In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 7 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Financiën inzake zijn inzageverzoek op basis van artikel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) beoordeeld. Eiser had verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens die verwerkt zijn in de Fraude Signalering Voorziening (FSV). De minister had aanvankelijk het inzageverzoek afgewezen, maar in het bestreden besluit werd alsnog inzage verleend in bepaalde persoonsgegevens, met uitzondering van gegevens die de privacy van derden zouden aantasten.
De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser gegrond is, omdat de minister in het bestreden besluit ten onrechte geen inzage heeft verleend in alle relevante persoonsgegevens. De rechtbank stelt vast dat de minister de naam van de ambtenaar en de opvragende instantie niet hoefde te verstrekken, omdat deze informatie niet onder de definitie van persoonsgegevens valt zoals bedoeld in de AVG. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat eiser inmiddels aanvullende inzage heeft gekregen in zijn persoonsgegevens. De minister wordt veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiser.
De uitspraak benadrukt het belang van transparantie in de verwerking van persoonsgegevens en de rechten van betrokkenen onder de AVG. De rechtbank bevestigt dat de verwerkingsverantwoordelijke niet verplicht is om een afschrift van onderliggende documenten te verstrekken, zolang het doel van artikel 15 van de AVG wordt nageleefd. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de AVG in bestuursrechtelijke procedures en de verantwoordelijkheden van overheidsinstanties bij het omgaan met persoonsgegevens.