een zwaarwegende risicofactor. Geweld is een ingesleten gedragsfactor waarop door verdachte snel wordt teruggevallen. Daarnaast is verdachte door zijn traumatisering en persoonlijkheidsproblematiek onvoldoende in staat relaties aan te gaan. De ontwikkelingsproblematiek is onverminderd aanwezig en onomkeerbaar en zal verdachtes gedrag blijven beïnvloeden. De rapporteurs achten enig ziektebesef bij verdachte aanwezig, maar verdachte heeft nauwelijks inzicht in de problematiek waardoor hij de neiging heeft zichzelf te overschatten en onvoldoende inzicht heeft in het risico op gewelddadig gedrag.
De rapporteurs concluderen dat nog niet alle behandelinterventies uitgeput zijn en achten het opleggen van een TBS met dwangverpleging derhalve prematuur. Zij zien daarnaast in het bieden van perspectief een meerwaarde om de behandeling succesvol te laten verlopen. De rapporteurs adviseren dan ook om aan verdachte een klinische behandeling op te leggen binnen het juridisch kader van de TBS met voorwaarden, gericht op de traumatisering. De behandeling dient daarbij gerealiseerd te worden op een forensische afdeling met een hoge zorgintensiteit en een hoog beveiligingsniveau, met een gespecialiseerd en gedeeltelijk individueel behandelaanbod binnen het LVB-circuit. Vervolgens kan verdachte worden behandeld voor zijn verslavingsproblematiek en daarna stapsgewijs uitstromen. Gelet op de chroniciteit van de problematiek adviseren de rapporteurs voorts om naast de TBS met voorwaarden aan verdachte een Gedragbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen conform artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het meest recente reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord Nederland van 23 november 2023, waarin een advies is uitgebracht over de uitvoerbaarheid van de maatregel TBS met voorwaarden. De reclassering concludeert dat er sprake is van een zorgelijke ontwikkeling in de ernst van geweldsdelicten, waarbij het psychosociaal functioneren, het negatieve sociale netwerk en het middelengebruik direct gerelateerd zijn aan de tenlastegelegde feiten. In het verleden zijn meerdere behandeltrajecten gestart zonder het gewenste resultaat. Verdachte heeft zich hierbij onttrokken aan de behandeltrajecten en er was sprake van terugval in middelengebruik. De reclassering is het met de Pro Justitia rapporteurs eens dat, gelet op de complexe problematiek van verdachte, het starten met een klinische behandeling binnen een forensische setting gewenst is, maar de reclassering heeft er onvoldoende vertrouwen in dit te kunnen realiseren in het kader van de maatregel TBS met voorwaarden. Zij achten onvoldoende motivatie en consistente bereidheid bij verdachte aanwezig om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden. Gelet op diens ontkennende en bagatelliserende houding ten aanzien van de tenlastegelegde feiten en het gebrek aan beschermende factoren voorzien zij geen succesvol traject binnen een TBS met voorwaarden. Ondanks het feit dat verdachte is geplaatst op de wachtlijst van instelling [instelling] , blijft de reclassering bij het eerder ingenomen standpunt en adviseert negatief over de maatregel TBS met voorwaarden. Voor het geval de rechtbank daarover anders zou denken, heeft de reclassering een aantal voorwaarden geformuleerd die aan verdachte zouden moeten worden gesteld in het kader van een maatregel TBS met voorwaarden.
Op te leggen straf en maatregel
De rechtbank is, net als de gedragsdeskundigen en de reclassering, van oordeel dat behandeling van verdachte noodzakelijk is met het oog op het terugdringen van het recidivegevaar. Mede gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, het beperkte ziektebesef en ziekte-inzicht en het risico van voortijdige onderbreking van de behandeling wegens een gebrek aan motivatie, acht de rechtbank de terbeschikkingstelling van verdachte onontkomelijk om de dringend noodzakelijke behandeling te laten plaatsvinden. Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan, nu bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
Ondanks dat de reclassering negatief adviseert ten aanzien van terbeschikkingstelling met voorwaarden zal de rechtbank conform het Pro Justitia rapport van 29 augustus 2023 - de terbeschikkingstelling van verdachte gelasten en daarbij de door de reclassering geadviseerde voorwaarden opleggen. De rechtbank begrijpt dat de reclassering sceptisch is ten aanzien van de motivatie van verdachte, maar in aanmerking genomen het advies van de PJ-rapporteurs en gelet op het feit dat verdachte zeer negatief staat tegenover een terbeschikkingstelling met een bevel tot dwangverpleging, heeft de rechtbank alles overziend meer vertrouwen in een behandeling binnen het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden dan in een bevel tot dwangverpleging. Verdachte heeft ter zitting meermaals verklaard zich aan de voorwaarden te zullen houden. De rechtbank zal de door de reclassering benoemde voorwaarden overnemen, met
uitzondering van de verplichte medewerking aan een time-out. Volgens vaste jurisprudentie kan een time- out alleen plaatsvinden met medewerking van de veroordeelde.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet beperkt is tot de duur van vier jaren. Wel is het zo dat, behoudens omzetting, een maatregel van TBS met voorwaarden maximaal negen jaar kan duren.
Op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde feit is begaan, komt de rechtbank tot het oordeel dat naast de terbeschikkingstelling met voorwaarden ook een gevangenisstraf moet worden opgelegd. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard van het misdrijf, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en het belang dat de behandeling van verdachte, ter beperking van het gevaar voor recidive, niet onwenselijk lang op zich zal laten wachten. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat de feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Daarbij heeft de rechtbank de inschatting van de deskundigen betrokken, hoewel zij over de toerekenbaarheid slechts theoretische beschouwingen hebben kunnen geven. De rechtbank ziet in de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte voldoende aspecten die eraan zullen hebben bijgedragen dat verdachte in verminderde mate zijn gedrag heeft kunnen sturen: zijn beïnvloedbaarheid, zijn ingesleten gedragspatroon om op situaties te reageren met geweld en het drempelverlagende effect van het gebruik van alcohol en verdovende middelen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de voorlopige hechtenis, passend is en acht zij oplegging daarvan geboden.
Gelet op de noodzaak van behandeling van verdachte direct aansluitend aan zijn gevangenisstraf, ter beperking van het gevaar voor recidive, zal de rechtbank - op grond van artikel 38, zesde lid, Sr bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank zal naast de maatregel van ter beschikkingstelling met voorwaarden tevens een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden onder toezicht te stellen indien dat in verband met alsdan nog bestaande risicos noodzakelijk is. Ook in dit verband heeft de rechtbank acht geslagen op de hierboven aangehaalde Pro Justitia rapportage van 29 augustus 2023. Hieruit komt onder meer naar voren dat de psychische problematiek van verdachte structureel van aard is, alsmede dat het ziektebesef en inzicht van verdachte in zijn problematiek beperkt is en dat de kans op recidive groot is. De deskundigen hebben in de rapportage benoemd dat een Gedragbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel zou kunnen worden overwogen om de behandeling en begeleiding ook na het traject van terbeschikkingstelling te kunnen waarborgen. Gelet hierop acht de rechtbank het noodzakelijk om de Gedragbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan verdachte opgelegde terbeschikkingstelling plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.
Benadeelde partij
De volgende persoon heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer] , tot een bedrag van 19.875,42 ter zake van materiële schade en 4.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering materiele schade van [slachtoffer] vordert de officier van justitie de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te verklaren wegens het ontbreken van een onderbouwing.
De officier van justitie acht de vordering ten aanzien van de immateriële schade voldoende onderbouwd en vordert derhalve de volledige toewijzing daarvan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd en voert daartoe aan dat de tenlastegelegde feiten niet (geheel) kunnen worden bewezen. Ten aanzien van de materiële schade stelt de raadsman zich op het standpunt dat primair de vordering dient te worden afgewezen en subsidiair dat de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard. De onderbouwing van de vordering van de benadeelde partij is dusdanig onleesbaar gemaakt dat hieruit niet kan worden afgeleid welke schade de benadeelde partij daadwerkelijk heeft geleden.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij materiele schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18-268237-22 bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat benadeelde partij [slachtoffer] immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18-268237-22 bewezen verklaarde feit. Bij de bepaling van de hoogte van de schade houdt de rechtbank in het bijzonder rekening met de aard, ernst en duur van het letsel, de pijn, de intensiteit van het verdriet en de gederfde levensvreugde en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, de aard van aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt en de bedragen die door Nederlandse rechters in (enigszins) vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Tegen de benadeelde is zodanig geweld gepleegd dat hij dacht dat hij het niet zou overleven. Bij hem is meermalen een nekklem aangelegd en hij is met een ploertendoder tegen het hoofd geslagen. Ook is hij tegen het lichaam geschopt. Het letsel is gelukkig relatief beperkt gebleven. Dat deze gebeurtenis psychische schade tot gevolg heeft gehad staat voor de rechtbank wel vast, maar de daarvoor gegeven beperkte onderbouwing maakt dat de rechtbank aanleiding ziet het gevorderde bedrag te matigen. De vordering ten aanzien van de immateriële schade zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van 2.000,00 en voor het overige worden afgewezen.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededader(s) heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover (een van) de mededader(s) de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 2 oktober 2022.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 40 dagen. Ook daarbij wordt de wettelijke rente berekend.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd indien hij of (een van) de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan een van de verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38, 38a, 38z, 45, 47, 287 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18-268237-22 feit 2 en onder parketnummer 18-299452-21 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18-268237-22 feit 1 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
veroordeelde zal zich niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
veroordeelde verleent, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken;
veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht;
als de reclassering dat nodig vindt en de veroordeelde daarmee instemt, kan de veroordeelde voor een time-out worden opgenomen in een [instelling] of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de veroordeelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
veroordeelde gaat niet naar het buitenland of naar de Nederlandse Antillen, zonder toestemming van het openbaar ministerie;
veroordeelde zich laat opnemen in [instelling] , dan wel een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat
nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen op voorschrift van een arts kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
6. veroordeelde verblijft aansluitend aan zijn klinische behandeling in een nader te noemen vorm van beschermd/begeleid wonen te bepalen door [instelling] en de reclassering, zolang de behandelingstelling in samenspraak met de reclassering dat nodig vindt. Hij houdt zich aan de daar geldende huis-en leefregels c.q. voorwaarden die aan hem gesteld worden. Indien de reclassering dat nodig vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing bij een instelling voor begeleid wonen, ambulante zorg of maatschappelijke opvang.
7. veroordeelde zal zich aansluitend aan de klinische opname onder ambulante behandeling stellen van een forensische polikliniek of soortgelijke zorgverlener, zolang de behandelinstelling in samenspraak met de reclassering dat nodig vindt, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de zorgverlener worden gegeven, ook als dat betekent inneming van medicijnen op voorschrift van een arts;
8. veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van drugs en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan adem- of urineonderzoek.
9. veroordeelde al dan niet na afloop van de klinische behandeling meewerkt aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, bestaande uit (on-)betaald werk, in ieder geval met een vaste structuur en zulks ter beoordeling van en in overleg met de reclassering.
Beveelt dat de opgelegde terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris.

Gedragbeïnvloedende maatregel

legt aan verdachte op de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 2.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Wijst de vordering voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. S.T. Kooistra en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. E.A. Gaastra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2023.
Mr. C. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpaginas betreft dit delen van ambtsedige
processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het onderzoeksnummer NN1R0022103 (onderzoek Bagabag), doorgenummerd 1 tot en met 186.
2 Pagina 32.
3 Pagina 47.
4 Pagina 13.
5 Pagina 14.
6 Pagina 22.
7 Pagina 61.
8 Pagina 58.
9 Pagina 144.
10 Pagina 148.
11 Pagina 151.
12 Pagina 171.
13 Pagina 176.
14 Pagina 159.
15 Pagina 162.
16 Pagina 163.
17 Pagina 113.
18 Pagina 22.
19 Paginas 28 en 29.