ECLI:NL:RBNNE:2023:5487

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
18-212400-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met voorwaardelijk opzet op slachtoffer, geweldsdelict op terras

Op 29 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak vond plaats in Leeuwarden, waar de verdachte op 23 augustus 2023 op een terras geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer. De verdachte, geboren in 1973, heeft het slachtoffer meermalen tegen het hoofd geslagen en geschopt, wat leidde tot ernstig letsel. Tijdens de zitting op 18 december 2023 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. H. de Jong, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer opzettelijk heeft willen doden, maar onvoldoende bewijs voor vol opzet gevonden. De rechtbank concludeerde dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet, omdat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard door met fors geweld te handelen. De rechtbank heeft het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 507 dagen, waarvan 500 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is een taakstraf van 240 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de verdachte ten behoeve van het slachtoffer, ter hoogte van 1.099 euro, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet correct was ingediend. De uitspraak benadrukt de ernst van het geweldsdelict en de impact op de samenleving.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-212400-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 december 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] , wonende [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 december 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H. de Jong, advocaat te Burgum. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Hij op of omstreeks 23 augustus 2023 te [adres] , althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
  • die [slachtoffer] bij zijn keel en/of nek heeft gepakt en/of
  • meermalen tegen het hoofd en/of een of meer andere de(e)l(en) van het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of
  • meermalen tegen het hoofd en/of een of meer andere de(e)l(en) van het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij op of omstreeks 23 augustus 2023 te [adres] , althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • die [slachtoffer] bij zijn keel en/of nek heeft gepakt en/of
  • meermalen tegen het hoofd en/of een of meer andere de(e)l(en) van het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of
  • meermalen tegen het hoofd en/of een of meer andere de(e)l(en) van het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het primair ten laste gelegde te weten een poging tot doodslag. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte het slachtoffer meermalen hard tegen het hoofd heeft geslagen en geschopt. De verdachte heeft met zijn handelen de aanmerkelijke kans op de dood van aangever aanvaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit, gelet op het ontbreken van opzet dan wel voorwaardelijk opzet bij verdachte om het slachtoffer van het leven te beroven dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

Oordeel van de rechtbank 1

Bewijsmiddelen
Uit de verklaring van aangever [slachtoffer] blijkt dat hij op 23 augustus 2023 in [adres] op een terras bij een horecagelegenheid is. Er ontstaat een woordenwisseling met verdachte. Verdachte mompelt iets, staat
op en vervolgens voelt aangever allemaal doffe klappen tegen het hoofd. Aangever probeert zich te verweren, maar verdachte walst over hem heen. Na de klappen valt aangever op de grond en hij vraagt verdachte te stoppen. Verdachte blijft echter stompen en schoppen. Daarna raakt aangever bewusteloos. Aangever meent te hebben gezien dat verdachte hem wil trappen op het hoofd.
Aangever stelt dat hij letsel heeft, te weten enorme bulten op het achterhoofd, een zware hersenschudding, een gezwollen tong en tongriem, een gekneusde kaak en jukbeen.
2Dit komt overeen met het bij aangever geconstateerde letsel, te weten: licht traumatisch hersenletsel, contusie aangezicht, myogene pijn nek en een hematoom op het hoofd.
3
Uit de verklaring van getuige [naam 1] blijkt dat hij de ruzie tussen aangever en verdachte ziet. Ineens slaat verdachte aangever op het hoofd. Aangever is ongeveer zes keer geslagen op het hoofd. Aangever valt op de grond en verdachte buigt zich over aangever heen en pakt hem bij de keel. Verdachte haalt met zijn andere hand meermalen uit en slaat met zijn vuist op het hoofd van aangever. De getuige probeert daarop verdachte van aangever weg te trekken. Aangever schopt, terwijl de getuige hem vast heeft, meermalen tegen het hoofd van aangever. Verdachte raakt aangever met zijn schoenzolen op het hoofd.
Verdachte slaat heel hard, hij haalt echt uit.
4
Uit de verklaring van getuige [naam 2] blijkt dat hij de ruzie tussen aangever en verdachte hoort. Daarop kijkt hij om en ziet dat verdachte aangever vuistslagen geeft. Verdachte slaat over een tafel heen gebogen richting aangever. Verdachte slaat met zijn vuist op het hoofd van aangever. Het is een explosie van geweld.
5
Uit de verklaring van getuige [naam 3] blijkt dat zij zich op ongeveer 15 meter afstand van het terras van de horecagelegenheid bevindt. Zij ziet dat verdachte ineens opstaat en over een tafel heen meerdere keren aangever met de vuist in het gezicht slaat. Ondanks het rumoer van het terras hoort zij deze klappen. Verdachte slaat in ieder geval zes keer met zijn vuist in het gezicht van aangever. Terwijl aangever gaat hangen, alsof hij knock-out is, blijft verdachte slaan.
6
Naar aanleiding van de melding van voornoemde vechtpartij gaan verbalisanten ter plaatse. Daar vernemen zij van getuige [naam 4] dat aangever vijf minuten buiten bewustzijn is. Verbalisanten constateren dat aangever na hun aankomst nog ongeveer vijftien minuten buiten bewustzijn is gebleven.
7
Verdachte heeft verklaard dat er op 23 augustus 2023 in [adres] met aangever een schermutseling is geweest, waarbij hij aangever heeft geslagen in het gezicht.
8
Feitelijk handelen
De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de verklaringen van aangever en de getuigen, omdat deze met elkaar overeenkomen en geen onverklaarbare tegenstrijdigheden bevatten. Niet blijkt dat zij hun verklaringen in strijd met de waarheid hebben afgelegd.
Uit voornoemde bewijsmiddelen en overweging leidt de rechtbank af dat verdachte aangever meermalen tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt. Aangever is gevallen, waarna verdachte wederom heeft geslagen. Vervolgens heeft verdachte aangever bij de keel gepakt en wederom geslagen. Vervolgens is aangever bewusteloos geraakt. Een getuige heeft verdachte geprobeerd weg te trekken, maar verdachte
heeft daarop aangever meermalen tegen het hoofd getrapt.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte vol opzet heeft gehad om aangever van het leven te beroven. Niet blijkt dat verdachte willens en wetens heeft gehandeld en dat hij heeft gewild dat aangever zou bekomen te overlijden. Verdachte heeft dit ook ontkend.
De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of er bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet om aangever van het leven te beroven en overweegt daartoe het volgende.
Voor voorwaardelijk opzet op de dood is vereist dat er een aanmerkelijke kans bestond dat aangever door de gedragingen van verdachte zou overlijden en dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. Het hoofd is een zeer kwetsbaar gedeelte van het menselijk lichaam. Naar algemene ervaringsregels kan het meermalen slaan en schoppen tegen het hoofd leiden tot de dood van het slachtoffer, omdat het schedel- en hersenletsel een dodelijke afloop tot gevolg kan hebben.
Zoals reeds overwogen is de rechtbank van oordeel dat het geweld tegen aangever onder meer bestond uit het meermalen slaan en/of stompen en het meermalen trappen tegen het hoofd. Uit het forse letsel dat aangever heeft opgelopen, onder meer een hersenschudding, kneuzingen in het gezicht en een blauwe plek op het hoofd, blijkt dat er meermalen met kracht tegen het hoofd en het gezicht geweld is gebruikt.
Uit getuigenverklaringen blijkt dat er sprake was van een explosie van geweld en verdachte met fors geweld uithaalde naar aangever. De klappen zijn door getuige [naam 3] zelfs op 15 meter afstand boven het rumoer van het terras uit gehoord. Verdachte moest door omstanders van het slachtoffer af worden gehaald, maar heeft desondanks kans gezien om door te gaan met het geweld in de vorm van het trappen tegen het hoofd. Dit terwijl aangever bewusteloos was. Aangever kon zich daardoor niet beschermen tegen het op hem gerichte geweld.
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat de kans op de dood van aangever ten gevolge van het door verdachte uitgeoefende geweld aanmerkelijk is geweest. Door aldus te (blijven) handelen en reageren heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de niet te verwaarlozen kans dat aangever door zijn handelen het leven zou laten, bewust aanvaard.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 23 augustus 2023 te [adres] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
  • die [slachtoffer] bij zijn keel heeft gepakt en
  • meermalen tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en
- meermalen tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft getrapt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primairpoging tot doodslag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 506 dagen met aftrek van voorarrest berekend op 6 dagen, waarvan 500 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de oplegging van een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, een gevangenisstraf op te leggen conform het reeds ondergane voorarrest. Daarnaast is oplegging van een taakstraf bepleit met een deels voorwaardelijke straf om oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden mogelijk te maken.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapporten, het
uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
In de middag van 23 augustus 2023 heeft verdachte op een terras in [adres] , en na het drinken van de nodige alcoholische consumpties, geweld gepleegd tegen het slachtoffer [slachtoffer] . Dit geweld is juridisch gekwalificeerd als poging tot doodslag. Verdachte heeft het slachtoffer meerdere keren geslagen en/of gestompt tegen het hoofd. Het slachtoffer is gevallen, waarna verdachte wederom heeft geslagen. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer bij de keel gepakt en wederom geslagen. Het slachtoffer is daarbij bewusteloos geraakt. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden door te gaan met het plegen van geweld jegens het slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer immers daarna meermalen tegen het hoofd getrapt. Verdachte mag zich gelukkig prijzen dat in dit geval het daadwerkelijke letsel van het slachtoffer relatief beperkt is gebleven, omdat hij ook dood had kunnen zijn.
Feiten als het onderhavige maken ernstig inbreuk op de lichamelijke integriteit van slachtoffers. Ook heeft dit soort geweld, gepleegd op een terras van een horecagelegenheid, een enorme impact op de samenleving. Het leidt tot gevoelens van onveiligheid.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 21 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in het (verre) verleden veelvuldig voor ernstige geweldsfeiten is veroordeeld.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het meest recente reclasseringsadvies van 3 november 2023, opgesteld door [naam 5] , reclasseringswerker van Reclassering Nederland.
Uit dit advies komt naar voren dat verdachte sinds 2016 niet met justitie in aanraking is gekomen. Toen heeft verdachte de zorg over zijn (destijds driejarige) zoon toegewezen gekregen, omdat de moeder niet in staat werd geacht om voor hun zoon te zorgen. Er was onder meer sprake van verwaarlozing.
Het feit heeft plaatsgevonden onder invloed van alcohol van zowel verdachte als het slachtoffer. Verdachte lijkt erg geschrokken van zijn handelen. Dit handelen staat in schril contrast met wie hij wil zijn en welk voorbeeld hij zijn zoon wil geven. Verdachte heeft veel spijt en lijkt zich bewust van de ernst van het feit.
De reclassering meent dat verdachte al jaren gebukt gaat onder de traumatische gebeurtenissen rond zijn scheiding, het ontbreken van contact met zijn zoon en de latere hereniging, nadat zijn zoon verwaarloosd bleek te zijn door moeder. Verdachte heeft dit niet verwerkt en een poging om de traumas te verwerken is vroegtijdig gestrand. Verdachte is volledig gefocust op het verzorgen en opvoeden van zijn zoon zonder aandacht te kunnen besteden aan het verwerken van zijn traumas. Dit lijkt de onderliggende reden te zijn voor de escalatie, zodat er volgens de reclassering geen sprake is van een delictpatroon van geweldsfeiten.
Het gebruik van alcohol is een risicofactor voor verdachte, zeker in combinatie met zijn huidige psychosociale functioneren. De leefgebieden huisvesting, dagbesteding, financiën en houding zijn de meer beschermende factoren. Door de reclassering wordt het risico op recidive ingeschat als laag. De reclassering acht trauma verwerkende behandeling of therapie van groot belang om het risico van recidive ook op de langere termijn laag te houden.
Geadviseerd is de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandeling en een alcoholverbod.
Gezien het welzijn van zijn zoon is in de ogen van de reclassering een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ongewenst. Dit zou zeer negatieve gevolgen kunnen hebben voor het psychosociale functioneren van zijn zoon.
Conclusie
De rechtbank overweegt dat de ernst van het bewezenverklaarde in beginsel zonder meer oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt. De rechtbank zal daartoe in dit geval niet overgaan. Redengevend daarbij is het belang van de minderjarige zoon van verdachte. Uit het reclasseringsrapport en uit hetgeen ter terechtzitting is besproken is de rechtbank gebleken van zeer uitzonderlijke omstandigheden omtrent de zorg die verdachte draagt voor zijn minderjarige zoon en welke gevolgen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor zijn zoon zullen hebben. De rechtbank acht het zeer onwenselijk dat een reeds beschadigd minderjarig kind met complexe problematiek zonder enige verzorgende ouder achterblijft, hetgeen het geval zou zijn als de rechtbank komt tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van het voorarrest te boven gaat. Daarbij betrekt de rechtbank dat de verdachte direct spijt heeft betuigd en openheid van zaken heeft gegeven voor zover dit voor hem mogelijk is. Bovendien is verdachte gemotiveerd om zich te houden aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden die van groot belang worden geacht om het thans lage recidiverisico ook op langere termijn laag te houden.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf het meest recht doet aan de bijzondere omstandigheden van dit geval en ziet de rechtbank geen redenen om van die vordering af te wijken. De rechtbank is aldus van oordeel dat een gevangenisstraf van 507 dagen met aftrek van voorarrest (door de rechtbank berekend op 7 dagen) passend en geboden is. De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf, te weten 500 dagen, voorwaardelijk opleggen om verdachte er in de toekomst van te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen en de oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden mogelijk te maken.
Om de ernst van het bewezenverklaarde te benadrukken acht de rechtbank in combinatie met voornoemde voorwaardelijke gevangenisstraf tevens de maximaal op te leggen taakstraf van 240 uren passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 99,00 ter vergoeding van materiële schade en 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering tot schadevergoeding niet door de bewindvoerder is ondertekend.
De officier van justitie heeft de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht gevorderd tot een bedrag van 1.099,00.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, wegens de reeds bepleite vrijspraak, dan wel omdat de vordering tot schadevergoeding niet door de bewindvoerder is ondertekend.
Subsidiair heeft de raadsman de hoogte van de materiële schade niet betwist. De immateriële schade is onvoldoende onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de benadeelde partij niet- ontvankelijk is in de vordering vanwege het ontbreken van een handtekening van de bewindvoerder van de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is evenwel komen vast te staan dat het slachtoffer [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het primair bewezen verklaarde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht. De rechtbank zal daarom beslissen dat de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte zal worden opgelegd.
Ten aanzien van de hoogte van de schadevergoedingsmaatregel overweegt de rechtbank dat de door het slachtoffer gestelde materiële schade niet door de verdediging is betwist, zodat vergoeding daarvan aangewezen is, te weten 99,00. Naar het oordeel van de rechtbank is eveneens voldoende aannemelijk dat door het slachtoffer immateriële schade is geleden. Gelet op de ernst van de gevolgen daarvan en de impact het slachtoffer acht de rechtbank een vergoeding ter hoogte van een bedrag van in totaal 1.000,00 billijk.
Concluderend legt de rechtbank aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.099,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2023. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 20 dagen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 507 dagen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 500 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden (gedurende de proeftijd):
dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 te Leeuwarden. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zich laat behandelen door de Forensische Poli van de GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start bij het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.

Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer] , primair:

Verklaart de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.099,00 (zegge: duizendnegenennegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 99,00 aan materiële schade en 1.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Langius, voorzitter, mr. S.T. Kooistra en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 december 2023.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpaginas, zijn dit paginas uit het dossier van politie eenheid
Districtsrecherche Fryslân met proces-verbaalnummer 2023224676, doorgenummerd 1 tot en met 95. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
2 Paginas 52 en 53.
3 Een geschrift, te weten een medisch stuk, op 24 augustus 2023 opgesteld door P.B. Veldhuis, SEH arts
KNMG.
4 Paginas 59 en 60.
5 Pagina 61.
6 Pagina 64.
7 Pagina 33.
8 Pagina 93 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 december 2023.