ECLI:NL:RBNNE:2023:5484

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
22/3683
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing inzageverzoek op basis van de AVG voor rechtspersoon in de Fraude Signalering Voorziening

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 7 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn inzageverzoek in de zin van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) beoordeeld. Eiser, een rechtspersoon, had verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens die verwerkt zijn in de Fraude Signalering Voorziening (FSV). De minister van Financiën had dit verzoek afgewezen met het argument dat de AVG enkel van toepassing is op natuurlijke personen en niet op rechtspersonen. Dit besluit werd bevestigd in het bestreden besluit van 2 november 2022, waarin de minister stelde dat eiser geen rechten toekomen onder de AVG.

De rechtbank heeft op 27 september 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiser, als rechtspersoon, geen aanspraak kan maken op de rechten die de AVG biedt aan natuurlijke personen. De rechtbank wijst erop dat de bescherming van rechtspersonen niet binnen het toepassingsbereik van de AVG valt, en dat de minister daarom het inzageverzoek van eiser terecht heeft afgewezen. Eiser had aangevoerd dat hij financieel nadeel ondervond door zijn registratie in de FSV, maar dit biedt geen grond voor het toekennen van rechten onder de AVG.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister geen inzage hoeft te verlenen en dat eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/3683

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [vestigingsplaats], eiser

(gemachtigde: E. Hofman),
en

de minister van Financiën, de minister

(gemachtigde: mr. M. Baarslag-Clement).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn inzageverzoek in de zin van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in de persoonsgegevens die van hem zijn verwerkt in de Fraude Signalering Voorziening (FSV).
1.1.
De minister heeft het inzageverzoek met het besluit van 5 april 2022 afgewezen, omdat aan eiser in zijn hoedanigheid van rechtspersoon geen rechten toekomen onder de AVG. Met het bestreden besluit van 2 november 2022 op het bezwaar van eiser is de minister bij dit besluit gebleven
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiser heeft een aanvullend stuk overgelegd.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en namens de minister diens gemachtigde en mr. M. Terpstra.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het inzageverzoek van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

De afwijzing van het inzageverzoek

5. Eiser stelt zich op het standpunt dat de minister het inzageverzoek ten onrechte heeft afgewezen. In dit verband wijst eiser erop dat controle dient te worden uitgevoerd op hetgeen de belastingdienst schrijft en dat boven water dient te komen om welke reden eiser is geregistreerd in de FSV. Eiser stelt dat hij als gevolg van de registratie in de FSV financieel nadeel heeft ondervonden.
5.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat de AVG slechts van toepassing is op de verwerking van persoonsgegevens van natuurlijke personen en niet op de verwerking van gegevens die rechtspersonen betreffen. Ter onderbouwing verwijst de minister naar een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU). [1]
In het bestreden besluit heeft de minister verder toegelicht dat de staatssecretaris van Financiën naar aanleiding van het Tweede Kamer debat over de FSV op 13 september 2022 de toezegging heeft gedaan dat ook rechtspersonen geïnformeerd worden over registraties in de FSV. In het verweerschrift merkt de minister op dat naderhand is besloten dat rechtspersonen die enkel zijn geregistreerd met een RSIN-nummer, zoals eiser, hierover niet worden geïnformeerd. De aanleiding hiervoor is dat het informeren van de rechtspersonen lastig uitvoerbaar is gebleken.
5.2.
De rechtbank overweegt dat in de AVG regels worden vastgesteld die zien op de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van persoonsgegevens. [2] De AVG definieert de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens als een grondrecht, zoals mede is neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) en het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (het VWEU). [3] Uit het voorgaande volgt dat de bescherming van rechtspersonen bij de verwerking van gegevens over die rechtspersonen niet binnen het toepassingsbereik van de AVG valt. [4] Dit volgt te meer uit het gegeven dat onder de AVG enkel natuurlijke personen als betrokkene kunnen worden geduid. Aan betrokkenen zijn onder de AVG rechten voorbehouden, zoals onder meer het recht op inzage in en het recht op rectificatie van persoonsgegevens. [5] Ook persoonsgegevens kunnen slechts die informatie omvatten die betrekking heeft op een natuurlijke persoon. [6]
5.3.
De rechtbank stelt vast dat eiser geen natuurlijke persoon is als bedoeld in de AVG. Gelet op het onder 5.2. overwogene heeft de minister dan ook terecht geconcludeerd dat aan eiser, in zijn hoedanigheid van rechtspersoon, geen rechten zijn toegekend onder de AVG. De minister heeft het inzageverzoek van eiser om die reden terecht afgewezen, zo oordeelt de rechtbank. Dat eiser stelt dat hij een groot belang heeft bij de informatie die over hem staat vermeld in de FSV en wat de aanleiding voor deze registratie is geweest, biedt dan ook geen grond voor de conclusie dat de minister het inzageverzoek in de zin van artikel 15 van de AVG ten onrechte heeft afgewezen. De mededeling van de staatssecretaris van 13 september 2022 kan eveneens geen aanspraken voor eiser creëren onder de AVG. Deze mededeling kan dan ook niet maken dat de minister het inzageverzoek van eiser niet kon afwijzen.
5.4.
Met inachtneming van het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om gevolg te geven aan het verzoek van eiser om met toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht kennis te nemen van stukken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister eiser geen inzage hoeft te verlenen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. D.A. Bekking, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2023.
griffier
rechter
(de rechter is buiten staat te tekenen)
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene Verordening Gegevensbescherming
Artikel 1
1. Bij deze verordening worden regels vastgesteld betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van persoonsgegevens.
(…)
Artikel 4
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. persoonsgegevens”: alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon („de betrokkene”); als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon;
(…)
Artikel 15
1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens, en wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
(…)
Artikel 16
De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke onverwijld rectificatie van hem betreffende onjuiste persoonsgegevens te verkrijgen. Met inachtneming van de doeleinden van de verwerking heeft de betrokkene het recht vervollediging van onvolledige persoonsgegevens te verkrijgen, onder meer door een aanvullende verklaring te verstrekken.

Voetnoten

1.Zie het arrest van het HvJEU van 10 december 2020, ECLI:EU:C:2020:1011.
2.Zie artikel 1, eerste lid, van de AVG.
3.Zie randnummer 1 van de toelichting op de AVG, artikel 8, eerste lid, van het Handvest en artikel 16, eerste lid, van het VWEU.
4.Zie randnummer 14 van de toelichting op de AVG.
5.Zie artikel 15, eerste lid, van de AVG en artikel 16 van de AVG.
6.Zie artikel 4, eerste lid, van de AVG.