Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft niet alleen een faciliterende rol gehad in de aanleg en exploitatie van de hennepkwekerij, maar zijn betrokkenheid gaat verder. Verdachte heeft een locatie aangeboden voor de hennepkwekerij, heeft personen naar binnen gelaten die de kwekerij aanlegden en onderhielden. Bovendien heeft verdachte een vaste vergoeding ontvangen van derden en heeft hij gedeeld in de winst per oogst. Deze handelingen getuigen van een bewuste en nauwe samenwerking met een derde en dus is sprake van medeplegen.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft de officier aangevoerd dat verdachte wist dat er personen in de meterkast bezig zijn geweest. Verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er stroom en water buiten de meter om werd afgenomen bij de aanleg van een hennepkwekerij. Verdachte had moeten weten dat bij het telen van een hennepkwekerij elektriciteit en water op illegale wijze worden afgenomen.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit veroordeling gevorderd op basis van de inbeslagneming van de wapens in het huis van verdachte en de bekennende verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair en onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit het volgende aangevoerd. Verdachte was niet in staat om de hennepkwekerij op zijn zolder op te zetten en te onderhouden. Dit vanwege de lichamelijke beletselen door long-covid. Hij heeft verklaard dat hij niet op de zolderverdieping is geweest omdat hij fysiek niet in staat is tot traplopen. Verdachte heeft bovendien niets meegefinancierd in de opbouw van de hennepkwekerij en heeft niet geprofiteerd van de opbrengst van het telen. Verdachte kreeg enkel een vergoeding voor het gebruik van de zolderruimte, in totaal een bedrag van € 900,00. Daarnaast bevond de aangetroffen hennepplantage zich niet in de machtssfeer van verdachte aangezien de zolderruimte was afgesloten en verdachte niet wist of hij over de sleutels beschikte.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft de raadsman betoogd dat verdachte niet wist dat er elektriciteit en water buiten de meter om werd afgenomen. Verdachte heeft verklaard dat hij niets vreemds heeft gezien in de meterkast. In dit verband is verder van belang dat uit het strafdossier blijkt dat de meterkast nog voorzien was van een origineel zegel. Bovendien heeft verdachte niet zelf de aanpassingen in de meterkast verricht. Gelet op dit alles is er geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
Met betrekking tot het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat niet voldaan is aan het dubbel opzetvereiste. Derhalve kan niet van medeplichtigheid aan de diefstal worden gesproken en dient verdachte hiervan te worden vrijgesproken.
Tegen een bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Medeplegen (onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegd)
De rechtbank acht de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het onder 1 tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat een ander persoon de hennepkwekerij op zijn zolder heeft opgebouwd en onderhouden. De vergoeding die verdachte zou krijgen voor het in gebruik geven van de zolderruimte, te weten een percentage van de opbrengst, was bedoeld om de schuld van verdachte bij de bank te kunnen voldoen. Die andere -onbekend gebleven- persoon reed in een bruine bestelbus en kwam met regelmaat bij de woning van verdachte om de hennepkwekerij te onderhouden. Dit wordt ondersteund door buurtbewoners die hebben verklaard dat zij een bruine bestelbus regelmatig enige tijd bij de woning van verdachte hebben zien staan. Op de zolderverdieping zijn door de politie 208 hennepplanten aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij niet in staat was zijn zolder te betreden vanwege zijn fysieke conditie. Hij sliep al tijden op de bank en waste zich in de keuken. De hennepkwekerij heeft hij dus nooit gezien. Wel heeft verdachte een vergoeding ontvangen voor het ter beschikking stellen van de zolderverdieping, in totaal een bedrag van € 900,00. De rechtbank acht de verklaring van verdachte voldoende geloofwaardig en gaat dan ook van deze verklaring uit.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de -onbekend gebleven- andere persoon niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het onder 1 primair ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om te kunnen uitgaan van medeplegen. Ten aanzien van verdachtes rol kan niet méér worden vastgesteld dan dat verdachte zijn woning ter beschikking heeft gesteld voor de inrichting van een hennepkwekerij en dat hij daarvoor een vergoeding heeft ontvangen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het onder 2 tenlastegelegde het volgende af.
Voor de opbouw van de hennepkwekerij is de persoon die de hennepkwekerij heeft opgebouwd in de woning van verdachte in de meterkast bezig geweest. Een fraude-inspecteur van [benadeelde partij 1] heeft geconstateerd dat in de meterkast een illegale aansluiting naar de hoofdbeveiliging was gemaakt in de hoofdaansluitkast. Hierdoor werd er elektriciteit afgenomen buiten de elektriciteitsmeter om. In de meterkast zelf zijn bij globale beoordeling geen afwijkingen waarneembaar. Verdachte heeft verklaard dat toen de persoon in de meterkast bezig was, hij heeft gemerkt dat de stroom er een moment af is geweest. Door WMD Water is aangifte gedaan van diefstal van water. In de woning van verdachte zou de watermeter zijn gedemonteerd waardoor het watergebruik niet juist berekend is.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet is komen vast te staan dat tussen verdachte en de -onbekend gebleven- andere persoon sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het onder 2 primair tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om te kunnen uitgaan van medeplegen. Daarom zal verdachte eveneens worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde medeplegen.
Medeplichtigheid (onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegd)
De rechtbank acht de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.