ECLI:NL:RBNNE:2023:5480

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
C/19/145779/KG ZA 23-134
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod tot veiling van woning door hypotheekhouder in kort geding met betrekking tot legaat woonrecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 7 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], de levenspartner van de overleden erflater, en HYPINVEST B.V., de hypotheekhouder van de woning van de erflater. De zaak betreft een geschil over de executie van een hypothecaire lening na het overlijden van de erflater. De erflater had zijn levenspartner een legaat woonrecht gegeven, maar de erfgenamen hebben de hypotheeklasten niet betaald, wat heeft geleid tot een geplande veiling van de woning door de hypotheekhouder.

De hypotheekhouder stelde dat de hypothecaire lening automatisch was opgeëist door het overlijden van de erflater en dat de erfgenamen de lening niet konden overnemen zonder toestemming. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de hypotheekhouder de lening niet had opgeëist voordat de erfgenamen een achterstand hadden laten ontstaan en dat de eigendom van de woning niet door contractuele bepalingen of de Wet Financieel Toezicht werd belemmerd. De voorzieningenrechter concludeerde dat de hypotheekhouder geen recht had om de woning te veilen, vooral omdat de levenspartner had aangeboden de achterstand in de hypotheekbetalingen te voldoen.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [eiseres] toegewezen en HYPINVEST B.V. verboden om de veiling van de woning door te laten gaan. Tevens is HYPINVEST veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis bevestigt het belang van de levenspartner in de woning en de mogelijkheid om de hypotheeklasten te voldoen, ondanks de eerdere achterstand in betalingen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer: C/19/145779 / KG ZA 23-134
Vonnis in kort geding van 7 december 2023
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. J. Homan te Groningen,
tegen
HYPINVEST B.V.,
te Den Haag,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Hypinvest,
advocaat: mr. N.G. Wijnstekers te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 november 2023
- de producties van Hypinvest, ingekomen op 23 november 2023
- de mondelinge behandeling van 27 november 2023, waar [eiseres] is verschenen, bijgestaan door mr. Homan en waar Hypinvest is verschenen, vertegenwoordigd door mr. P. Vos, bedrijfsjurist en de heer M. Spijker, zaakbehandelaar, bijgestaan door mr. Wijnstekers; van deze behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt
- de pleitnota van [eiseres]
- de pleitnota van Hypinvest.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is sinds 6 juni 2002 de levenspartner geweest van wijlen de heer [naam] (hierna: erflater).
2.2.
Erflater heeft een appartement gekocht in [woonplaats] dat hij op 12 januari 2005 in eigendom heeft gekregen. Het gaat om een appartement aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning).
2.3.
Erflater heeft ten behoeve van de aankoop van de woning een aflossingsvrije hypothecaire lening afgesloten bij een rechtsvoorganger van Hypinvest, Seyst Hypotheken B.V., voor een bedrag van € 100.000,00. In de hypotheekakte is, voor zover hier van belang, vermeld:
1. Het onderpand mag niet dan met schriftelijke toestemming van Seyst Hypotheken geheel of gedeeltelijk worden verhuurd of verpacht, noch onder andere titel geheel of gedeeltelijk in gebruik of genot worden afgestaan.
2.4.
Op de leningsovereenkomst zijn de leningsvoorwaarden voor een “Seyst (Budget) Hypotheek” (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing. Daarin is, voor zover hier van belang, vermeld:
16.2. De schuld is echter onmiddellijk opeisbaar:(…)B. Indien de schuldenaar(…)a. Zijn verplichtingen voortvloeiende uit de akte tegenover Seyst Hypotheken niet nakomt, daaronder begrepen het verrichten van met de akte strijdige handelingen zonder voorafgaande toestemming van Seyst Hypotheken;b. (…) overlijdt.(…)17.1 Het enkele feit dat een omstandigheid als omschreven in artikel 16 van deze Algemene Bepalingen zich voordoet, wordt aangemerkt als een tekortkoming in de nakoming aan de zijde van de schuldenaar. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:82 BW treedt het verzuim eerst na ingebrekestelling in, tenzij sprake is van één van de situaties als bedoeld in artikel 6:83 BW, dan wel de nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is als bedoeld in artikel 6:265 BW. Indien Seyst Hypotheken na constatering van de tekortkoming in de nakoming alsnog een termijn stelt, zal de schuldenaar bij het niet voldaan aan hetgeen waarvoor hem deze termijn is gegeven, zonder nadere ingebrekestelling onmiddellijk in verzuim zijn(…)18.1 Als de schuldenaar de opeisbare schuld niet aan Seyst Hypotheken voldoet, is Seyst Hypotheken gerechtigd (…)a. om het onderpand (…) in het openbaar ten overstaan van een notaris te doen verkopen
(…)
2.5.
Erflater en [eiseres] zijn samen in de woning gaan wonen. Erflater heeft de aan de hypothecaire lening verbonden lasten voor zijn rekening genomen.
2.6.
Erflater is op 20 maart 2019 overleden. In zijn testament van 13 november 2014 heeft hij zijn zoon [naam2] en zijn toen nog minderjarige kleinzoon [naam3] tot enig erfgenamen benoemd onder last van een legaat:
LEGAAT WOONRECHTIndien ik kom te overlijden vóór mijn partner (…) terwijl wij op dat moment samenwonen in een mij in eigendom toebehorende woning, legateer ik aan mijn voornoemde partner het persoonlijk recht van gebruik en bewoning van deze woning.
Bepalingen en voorwaardenHet recht dient te worden gevestigd onder de navolgende bedingen:1. Het betreft een persoonlijk recht op de voet van artikel 3:226 Burgerlijk Wetboek. (…)
(…)
2.7.
Tussen [eiseres] en de erfgenamen is een geschil ontstaan over de uitleg van het testament en dan met name over de vraag wie van hen de aan het legaat woonrecht verbonden kosten moet doen. De erfgenamen hebben de lasten tot en met december 2019 betaald. Sinds begin 2022 is een achterstand in de betalingen ontstaan. [eiseres] heeft aangeboden de achterstand en de toekomstige lasten te voldoen.
2.8.
Bij brief van 26 juli 2022 heeft Hypinvest de erven het volgende geschreven, voor zover hier van belang:
Tot op heden zijn er geen afspraken gemaakt over de afwikkeling van de nalatenschap met betrekking tot de woning (…) en de hypothecaire lening. (…)Daarnaast zijn de betalingen van de maandtermijnen gestopt in januari 2022.
Op grond van artikel 16.2.B.b. van onderdeel B van de Algemene Voorwaarden mag Hypinvest B.V. de lening onmiddellijk opeisen als de leningnemer overlijdt.Op grond van artikel 16.2.B.a van onderdeel B van de Algemene voorwaarden mag Hypinvest B.V. de lening onmiddellijk opeisen als de leningnemer zijn verplichtingen, waaronder begrepen de betalingsverplichtingen, tegenover Hypinvest B.V. niet nakomt.Op basis van de hiervoor genoemde redenen zeggen wij de overeenkomst met de heer [naam] op. Wij eisen de volledige hypothecaire lening op. Dit betekent dat u de hele lening, rente, achterstallige rente en bijkomende kosten aan ons moet terug betalen.
2.9.
Bij brief van 20 oktober 2022 heeft Hypinvest de erfgenamen meegedeeld dat de woning zal worden geveild omdat de lening nog niet volledig is afgelost.
2.10.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 29 november 2022 zowel de erven als Hypinvest in kort geding gedagvaard. Zij heeft, voor zover hier van belang, van de erfgenamen gevorderd dat zij worden verplicht om mee te werken aan afgifte van het legaat en om de hypotheekverplichtingen na te komen. Zij heeft verder gevorderd dat de voorzieningenrechter Hypinvest verbiedt om over te gaan tot veiling van de woning en om een andere wijze van executie te verbieden.
2.11.
Bij vonnis van 4 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter de vordering jegens de erfgenamen afgewezen en heeft hij Hypinvest verboden over te gaan tot het veilen van de woning en tot het op een andere wijze executeren van het hypotheekrecht. De voorzieningenrechter heeft, samengevat, overwogen dat de erfgenamen als rechtsopvolgers onder algemene titel een achterstand hebben laten ontstaan in de betaling van de renteverplichtingen en dat dit Hypinvest in beginsel de bevoegdheid geeft de lening op te eisen en de woning te verkopen maar dat Hypinvest in redelijkheid daartoe niet kan overgaan vanwege het aanbod van [eiseres] om de achterstand en de rentetermijnen in de toekomst, voor haar rekening te nemen.
2.12.
Hypinvest heeft aan het vonnis gehoor gegeven en de veiling ingetrokken. Zij heeft geen hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 4 januari 2023.
2.13.
Bij brief van 9 februari 2023 heeft notaris mr. Maris aan Hypinvest het volgende geschreven, voor zover hier van belang:
Binnenkort zal bij mij op kantoor inzake de nalatenschap van de heer [naam] een akte afgifte legaat worden getekend.(…)Gelet op het bepaalde in de hypotheekakte/algemene voorwaarden verzoek ik u vriendelijk om toestemming te verlenen tot de vestiging van voormelde rechten.
2.14.
De gevraagde toestemming is niet verleend.
2.15.
Bij brief van 24 oktober 2023 heeft de incassogemachtigde van Hypinvest aan [eiseres] bericht dat de woning op 13 december 2023 zal worden geveild omdat de schuldenaar in verzuim is met het nakomen van de geldlening en omdat de lening is opgeëist.
2.16.
[eiseres] heeft Hypinvest bij brief van 26 oktober 2023 gewezen op het vonnis van 4 januari 2023 en heeft verzocht de veiling in te trekken.
2.17.
Hypinvest heeft bij e-mail van 30 oktober 2023 geantwoord dat zij sinds de zitting van 7 december 2022 niets meer van [eiseres] heeft vernomen, dat zij niets over de kwestie kunnen meedelen omdat [eiseres] daarvoor bij de erfgenamen moet zijn en dat haar niets bekend is over een juridische procedure tussen [eiseres] en de erfgenamen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat – uitvoerbaar bij voorraad,
I. veroordeling van Hypinvest om de veiling van het appartement die op 13 december 2023 zal plaatsvinden, binnen vierentwintig uur na dit vonnis in te trekken, op straffe van een dwangsom van € 150.000,00
II. Hypinvest te verbieden om tot een andere wijze van executie van het hypotheekrecht over te gaan, op straffe van een dwangsom van € 150.000,00
III. veroordeling van Hypinvest in de proceskosten.
[eiseres] legt hieraan ten grondslag dat Hypinvest, zoals in het eerdere vonnis is geoordeeld, niet bevoegd is om tot executie over te gaan en dat zij door dit toch te willen doen, handelt in strijd met het eerdere vonnis. [eiseres] stelt dat Hypinvest niet heeft aangetoond dat de omstandigheden sinds het eerdere vonnis zijn gewijzigd en volgens haar is dat ook niet zo.
Voor zover Hypinvest wel bevoegd zou zijn, maakt zij misbruik van recht door over te gaan tot executie van de woning. Zoals in het eerdere vonnis al is geoordeeld, wegen de belangen van [eiseres] zwaarder dan die van Hypinvest. [eiseres] stelt verder dat zij herhaaldelijk heeft aangegeven dat zij bereid is de achterstand in de hypotheekbetalingen, te voldoen en te willen instaan voor toekomstige vorderingen.
3.2.
Hypinvest voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure. Voor zover de voorzieningenrechter oordeelt dat de veiling moet worden verboden, verzoekt zij om een uiterste termijn te bepalen voor de veiling.
Hypinvest voert aan dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft bij deze procedure omdat zij al lange tijd weet dat het legaat niet is afgegeven en ze niet in de woning kan verblijven. Volgens Hypinvest heeft [eiseres] überhaupt geen belang bij de vorderingen omdat Hypinvest de in februari 2023 gevraagde toestemming voor vestiging van het vruchtgebruik op grond van haar beleid niet heeft gegeven en niet zal geven, zodat [eiseres] geen recht of titel heeft om in de woning te verblijven. Hypinvest zou die toestemming ook tijdens leven van erflater niet hebben gegeven, aldus Hypinvest. Hypinvest meent dat zij daarom recht op en belang heeft bij executie. Volgens Hypinvest heeft de voorzieningenrechter op 4 januari 2023 een voorlopige uitspraak gedaan op basis van de aannames dat het legaat was afgegeven of zou worden afgegeven, dat de nalatenschap zuiver was aanvaard en dat de lening van erflater op de erfgenamen was overgaan. Volgens Hypinvest is de lening echter niet voortgezet op naam van de erfgenamen en zijn deze geen contractspartij geworden omdat de lening zonder ingebrekestelling direct opeisbaar is na overlijden en het in de markt niet gebruikelijk is dat een lening ongewijzigd overgaat op erfgenamen omdat de lening mogelijk niet bij hun financiële positie past. Daarom is haar beleid om de erfgenamen de ruimte te geven om met een oplossing te komen, maar omdat de erfgenamen niet hebben gereageerd, is besloten niet langer te wachten en de lening te incasseren door verkoop van de woning, waartegen de erfgenamen geen bezwaar hebben. Hypinvest voert verder aan dat het legaat niet is afgegeven en dat de notaris daartoe ook niet mocht overgaan omdat er op grond van de hypotheekakte eerst toestemming gegeven moet worden door Hypinvest.
Volgens Hypinvest kan alleen onder uitzonderlijke omstandigheden sprake zijn van misbruik van bevoegdheid en is dat niet het geval omdat van een noodsituatie bij de erfgenamen of bij [eiseres] niet is gebleken. Zij wijst erop dat Hypinvest recht heeft op executie van het hypotheekrecht en dat de lening sinds het overlijden van erflater opeisbaar is maar niet is terugbetaald. Ook voert zij aan dat de erfgenamen zich niet tegen verkoop van de woning verzetten en dat de procedure tussen de erfgenamen en [eiseres] over het legaat niets aan de zaak verandert: Hypinvest zal geen toestemming geven voor het legaat.

4.De beoordeling

4.1.
HypInvest heeft de veiling bepaald op 13 december 2023. Als de woning wordt geveild, betekent dit zeer waarschijnlijk dat [eiseres] de woning moet verlaten. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven. De voorzieningenrechter kan deze vordering dus in kort geding behandelen.
4.2.
Bij vonnis van 4 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter Hypinvest verboden over te gaan tot het veilen van de woning of anderszins executeren van het hypotheekrecht. Hypinvest heeft tegen dit vonnis geen hoger beroep ingesteld, zodat het in kracht van gewijsde is gegaan. Een vonnis in kort geding heeft echter geen gezag van gewijsde en partijen zijn niet gebonden aan de voorlopige oordelen en beslissingen in kort geding. Het staat hen dus vrij om hetzelfde geschil in kort geding opnieuw voor te leggen en de voorzieningenrechter kan daarover een andersluidend oordeel geven dan in het eerste vonnis.
4.3.
De voorzieningenrechter ziet daarvoor echter geen reden. De omstandigheden zijn immers niet gewijzigd: de erfgenamen hebben weliswaar een achterstand laten ontstaan in de betalingsverplichtingen maar het aanbod dat [eiseres] heeft gedaan vóórdat de lening is opgezegd, te weten om de achterstand in de rentetermijnen en de toekomstige rentetermijnen voor haar rekening te nemen, geldt nog steeds. Ook heeft zij nog steeds belang bij het behoud van de woonruimte. De voorzieningenrechter ziet dan ook niet in op grond waarvan Hypinvest nadat haar de veiling is verboden, opnieuw probeert tot veilen van de woning over te gaan.
4.4.
Hypinvest stelt zich op het standpunt dat de vorige voorzieningenrechter zijn vonnis heeft gewezen op basis van een aantal aannames die kennelijk volgens haar onjuist zijn, namelijk dat het legaat is afgegeven, dat de nalatenschap zuiver is aanvaard en dat de lening op de erfgenamen is overgegaan. Daarnaast heeft zij in deze procedure nieuwe argumenten naar voren gebracht. Die geven de voorzieningenrechter geen reden om anders te oordelen. Dat wordt hierna uitgelegd.
4.5.
Hypinvest stelt dat de hypothecaire lening, anders dan in het vonnis van 4 januari 2023 is geoordeeld, niet op naam van de erfgenamen is voortgezet, maar dat de lening daarvoor al, door het overlijden van erflater, zonder ingebrekestelling is opgeëist, conform haar beleid. Volgens Hypinvest doorkruisen de artikelen 16 en 17 van haar algemene voorwaarden het beginsel van rechtsopvolging onder algemene titel.
4.6.
Op grond van artikel 4:182 BW volgen de erfgenamen met het overlijden van de erflater hem van rechtswege op in zijn voor overgang vatbare rechten en in zijn bezit en houderschap. De eigendom van de woning, belast met hypotheekrecht, gaat onder algemene titel op hen over, ook op de erfgenaam die beneficiair heeft aanvaard (met dien verstande dat de nalatenschap dan formeel moet worden afgewikkeld om te voorkomen dat verhaal op het vermogen kan worden genomen vanwege schulden). De overdraagbaarheid van de eigendom van een goed wordt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet doorbroken door contractuele bepalingen of door de Wet Financieel Toezicht. Dat geldt ook voor de vestiging van een beperkt recht op het eigendom. In elk geval hebben deze contractuele bepalingen geen goederenrechtelijke werking. Uit artikel 3:83 BW volgt immers dat eigendom in beginsel overdraagbaar is en dat dit, anders dan bij overdraagbaarheid van vorderingsrechten, niet kan worden uitgesloten in een contractueel beding. Eigendom is alleen dan niet overdraagbaar als de wet of de aard van het recht zich daartegen verzet, maar dat is gesteld noch gebleken.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat het argument van Hypinvest dat het legaat niet kan worden afgegeven omdat zij op grond van de hypotheekakte en haar beleid geen toestemming heeft gegeven voor vestiging ervan, niet opgaat.
4.8.
De erfgenamen volgen de erfgenamen op in zijn positie jegens de bank. Dat heeft met contractovername niets van doen maar is op grond van het beginsel van opvolging onder algemene titel. Het betekent dat de erfgenamen wel gebonden zijn aan de contractuele bepalingen over opzegging en opeisbaarheid. In dat verband beroept Hypinvest zich erop dat de lening door het overlijden van erflater is opgeëist. Daarbij lijkt Hypinvest te veronderstellen dat opeisbaarheid impliceert dat ook wordt gevorderd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is dat een onjuiste veronderstelling. Het achtervoegsel “-baar” bij een werkwoord drukt immers een mogelijkheid uit en niet dat dit zich al heeft voorgedaan. Dat Hypinvest een opeisbare vordering heeft, betekent echter niet dat ze verplicht is om de vordering te innen of dat dit automatisch gebeurt. Zij zal eerst kenbaar moeten maken dat zij van de bevoegdheid om op te eisen gebruik maakt. Dat de vordering volgens de algemene voorwaarden zonder ingebrekestelling kan worden opgeëist, zegt niets over de opeisbaarheid maar betekent slechts dat als de lening wordt opgeëist daarbij niet eerst een termijn moet worden gesteld om alsnog na te kunnen komen. Daarnaast blijkt uit het feitencomplex dat Hypinvest de lening feitelijk niet na het overlijden van erflater heeft opgeëist. Zij heeft de lening laten doorlopen en betalingen in ontvangst genomen. Pas nadat de erfgenamen een achterstand hadden laten ontstaan, heeft zij op 22 juli 2022 de lening opgeëist. De conclusie is dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de lening niet met het overlijden van erflater is opgeëist en dat de erfgenamen erflater in zijn positie jegens de bank hebben opgevolgd.
4.9.
[eiseres] heeft voordat Hypinvest de lening heeft opgezegd en opgeëist, aangeboden de achterstallige en toekomstige rentelasten te willen voldoen. Een verbintenis – die op het moment van het aanbod bestond uit het voldoen van de rentelasten – kan ook door een ander dan de schuldenaar worden nagekomen. Niet valt in te zien welk belang Hypinvest erbij heeft om het aanbod van [eiseres] , dat nog steeds geldt, te blijven weigeren. Hypinvest heeft zich ter zitting beroepen op haar beleid dat zij een hypothecaire lening altijd opeist bij het overlijden van de hypotheekgever, zeker bij zogenoemde “residentiële hypotheken”. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van Hypinvest bij het uitvoeren van haar beleid niet opweegt tegen het belang van [eiseres] om – in lijn met de wens van erflater – in de woning te blijven wonen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat Hypinvest voldoende zekerheid heeft dat, mochten die betalingen stoppen, zij de lening kan verhalen op de verkoopopbrengst van de woning. Ter zitting is immers gebleken dat de woning ruimschoots voldoende zekerheid biedt in die zin dat de lening nog om en nabij de € 100.000,00 bedraagt terwijl de marktwaarde in 2022 in onbewoonde staat € 515.000,00 bedroeg en de executiewaarde € 241.000,00. De conclusie is dat niet vast staat dat een bodemrechter zou oordelen dat de lening rechtsgeldig is opgezegd en dat executie de enige manier is om Hypinvest zekerheid te bieden.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat Hypinvest nog steeds geen in redelijkheid te respecteren belang heeft om tot parate executie over te gaan.
4.10.
De voorzieningenrechter zal de vordering van [eiseres] toewijzen en bepalen dat Hypinvest opnieuw verboden moet worden om tot executie over te gaan. Hij ziet geen aanleiding om daar een termijn aan te verbinden.
4.11.
De voorzieningenrechter ziet, anders dan Hypinvest, wel aanleiding om aan dit verbod een dwangsom te verbinden. Daarvoor is redengevend dat zij, ondanks het eerdere vonnis van 4 januari 2023, opnieuw tot veiling wilde overgaan.
4.12.
Hypinvest is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
132,42
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal
1.525,42
4.13.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Hypinvest om de veiling van de woning aan de [adres] in [woonplaats] die op 13 december 2023 zal plaatsvinden, in te trekken binnen 24 uur na dit vonnis, op straffe van een aan [eiseres] te verbeuren dwangsom van € 150.000,00
5.2.
verbiedt Hypinvest om over te gaan tot een andere wijze van executie van het hypotheekrecht, op straffe van een aan [eiseres] te verbeuren dwangsom van € 150.000,00,
5.3.
veroordeelt Hypinvest in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.525,42, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Hypinvest in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als Hypinvest niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2023.