ECLI:NL:RBNNE:2023:5483

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
18-249690-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van wapenbezit en drugshandel met veroordeling tot gevangenisstraf

Op 29 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1983, die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en het meermalen verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van harddrugs, waaronder cocaïne, heroïne en speed. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 28 september 2023 in Leeuwarden een pistool van het merk CZ, Model 70, kaliber 7,65 mm, inclusief munitie, voorhanden heeft gehad. Daarnaast heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan drugshandel in de periode van 17 tot en met 28 september 2023. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarbij de in beslag genomen medicatie, pillen en het vuurwapen onttrokken zijn aan het verkeer. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen telefoon en het geldbedrag van 1.620 euro gelast, dat afkomstig was uit drugshandel. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft bijgedragen aan de ernst van de straf. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf toegewezen, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-249690-23 ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-207483-23 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 21-002558-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 december 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] , wonende [adres] ,
thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 december 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.G.M. Frencken, raadsman te s-Hertogenbosch.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-249690-23:
1
hij op of omstreeks 28 september 2023 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk CZ, Model 70, kaliber 7,65 mm inclusief een bijpassend geladen patroonmagazijn, van categorie III, zijnde een vuurwapen (met bijpassend patroonmagazijn) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of (bijbehorende) munitie van categorie III, te weten vier stuks centraalvuur kogelpatro(o)n(en) van het merk Geco in het kaliber 7,65 millimeter type volmantel en/of drie stuks centraalvuur kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot (SBP) in het kaliber 7,65 millimeter type volmantel en/of 1 stuk centraalvuur kogelpatroon van het merk Fiocchi (GFL) in het kaliber 7,65 millimeter type volmantel, voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 28 september 2023 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer 6,38 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij (op een of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 17 september 2023 tot en met 28 september 2023 te Leeuwarden, in elk geval in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne en/of speed, zijnde cocaïne en/of heroïne en/of speed (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Parketnummer 18-207483-23:
1
hij op of omstreeks 25 april 2023 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,66 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 4,45 en/of 8,74 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 25 april 2023 te Leeuwarden (van) een geldbedrag van (in totaal) 1620 euro, althans een of meer voorwerpen
-heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
-gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie Parketnummer 18-249690-23Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van feit 1. Verdachte heeft beschikkingsmacht gehad over het wapen en de munitie, omdat voornoemde goederen in een open lade in dezelfde slaapkamer zijn aangetroffen als waar verdachte is aangehouden. Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat verdachte al geruime tijd van deze slaapkamer gebruik heeft gemaakt en dat zijn woning wordt gebruikt ten behoeve van drugshandel. Voorts heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat hij door verdachte met ditzelfde wapen is bedreigd.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van feit 2, gelet op het aantreffen van de ten laste gelegde harddrugs bij verdachte en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Ten aanzien van feit 3
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van feit 3. Naast het bed waarop verdachte is aangetroffen lag een ingeschakelde telefoon aan een oplader. Uit de berichten en fotos blijkt dat deze telefoon door verdachte wordt gebruikt. In de telefoon worden diverse gesprekken over de handel in harddrugs aangetroffen waaruit blijkt dat verdachte anderen aanstuurt om drugs af te leveren en klaar te maken. Op basis van de berichten kunnen de ten laste gelegde periode en het medeplegen wettig en overtuigend bewezen worden.
Parketnummer 18-207483-23
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van feit 1, gelet op het aantreffen van de ten laste gelegde harddrugs bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Er is sprake van medeplegen, omdat de drugs openlijk op tafel lag en daarmee in de machtssfeer van beide verdachten is geweest voordat verbalisanten de woning betraden.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van feit 2. De verklaring van verdachte dat het aangetroffen geldbedrag bestemd was voor zijn huurbaas klopt aantoonbaar niet. Gelet op de financiële situatie van verdachte en de uitkomsten van het onderzoek naar diens bankgegevens kan bewezen worden dat het aangetroffen geld afkomstig is uit eigen misdrijf, te weten drugshandel.
Het standpunt van de verdediging Parketnummer 18-249690-23
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 1. Verdachte ontkent het wapen en de munitie voorhanden te hebben gehad. Op basis van het dossier kan niet bewezen worden dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen en de munitie. Er is geen DNA-spoor van verdachte op het wapen aangetroffen en het wapen is pas veel later gevonden waarbij het wapen door verbalisanten is verplaatst. De verklaringen die medeverdachte [medeverdachte 1] hierover heeft afgelegd zijn inconsistent en onbetrouwbaar en de hem gestelde vragen over het verblijf van verdachte in diens woning en slaapkamer zijn suggestief en sturend. De uiterlijke kenmerken van het wapen waarmee hij zou zijn bedreigd door verdachte komen niet overeen met het aangetroffen wapen.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent een bewezenverklaring van feit 2.
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van dit feit. Verdachte ontkent de handel in drugs en de onder verdachte in beslag genomen telefoon met goednummer 1646076 kan niet aan hem worden toegerekend. De verklaring van verdachte dat hij wel eens fotos heeft gemaakt met de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] , omdat zijn eigen beeldscherm kapot was, maken hem niet de hoofdgebruiker van de telefoon. De verklaringen die medeverdachte [medeverdachte 1] op dit punt heeft afgelegd zijn onbetrouwbaar nu hij er zelf belang bij heeft om niet in de problemen te komen.
Parketnummer 18-207483-23
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van de harddrugs, omdat verdachte niet de beschikkingsmacht heeft gehad over de heroïne die is aangetroffen bij medeverdachte [medeverdachte 2] . Ten aanzien van het bezit van cocaïne heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 2, omdat verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting een aannemelijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geldbedrag. Dat het geld afkomstig zou zijn uit enig misdrijf kan op basis van het financiële onderzoek niet bewezen worden. Er zijn geen vreemde transacties gedaan, de donateurs zijn niet verhoord en het betreft geen aanzienlijk geldbedrag. Voorts kan niet bewezen worden dat verdachte verhullende of verbergende handelingen heeft verricht ten aanzien van het geldbedrag.
Het oordeel van de rechtbank Parketnummer 18-249690-23
Ten aanzien van feit 1 Bewijsmiddelen
Op 28 september 2023 is de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] aan de [adres] te Leeuwarden doorzocht. Tijdens de doorzoeking werd verdachte in de slaapkamer liggend in bed aangetroffen. In een open vak onder het bureaublad van een bureau gesitueerd langs de wand van de slaapkamer werd een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gewikkeld in een blauwe doek, aangetroffen. Het voorwerp, dat binnen enkele meters van verdachte lag, is in beslag genomen.
Uit onderzoek is gebleken dat het in beslag genomen voorwerp een semiautomatisch centraalvuur pistool van het merk CZ, model 70, kaliber 7,65 mm betreft inclusief bijpassend half geladen patroonmagazijn. Het patroonmagazijn werd aangetroffen in de greep van het CZ 70 pistool. Daarmee zijn dit pistool en patroonmagazijn een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. In het patroonmagazijn zaten vier stuks centraalvuur kogelpatronen van het merk Geco in het kaliber 7,65 millimeter type volmantel, drie stuks centraalvuur kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot (SBP) in het kaliber 7,65 millimeter type volmantel en één stuk centraalvuur kogelpatroon van het merk Fiocchi (GFL) in het kaliber 7,65 millimeter type volmantel. Alle kogelpatronen zijn geschikt om met het CZ pistool af te schieten en daarmee is het munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
Naar aanleiding van een eerdere doorzoeking op 14 september 2023 in de woning aan de [adres] te Leeuwarden is medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden en op 15 september 2023 verhoord. Hij heeft verklaard dat verdachte wel eens bij hem thuis is. Ook heeft hij toen verklaard dat hij bij hem thuis door iemand is bedreigd met een vuurwapen. Op 28 september 2023 heeft [medeverdachte 1] verklaard dat voornoemde bedreiging door verdachte is geuit en dat verdachte de dienst uitmaakt in zijn woning. Verdachte verblijft dagelijks bij hem thuis en slaapt meestal in zijn slaapkamer. Bij de rechtercommissaris heeft medeverdachte [medeverdachte 1] herhaald dat het vuurwapen van verdachte was en dat hij hiermee door verdachte is bedreigd. Verdachte gebruikt zijn woning als dealadres.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 30 augustus 2023 blijkt dat er sinds drie maanden regelmatig klachten binnenkomen over de woning aan de [adres] te Leeuwarden. Omwonenden klagen dat er geregeld s nachts wordt aangebeld bij de ingang van de portiek waarbij er naar [verdachte] wordt gevraagd. Bij één van de meldingen is de politie ook ter plaatste geweest en trof verdachte daarbij aan in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Bij een observatie van 26 september 2023 zien verbalisanten dat een persoon die de uiterlijke kenmerken van een harddrugsgebruiker had aanbellen bij de [adres] in Leeuwarden waarna de deur door verdachte werd opengedaan.
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid verklaring medeverdachte [medeverdachte 1]heeft verklaard dat verdachte regelmatig in zijn woning en slaapkamer verbleef en dat verdachte zijn woning gebruikte als dealadres. Al geruime tijd voordat het wapen is aangetroffen heeft hij verklaard dat hij is bedreigd met een vuurwapen in zijn eigen woning. Hij durfde aanvankelijk niet te verklaren dat het verdachte was die hem bedreigde. Zijn verklaring wordt ondersteund doordat uit een eerdere observatie is gebleken dat verdachte een persoon met de uiterlijke kenmerken van een harddrugsgebruiker binnenlaat in de woning van [medeverdachte 1] . Daarnaast vindt zijn verklaring steun in het feit dat omwonenden sinds mei 2023 overlast ervaren van mensen die s nachts aanbellen en vragen naar [verdachte] en de politie naar aanleiding van een melding verdachte ook heeft aangetroffen in de woning.
De rechtbank is, gelet hierop, van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 1] op essentiële punten consistent is en wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Dat maakt zijn verklaringen over het geheel genomen betrouwbaar en geloofwaardig. Anders dan door de verdediging is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] uit eigen waarnemingen heeft verklaard. De verbalisanten hebben weliswaar op enkele momenten in de vraagstelling de voorafgaande vaak korte antwoorden van verdachte samengevat en daaruit logisch voortvloeiende conclusies ter bevestiging aan verdachte voorgelegd. Maar daarmee hebben ze hem nog geen verklaringen in de mond gelegd of op een onaanvaardbare wijze gestuurd. De rechtbank ziet ook overigens geen reden om aan de verklaring van [medeverdachte 1] te twijfelen. De rechtbank verwerpt dan ook de verweren van de verdediging met betrekking tot de (on)betrouwbaarheid en inconsistentie van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] . Dat medeverdachte [medeverdachte 1] een andere omschrijving geeft van het wapen waarmee hij zou zijn bedreigd maakt voornoemde niet anders.
Voorhanden hebben vuurwapen
Voor een veroordeling voor het als pleger voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had. De in de rechtspraak van de Hoge Raad in dit verband gebruikte aanduiding van een meerdere of mindere mate van bewustheid geeft aan dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad (vgl. HR 20 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP5992).
Voorts vergt het aanwezig hebben van een wapen of munitie dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft het wapen of de munitie zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden.
Hoewel verdachte ontkent dat bij hem enige bewustheid was van de aanwezigheid van het wapen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat hij zulke bewustheid heeft gehad. Daartoe overweegt de rechtbank dat het wapen is aangetroffen in een open vak onder het bureaublad van een bureau dat naast het bed stond waarop verdachte slapend werd aangetroffen in de slaapkamer welke op dat moment (en al gedurende langere tijd) bij hem in gebruik was. Dat een ander dan verdachte het wapen daar buiten zijn medeweten zou hebben neergelegd, acht de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk, gelet op het feit dat verdachte de dienst uitmaakte in de woning en de hoofdbewoner [medeverdachte 1] erg bang voor hem was.
Uit de reeds aangehaalde bewijsmiddelen blijkt bovendien dat het vuurwapen is aangetroffen in de directe nabijheid van de verdachte, zodat hij er ook feitelijk over kon beschikken.
Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en zal ten aanzien van het bewezen verklaarde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv), nu verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Uit de kennisgeving van inbeslagneming , het proces-verbaal verdovende middelen , de NFI-rapporten en de bekennende verklaring van verdachte blijkt genoegzaam dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze zoals hierna bewezen is verklaard.
Ten aanzien van feit 3 Bewijsmiddelen
Op 28 september 2023 vindt een doorzoeking plaats in de woning aan de [adres] te Leeuwarden. In de woonkamer worden op de salontafel drie weegschaaltjes met een wit gekleurd residu van vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. Verdachte wordt tijdens de doorzoeking liggend in bed aangetroffen in de slaapkamer. Op een kussen naast het bed werd een ingeschakelde telefoon aangetroffen die middels een laadkabel werd opgeladen. Deze telefoon is in beslag genomen.
Naderhand is deze telefoon onderzocht. Er werd een foto van een ontvangstbewijs van de politie gevonden op naam van verdachte. Ook werd er in de telefoon een afbeelding van een insluitingsformulier op naam van verdachte aangetroffen. Verder zijn er in de telefoon twee chat gesprekken aangetroffen die waren gericht aan [verdachte] .
Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt voorts dat hij zijn woning door verdachte liet gebruiken als dealadres.
In de chatgeschiedenis van voornoemde telefoon zijn vervolgens meerdere gesprekken aangetroffen over de handel in harddrugs. Zo voert SOS (verder: de gebruiker) van de telefoon op 18 september 2023 een gesprek met ene [naam] waarbij de gebruiker van de telefoon schrijft heb jou 10 gegeven jij mij 170 euro plus 15g speed. Heb jou totaal meer dan 200 euro handel gegeven. Op 26 september 2023 schrijft [naam] vervolgens of de gebruiker van de telefoon kan komen. Die reageert vervolgens door te schrijven dus eerst 5 wit waarna [naam] vraagt hoe laat en de gebruiker schrijft onderweg te zijn. Op 27 september 2023 schrijft de gebruiker van de telefoon heb nieuwe en al uitgekookt voor je waarna de gebruiker stelt onderweg te zijn waarna [naam] schrijft oké neem 5 g mee waarop de gebruiker van de telefoon aangeeft compleet te zijn.
In een ander gesprek tussen de gebruiker van de telefoon en ene [naam] van 26 september 2023 schrijft de gebruiker van de telefoon Bro druk msn 4 dorpen al geweest. [naam] velt (de rechtbank begrijpt belt) jou zo en wil 2,5 gram donker waarop [naam] ok schrijft. Even later schrijft de gebruiker van de telefoon [adres] , 2 licht en een halve donker waarop [naam] eveneens met ok antwoordt.
Bewijsoverwegingen Gebruiker dealtelefoon
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verdachte kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van de in beslag genomen telefoon. Deze telefoon is in de directe nabijheid van verdachte ingeschakeld aan een oplader aangetroffen. Daarbij zijn in de telefoon meerdere fotos van documenten op naam van verdachte gevonden. Ook zijn meerdere chat gesprekken aangetroffen waarbij de gebruiker van de telefoon wordt aangesproken met de voornaam van verdachte. Daar komt bij dat de gebruiker van de telefoon op 27 september 2023 heeft geschreven dat hij verblijft op het adres [adres] te Leeuwarden, alwaar verdachte een dag later is aangetroffen en aangehouden. Uit een eerdere observatie is gebleken dat verdachte op 26 september 2023 eveneens in deze woning aanwezig was. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte de hoofdgebruiker is geweest van deze telefoon en dat verdachte degene is geweest die de chats onder de naam SOS heeft verstuurd.
Het dossier bevat geen enkel aanknopingspunt voor het door de raadsman geschetste alternatieve scenario dat de telefoon toebehoort aan medeverdachte [medeverdachte 1] en dat verdachte hier sporadisch gebruik van heeft gemaakt. Het verweer is niet met concrete feiten onderbouwd en vindt geen steun in het dossier. Dit scenario kan daarom als hoogst onwaarschijnlijk terzijde worden geschoven.
Betrouwbaarheid verklaring medeverdachte [medeverdachte 1]heeft duidelijk en consistent verklaard over de drugs gerelateerde feiten. Hij heeft bekend zelf ook drugs te hebben afgeleverd om in zijn gebruik te kunnen voorzien en daarmee is hij over zijn eigen aandeel eerlijk en transparant. Bovendien komt zijn verklaring overeen met de berichten die op de dealtelefoon zijn aangetroffen. De rechtbank is, gelet hierop, van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 1] op dit punt eveneens betrouwbaar en geloofwaardig is. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman met betrekking tot de (on)betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 1] .
Interpretatie berichtgeving
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte de gebruiker is geweest van de voornoemde telefoon en de berichten onder de naam SOS heeft verstuurd, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld hoe de aangetroffen berichten op de telefoon geïnterpreteerd moeten worden. In de conservaties wordt openlijk over het afgeven van speed gesproken. Ook wordt gesproken over aantallen (grammen) wit of licht en donker. Het is naar het oordeel van de rechtbank een feit van algemene bekendheid dat in deze context hiermee wordt gedoeld op respectievelijk cocaïne en heroïne. Voorts stelt de rechtbank vast dat uit het gesprek van verdachte met [naam] blijkt dat verdachte laatstgenoemde aanstuurt om harddrugs te bezorgen in verschillende dorpen rondom Leeuwarden.
Eindconclusie
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zijn woning door verdachte wordt gebruikt als dealadres, in de woning is vervolgens daadwerkelijk drugs aangetroffen en op de telefoon die toebehoort aan verdachte zijn verschillende chatgesprekken aangetroffen waaruit blijkt dat gebruikers bij verdachte harddrugs bestelden en ook geleverd kregen. Ook blijkt uit die chatgesprekken dat verdachte een loopjongen heeft aangestuurd om de drugs voor hem te verkopen, af te leveren, te verstrekken en te vervoeren.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander harddrugs heeft gedeald in de ten laste gelegde periode.
Parketnummer 18-207483-23
Ten aanzien van feit 1
Op 25 april 2023 hebben verbalisanten ter aanhouding van medeverdachte [medeverdachte 2] diens woning aan de [adres] te Leeuwarden betreden. Bij binnenkomst in de woning troffen ze eveneens verdachte aan. Aan beide verdachten werd gevorderd verdovende middelen uit te leveren. Hieraan hebben zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 2] gevolg gegeven. Medeverdachte [medeverdachte
2] overhandigde een gripzakje met daarin meerdere bolletjes en verdachte overhandigde een boterhamzakje en een koffiefilterzakje met daarin een substantie. Alle voornoemde goederen zijn in beslag genomen.
Het onder medeverdachte [medeverdachte 2] in beslag genomen goed had een netto gewicht van 2,66 gram en gaf een indicatie voor heroïne. Onderzoek van het NFI wees uit dat het goed ook daadwerkelijk heroïne bevat. De onder verdachte in beslag genomen goederen hadden een netto gewicht van 4,45 gram en 8,74 gram en gaven een indicatie voor cocaïne. Onderzoek van het NFI wees uit dat beide goederen ook daadwerkelijk cocaïne bevatten.
Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt dat hij het bezit van de heroïne heeft bekend. Verdachte heeft het witte (de rechtbank begrijpt: cocaïne) voor hem van tafel gepakt en in zijn buidel gestopt voordat de politie kwam.
Uit de verklaringen van verdachte volgt dat hij bij medeverdachte [medeverdachte 2] thuis was en dat hij daar wat drugs van [medeverdachte 2] had overgenomen. Alle drugs lag op tafel totdat de politie aanbelde. Op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 2] heeft hij toen geprobeerd zoveel mogelijk spullen die op tafel lagen in zijn zakken te doen.
Bewijsoverweging
Voor het bewijs van het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs, is niet noodzakelijk dat de gevonden drugs aan de verdachte toebehoren, noch dat hij enige beschikkings- en/of beheersbevoegdheid ten aanzien daarvan heeft. Voldoende is dat de verdovende middelen zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden en dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen, waaronder tevens is te begrijpen de situatie waarin de verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard. Voorts kan medeplegen worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het opzettelijk aanwezig hebben sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 2] de cocaïne en heroïne voorhanden hebben gehad. Alle drugs lag voordat de politie binnen trad immers openlijk op tafel. Zij hadden beiden wetenschap van de aanwezigheid van de drugs en konden beiden hierover beschikken. Nadat de politie had aangebeld hebben beide verdachten immers een deel van de tafel genomen en bij zich gestopt in een poging om de harddrugs te verstoppen.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, te weten het voorhanden hebben en houden van de aangetroffen cocaïne en heroïne.
Daarmee acht de rechtbank het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van de ten laste gelegde hoeveelheden cocaïne en heroïne wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2 Bewijsmiddelen
Op 25 april 2023 wordt verdachte in Leeuwarden op heterdaad aangehouden voor het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs. Tijdens de fouillering van verdachte wordt bij hem een geldbedrag van in totaal
1.620,00 aangetroffen en in beslag genomen.
Er heeft vervolgens een financieel onderzoek plaatsgevonden waarbij door verbalisant [naam] is geverbaliseerd dat verdachte twee actieve bankrekeningen heeft waarbij op één daarvan onbegrijpelijke transacties hebben plaatsgevonden. In de periode van 20 april 2022 tot 20 april 2023 zijn op de rekening van verdachte 400 transacties geweest waarbij veelvuldig geringe ronde bedragen zijn overgeboekt naar de rekening van verdachte. Een deel van deze overboekingen is gedaan door verschillende verbalisant [naam] ambtshalve bekende harddrugsgebruikers. Voorts is geverbaliseerd dat verdachte grote contante geldbedragen heeft gestort en opgenomen, terwijl uit het financiële onderzoek eveneens is gebleken dat verdachte moet rondkomen van 50,00 leefgeld per week.
Bewijsoverwegingen Criminele herkomst
Voor een bewezenverklaring van witwassen moet vast komen te staan dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. De rechtbank zal in de eerste plaats moeten vaststellen of de in het dossier aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als dit het geval is, dan mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag. Een dergelijke verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Zodra het door verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaring van verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geldbedrag. Uit de resultaten van dat onderzoek zal ten slotte moeten blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dus of een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
In eerste instantie heeft verdachte verklaard dat hij het geldbedrag van zeven of acht verschillende familieleden en vrienden heeft geleend om de huurachterstand bij zijn huurbaas te kunnen voldoen. Door verbalisanten is nadien contact opgenomen met de huurbaas van verdachte en die heeft verklaard dat de contacten over de huurbetalingsachterstand via de bewindvoerder van verdachte lopen. Voorts heeft de huurbaas verklaard dat hij geen afspraken met verdachte heeft gemaakt om de huurachterstand contant te voldoen. De rechtbank is van oordeel dat daarmee aantoonbaar vast is komen te staan dat de initiële verklaring van verdachte over de herkomst van het geldbedrag onjuist is. Ter terechtzitting is verdachte van voornoemde verklaring afgeweken en heeft hij betoogd dat hij het geldbedrag van een vriend heeft geleend.
De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig, omdat zijn verklaring niet strookt met zijn eerdere verklaring en hij pas bij de inhoudelijke behandeling van zijn zaak een schriftelijke verklaring van zijn vriend heeft overgelegd.
De rechtbank stelt vast dat uit het onderzoek naar het vermogen en de inkomensgegevens van verdachte blijkt dat hij nagenoeg geen inkomsten had, terwijl hij wel veelvuldig grote geldbedragen heeft opgenomen. Voorts zijn er veelvuldig overboekingen gedaan naar de rekening van verdachte waarbij het om geringe en ronde bedragen gaat. Daar komt bij dat verdachte bij zijn aanhouding in het bezit was van harddrugs. Het voorgaande leidt dan ook tot de conclusie dat de rechtbank de verdediging niet volgt in de stelling dat het in beslag genomen geldbedrag een legale herkomst heeft. Naar het oordeel van de rechtbank kan het, in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, niet anders zijn dan dat het in beslag genomen geldbedrag van eigen misdrijf afkomstig is, namelijk uit de door verdachte zelf begane handel in harddrugs.
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder parketnummer 18-249690-23 feiten 1, 2 en 3 en onder parketnummer 18-207483-23 feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-249690-23:
1
hij op 28 september 2023 te Leeuwarden een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk CZ, Model 70, kaliber 7,65mm inclusief een bijpassend geladen patroonmagazijn, van categorie III, zijnde een vuurwapen met bijpassend patroonmagazijn in de vorm van een pistool en bijbehorende munitie van categorie III, te weten vier stuks centraalvuur kogelpatronen van het merk Geco in het kaliber 7,65 millimeter type volmantel en drie stuks centraalvuur kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot (SBP) in het kaliber 7,65 millimeter type volmantel en 1 stuk centraalvuur kogelpatroon van het merk Fiocchi (GFL) in het kaliber 7,65 millimeter type volmantel, voorhanden heeft gehad;
2
hij op 28 september 2023 te Leeuwarden opzettelijk aanwezig heeft gehad in totaal ongeveer 6,02 gram cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 17 september 2023 tot en met 28 september 2023 te Leeuwarden, in elk geval in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en heroïne en speed, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Parketnummer 18-207483-23:
1
hij op 25 april 2023 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,66 gram heroïne en ongeveer 4,45 en 8,74 gram cocaïne, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op 25 april 2023 te Leeuwarden een geldbedrag van in totaal 1.620 euro voorhanden heeft gehad terwijl dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Met betrekking tot het bij
parketnummer 18-207483-23onder 2 bewezenverklaarde overweegt de rechtbank dat het geldbedrag van 1.620,00 afkomstig is uit de door verdachte zelf gepleegde handel in drugs. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dit onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstige geldbedrag weliswaar verworven en voorhanden gehad, maar kan niet worden vastgesteld dat deze gedragingen kennelijk ook gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of het verhullen van de criminele herkomst van dit geldbedrag. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat dit bewezenverklaarde feit niet gekwalificeerd kan worden als witwassen.
Hoewel de tenlastelegging lijkt te zijn toegesneden op witwassen als bedoeld in artikel 420bis Sr, is in de tekst van de tenlastelegging ook opgenomen en door de rechtbank bewezen verklaard dat het betreffende geldbedrag afkomstig was uit misdrijf. Dat brengt mee dat het bewezenverklaarde gekwalificeerd kan worden als eenvoudig witwassen zoals bedoeld in artikel 420bis.1 Sr.
Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18-249690-23:
1. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
2. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegevenverbod.
3. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van deOpiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

Parketnummer 18-207483-23:

1. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de
Opiumwet gegeven verbod.
2. Eenvoudig witwassen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake parketnummer 18-249690-23 feiten 1, 2 en 3 en parketnummer 18-207483-23 feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid Sv en dat verdachte om die reden onmiddellijk in vrijheid gesteld dient te worden.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit een aanzienlijk lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder: LOVS).
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Op 28 september 2023 heeft verdachte een wapen met patroonmagazijn en bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het half geladen wapen werkte naar behoren. De rechtbank is van oordeel dat het ongecontroleerde bezit van (geladen) wapens onaanvaardbare risicos met zich meebrengt. Wapens worden gebruikt in het criminele circuit bij het plegen van ernstige strafbare feiten en vormen daardoor een ernstige bedreiging voor de veiligheid van de samenleving.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich ook daadwerkelijk in een crimineel circuit heeft begeven. Het wapen is immers aangetroffen in een open vak van een bureau in een slaapkamer waar verdachte geruime tijd verbleef en is aangehouden. Bij zijn fouillering werd een hoeveelheid cocaïne aangetroffen en in diezelfde slaapkamer is de dealtelefoon van verdachte gevonden. Uit onderzoek van de dealtelefoon is gebleken dat verdachte zich samen met een ander in een periode van twaalf dagen schuldig heeft gemaakt aan het meermalen verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne, heroïne en speed.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen in harddrugs een ernstig feit is. Gebruik van harddrugs is schadelijk voor de gezondheid en zeer verslavend. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat verslaafden aan harddrugs, om in hun dagelijkse behoefte te voorzien, vaak vermogensdelicten plegen. Voorts brengt de handel in harddrugs met zich mee dat er een zwartgeldcircuit ontstaat met alle voor de economie schadelijke gevolgen van dien. Dit alles is de reden dat op de handel in harddrugs zware straffen zijn gesteld.
Gebleken is dat verdachte op een eerder moment ook daadwerkelijk een actieve bijdrage heeft geleverd aan het zwartgeldcircuit. Verdachte heeft immers op 25 april 2023 een geldbedrag van 1.620,00 voorhanden gehad dat hij heeft verdiend met drugshandel. Hierdoor heeft hij zich eveneens schuldig gemaakt aan eenvoudig witwassen. Diezelfde dag heeft hij zich eveneens samen met een ander schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne.
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 28 november 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een Opiumwetfeit.
Uit het reclasseringsadvies van 14 december 2023 blijkt onder meer dat verdachte al sinds jonge leeftijd over onvoldoende vaardigheden beschikt om een delictvrij leven te leiden. Eerdere (jeugd)detenties, werkstraffen en reclasseringstoezichten hebben niet geleid tot recidivevermindering.
De reclassering heeft gesteld dat sprake is van een delictpatroon ten aanzien van gewelds- en drugsgerelateerde feiten. De risicofactoren voortkomend uit het psychosociaal functioneren van verdachte, zijn middelengebruik, sociale netwerk en pro-criminele houding hebben ertoe geleid dat dat de reclassering de kans op herhaling groot acht. Het risico op onttrekking is eveneens ingeschat als hoog, omdat verdachte in het verleden meermalen heeft geweigerd mee te werken aan onderzoek en hij zich binnen een eerder toezicht heeft onttrokken aan voorwaarden.
Op basis van de niet-meewerkende houding van verdachte en het verloop van het laatste reclasseringstoezicht heeft de reclassering geen mogelijkheden gezien om met interventies of toezicht de risicos te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. De reclassering heeft dan ook geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Ten aanzien van het voorhanden hebben van een vuurwapen (pistool, categorie III.1) in een woning geeft het LOVS als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. De rechtbank merkt daarbij op dat het vuurwapen half geladen was en binnen handbereik lag, hetgeen als een strafverzwarende factor meeweegt.
Voor het met enige regelmaat dealen van harddrugs in een periode korter dan één maand geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. De rol van verdachte als medepleger wordt meegewogen in strafverzwarende zin.
Het oriëntatiepunt voor fraude met een benadelingsbedrag tot 10.000,00 bedraagt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één week tot twee maanden.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en noodzakelijk is, omdat de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 18-207483-23 heeft de officier van justitie zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat het geldbedrag verbeurd verklaard moet worden, omdat het geld afkomstig is uit drugshandel.
Ten aanzien van parketnummer 18-249690-23 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het wapen, de munitie, de medicijnen en de verdovende middelen moeten worden onttrokken aan het verkeer. De dealtelefoon dient verbeurd verklaard te worden. De andere drie in beslag genomen telefoons zijn niet nader onderzocht. Nu niet is komen vast te staan dat met deze telefoons drugs is gedeald zullen deze drie telefoons teruggegeven moeten worden aan de rechthebbende.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 18-207483-23 heeft de raadsman bepleit dat het geldbedrag moet worden teruggegeven aan verdachte, omdat witwassen niet bewezen kan worden.
Ten aanzien van parketnummer 18-249690-23 heeft de raadsman bepleit dat de in beslag genomen telefoons die aan verdachte toebehoren aan hem moeten worden teruggegeven.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het in beslag genomen geldbedrag inzake parketnummer 18-207483-23 vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat het voorwerp uit de baten van een strafbaar feit, te weten drugshandel is verkregen en aan verdachte toebehoort.
Inzake parketnummer 18-249690-23 acht de rechtbank het in beslag genomen vuurwapen met bijbehorende munitie vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank acht inzake parketnummer 18-249690-23 de in beslag genomen 16 strippen Temazepam, 1 doos Kamagra en 1 strip met drie Cobra pillen eveneens vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Inzake parketnummer 18-249690-23 acht de rechtbank de in beslag genomen zwarte Samsung telefoon met omschrijving 1646076 vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat met behulp van dit voorwerp het misdrijf, te weten het dealen van harddrugs is begaan.
Inzake parketnummer 18-249690-23 is de rechtbank van oordeel dat de overige drie in beslag genomen telefoons teruggegeven moeten worden aan de rechthebbenden, omdat het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
Bij onherroepelijk arrest van 4 april 2023 van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een taakstraf voor de duur van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 19 april 2023. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 15 september 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden toegewezen, omdat de algemene voorwaarden zijn overtreden binnen een lopende proeftijd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een soortgelijk delict.
Het oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde de bewezen verklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder parketnummer 18-249690-23 feiten 1, 2 en 3 en het onder parketnummer 18-
207483-23 feiten 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
  • 16 strippen Temazepam met omschrijving 1646141;
  • 1 doos Kamagra met omschrijving 1646144;
  • 1 strip met drie cobra pillen met omschrijving 1646150;
  • het vuurwapen inclusief bijbehorende munitie met omschrijving 1646064.
1.620,00;
GSM met omschrijving 1646076, zwart, merk: Samsung.
aan de rechthebbenden van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven:
- GSM met omschrijving 1646089, merk: Motorola; - GSM met omschrijving 1646090, zwart, merk: Samsung; - GSM met omschrijving 1646092, paars, merk: Samsung.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem Leeuwarden, locatie Leeuwarden van 4 april 2023, te weten: een taakstraf voor de duur van 30 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Maring, voorzitter, mr. S.T. Kooistra en mr. H. de Ruijter, rechters, bijgestaan door mr. M. Linde, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 december 2023.
Mr. H. de Ruijter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpaginas betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met nummer PL0100-2023259223, doorgenummerd 1 tot en met 330.
Paginas 103, 104 en 105.
Pagina 222.
Paginas 162 tot en met 165.
Pagina 23.
Paginas 64 en 66.
Pagina 61.
Pagina 74.
Paginas 19 en 20.
Pagina 26.
Paginas 241 en 242.
Paginas 201 en 202.
Paginas 203, 204 en 205.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 december 2023.
Paginas 103 en 104.
Pagina 235.
Pagina 168.
Pagina 74.
Pagina 166.
Paginas 1 tot en met 5 van bijlage 1 van het aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 oktober 2023.
Paginas 171, 172 en 179.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpaginas betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met nummer PL0100- 2023173174, doorgenummerd 1 tot en met 102.
Paginas 35 en 36.
Paginas 64 en 66.
Pagina 73.
Pagina 75.
Pagina 77.
Paginas 79 en 80.
Pagina 19.
Pagina 32 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 december 2023.
Pagina 23.
Pagina 68.
Paginas 44, 45, 46, 47 en 48.