ECLI:NL:RBNNE:2023:5465

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
10561572 AR VERZ 23-43
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsrelatie en discriminatieklachten

In deze zaak verzoekt Stichting Elkien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer [A] wegens een verstoorde arbeidsrelatie. De kantonrechter heeft op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in de procedure die op tegenspraak is gevoerd. De werknemer, [A], heeft zich verweerd tegen het verzoek en stelt dat de ontbinding moet worden afgewezen, met veroordeling van Elkien in de proceskosten. Hij heeft ook een tegenverzoek ingediend voor een transitievergoeding en een billijke vergoeding, alsook om een onafhankelijk onderzoek naar zijn discriminatieklachten. De procedure heeft een lange voorgeschiedenis van klachten van zowel de werkgever als de werknemer, waarbij [A] zich gediscrimineerd voelde en de werkgever de arbeidsrelatie als ernstig verstoord beschouwde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, die niet hersteld kan worden, en heeft het verzoek tot ontbinding toegewezen. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 september 2023, met toekenning van de wettelijke transitievergoeding aan [A]. De kantonrechter heeft geen billijke vergoeding toegekend, omdat er geen ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever is vastgesteld. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer: 10561572 AR VERZ 23-43
beschikking van de kantonrechter d.d. 26 juli 2023
in de zaak van:
STICHTING ELKIEN,
gevestigd te Heerenveen,
verzoekende partij in de zaak van het verzoek,
verwerende partij in de zaak van het (voorwaardelijke) tegenverzoek,
gemachtigde: mr. T.S. Nicolai,
tegen
[A],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij in de zaak van het verzoek,
verzoekende partij in de zaak van het (voorwaardelijke) tegenverzoek,
gemachtigde: mr. G. Berghuis.
Partijen zullen hierna Elkien en [A] worden genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift (met producties 1 t/m 31)
  • het verweerschrift, tevens inhoudende een tegenverzoek (met producties 1 t/m 8)
  • de aanvullende producties van Elkien (productie 32 t/m 36)
  • de mondelinge behandeling van de zaak, gehouden op 6 juli 2023
  • de pleitaantekeningen van mr. Nicolai.

2.De feiten

2.1.
[A] , geboren [datum] , is op 5 augustus 2019 in dienst getreden bij Elkien. De functie van [A] is Allround Onderhoudsmedewerker met een loon van € 3.202,-- bruto per maand, exclusief vakantiebijslag.
2.2.
Uit hoofde van zijn functie maakt [A] deel uit van de onderhoudsdienst van Elkien, ook wel 'de vakploeg' genoemd. Deze afdeling bestaat uit ongeveer 25 werknemers. De leidinggevende van [A] zijn de heren [B] en [C] .
2.3.
In 2020 en 2021 heeft Elkien meerdere klachten van huurders over de houding en het gedrag van [A] ontvangen. [A] is hierop aangesproken.
2.4.
Op 7 september 2021 heeft [A] zich ziekgemeld wegens psychische klachten. Op 22 september 2021 heeft [A] zijn werk hervat. Op 28 september 2021 is [A] met dezelfde klachten opnieuw uitgevallen van zijn werk.
2.5.
Op 26 oktober 2021 is [A] verschenen op het spreekuur van de bedrijfsarts. In zijn hiervan opgemaakte verslag staat onder meer dat zowel de werkgever als de werknemer hebben aangegeven dat er sprake is van een situatie die geëscaleerd is en dat hierover een vervolggesprek gepland is. De bedrijfsarts acht [A] in staat dit gesprek te voeren. Volgens de bedrijfsarts kan met re-integratie worden begonnen als het gesprek voor beide partijen tot een goede uitkomst leidt.
2.6.
Op 18 november 2021 en 2 december 2021 hebben gesprekken tussen [A] , [B] , [C] en HR-medewerker [H1] plaatsgevonden. In deze gesprekken is afgesproken dat partijen het verleden achter zich laten en met een schone lei beginnen.
2.7.
Vanaf 11 april 2022 is [A] re-integratiewerkzaamheden gaan verrichten bij Elkien.
2.8.
Op 3 juni 2022 is er onenigheid ontstaan tussen [A] en enkele collega's. [A] werd door deze collega's aangesproken op ongewenst gedrag tegenover een vrouwelijke collega, waarna [A] aangaf dat hij zich gediscrimineerd voelde.
2.9.
Op 7 juni 2022 ontving Elkien van de ijzerwarengroothandel Regts B.V. een factuur ter hoogte van € 10.000,-- op naam van [A] . Deze factuur had betrekking op een grote hoeveelheid gereedschap en apparatuur.
2.10.
Op 8 juni 2022 heeft er een gesprek tussen [A] , [B] en [C] plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek is [A] meegedeeld dat hij voor twee weken wordt geschorst om twee redenen. De eerste reden is dat hij zich op 3 juni 2021 onacceptabel heeft gedragen tegenover collega's. De tweede reden is dat hij zonder de benodigde toestemming gereedschap en apparatuur bij Regts B.V. heeft opgehaald en het tegenover Regts B.V. heeft doen voorkomen dat hij wel over deze toestemming beschikte. Bij brief van 9 juni 2022 heeft Elkien de schorsing bevestigd. In de brief heeft Elkien daarnaast aangegeven dat met [A] in november 2021 ook al een aantal stevige gesprekken zijn gevoerd over zijn gedrag en dat daaraan destijds geen gevolgen zijn verbonden met het oog op zijn ziekte en bijbehorende medicatie, maar dat dat station nu is gepasseerd.
2.11.
In reactie op deze brief heeft [A] op 15 juni 2022 een e-mailbericht aan Elkien gestuurd. Daarin geeft hij aan dat hij zich ongelijk en oneerlijk behandeld voelt. Hij benoemt in dat verband dat bekend is dat hij midden in een behandeling zit en dat de medicatie niet goed werkt. Ook vraagt [A] zich af of een bepaalde collega wel is aangesproken op zijn racistische opmerkingen richting [A] .
2.12.
Op 28 juni 2022 heeft een gesprek tussen [A] , [H1] en HR-medewerker [H2] plaatsgevonden naar aanleiding van de schorsing van [A] . Van dit gesprek is een verslag opgesteld. Volgens dit gespreksverslag heeft [A] uitgesproken dat hij zich oneerlijk behandeld voelt bij Elkien, het gevoel heeft dat heel Elkien tegen hem is en dat er onvoldoende rekening met zijn persoonlijke situatie. [H1] en [H2] hebben [A] voorgehouden dat [A] een andere beleving heeft van de werkelijkheid dan (medewerkers van) Elkien. Ook hebben zij Elkien voorgehouden dat sprake is van een repeterend patroon in het gedrag van [A] : hij neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen, laat geen zelfreflectie zien en ziet feedback als bewijs dat Elkien tegen hem is. Zij spreken uit dat Elkien er tegenaan loopt dat telkens wanneer [A] op iets wordt aangesproken, hij zich aangevallen voelt en dan aangeeft dat hij oneerlijk wordt behandeld. Tijdens het gesprek is [A] meegedeeld dat zijn schorsing wordt opgeheven, maar dat hij zijn re-integratiewerkzaamheden nog niet kan hervatten omdat inmiddels een conflictsituatie is ontstaan tussen hem en zijn collega's. Afgesproken is dat [A] voor 8 juli 2022 een terugkoppeling krijgt over de verdere aanpak hiervan.
2.13.
Op 4 juli 2022 is [A] verschenen op het spreekuur van de bedrijfsarts. In het hiervan opgemaakte verslag is vermeld dat er sprake is van een arbeidsconflict en dat eerst moet worden gestart met mediation voordat de re-integratie kan worden hervat.
2.14.
Op 14 en 15 juli 2022 heeft [A] vier e-mailberichten aan Elkien gezonden waarin hij reageert op het verslag van het gesprek van 28 juni 2022. Uit deze berichten volgt dat [A] het niet eens is met de kritiek op zijn houding en gedrag. [A] verwijt Elkien dat hij anders wordt behandeld dan zijn collega's en dat Elkien zich schuldig maakt aan discriminatie. Volgens hem worden zijn collega's niet aangesproken op onacceptabel gedrag en hij wel. Verder maakt hij zijn collega's en leidinggevenden allerlei verwijten.
2.15.
Op 30 augustus 2022 is een mediationtraject gestart. De mediation heeft niet tot een oplossing van het geschil tussen partijen geleid en is op 20 september 2022 op verzoek van [A] beëindigd.
2.16.
Op dezelfde dag heeft [A] bij het bestuur van Elkien per mail melding gedaan van discriminatie en ongelijke behandeling door collega's. In een e-mailbericht van 21 september 2022 heeft [A] de namen van de betrokken personen genoemd, waaronder zijn leidinggevenden [B] en [C] .
2.17.
Op 29 september 2022 heeft Elkien, in de persoon van directeur-bestuurder [D] , [A] per mail bericht dat zijn melding van discriminatie en ongelijke behandeling erg serieus wordt genomen en dat Elkien die zorgvuldig wil behandelen en daartoe de procedure van de 'Regeling ongewenst gedrag' van Elkien zal volgen.
2.18.
Op 3 oktober 2022 heeft [A] zich hersteld gemeld.
2.19.
Bij brief van 4 oktober 2022 heeft Elkien [A] laten weten niet akkoord te gaan met deze hersteldmelding en [A] uitgenodigd voor het spreekuur van de bedrijfsarts op 20 oktober 2022. Verder staat in de brief dat van re-integratie bij Elkien gelet op de ernstig verstoorde arbeidsverhouding geen sprake kan zijn. Verder is [A] geïnformeerd over de status van zijn melding van discriminatie en ongelijke behandeling.
2.20.
Op 20 oktober 2022 is [A] verschenen op het spreekuur van de bedrijfsarts. Volgens het hiervan opgemaakte verslag is [A] arbeidsgeschikt en heeft hij geen functionele beperkingen meer.
2.21.
Bij e-mailbericht van 26 oktober 2022 heeft Elkien [A] laten weten dat zijn herstelmelding is verwerkt, maar dat hij wordt vrijgesteld van het verrichten van werk omdat terugkeer naar zijn werk onmogelijk is vanwege de ernstig verstoorde arbeidsverhouding. [A] is uitgenodigd voor een gesprek op 7 november 2022 over hoe partijen verder moeten.
2.22.
Bij e-mailbericht van 26 oktober 2022 heeft [A] gereageerd op dit e-mailbericht. Daarin heeft hij kenbaar gemaakt dat Elkien de situatie erg opblaast en dat het wel degelijk mogelijk is om terug te keren in zijn werk. Hij schrijft onder meer:
Dit alles baseer ik op meerdere gevallen (vele voorbeelden heb ik je al genoemd in eerdere mails waar jij niet op hebt gereageerd door dit te verantwoorden) dat binnen Elkien heeft plaatsgevonden en ERNSTIGER waren dan wat er bij mij speelt. Deze personen hebben ook gewoon hun werkzaamheden kunnen voortzetten. Vindt het maar raar dat jullie bij mij zo'n issue van maken. Dit bedoel ik dus met discriminatie op de werkvloer. ONGELIJKE BEHANDELING.
2.23.
Op 16 november 2022 heeft [A] een uitgebreid verslag aan Elkien gezonden. In dit verslag noemt [A] een aantal incidenten waaruit volgens hem blijkt dat hij ongelijk is behandeld en/of is gediscrimineerd. In reactie hierop heeft Elkien [A] bericht dat zij met betrekking tot zijn melding van discriminatie en ongelijke behandeling extern advies heeft gevraagd, omdat zij deze melding serieus en zorgvuldig wil behandelen en sprake is van een situatie waarmee zij geen ervaring heeft.
2.24.
Op 14 december 2022 heeft [A] aan [D] telefonisch toestemming gegeven om ten aanzien van zijn melding van discriminatie en ongelijke behandeling af te wijken van de procedure van de 'Regeling ongewenst gedrag' van Elkien. Dit is bij e-mailbericht van 16 december 2022 aan [A] bevestigd. In dit e-mailbericht staat verder dat Elkien een extern onderzoek zal laten uitvoeren door mevrouw [E] en dat het doel van dit onderzoek (onder meer) is het vaststellen van (de impact van) de aanklacht van [A] en alles wat er is gebeurd vanuit de verschillende betrokken partijen en te inventariseren of partijen met elkaar verder kunnen. Verder is aangegeven dat het onderzoek zal bestaan uit het voeren van individuele gesprekken met de meest betrokkenen.
2.25.
Op 1 maart 2023 heeft [E] haar rapport uitgebracht. In de inleiding daarvan schrijft [E] dat zij alle betrokkenen heeft meegegeven dat het niet de bedoeling is om een oordeel te vellen over wat er precies is gebeurd, maar om een beter zicht en een bredere blik te krijgen op ieders informatie, op de verschillende perspectieven en op de dynamiek die is ontstaan. Op basis van de gevoerde gesprekken concludeert [E] dat sprake is van een langdurige opbouw van ongenoegen bij alle betrokkenen in de vakploeg en dat het niet eenvoudig is te bepalen wat volgende concrete stap in de ontstane situatie moet zijn, omdat de onderlinge verhoudingen zijn verstoord, de opvattingen door de klacht over discriminatie zijn verhard en het de vraag is of, en zo ja hoe, de verhoudingen hersteld kunnen worden. [E] adviseert Elkien om met de betrokkenen van het onderzoek persoonlijk in gesprek te gaan.
2.26.
Dit advies heeft Elkien opgevolgd. Op 13 april 2023 heeft het bestuur van Elkien een gesprek met [A] gevoerd over het rapport van [E] , in aanwezigheid van zijn gemachtigde. Volgens het gespreksverslag heeft het bestuur benoemd dat 'er geen harde conclusies zijn dat er structureel discriminatie heeft plaatsgevonden'. Verder heeft het bestuur uitgesproken dat duidelijk is geworden dat de onderlinge verhoudingen dusdanig zijn verstoord dat van terugkeer van [A] binnen de vakploeg geen sprake kan zijn. [A] heeft - kort gezegd - aangegeven dat hij zich niet begrepen voelt. Volgens [A] wordt er bij Elkien met twee maten wordt gemeten en is er sprake is van een 'blanke cultuur'. Hij voelt een ongelijke behandeling en wijt dit aan structurele discriminatie bij Elkien en haar management. Partijen hebben afgesproken dat Elkien met een aanbod voor een vertrekregeling zal komen.
2.27.
Vervolgens heeft Elkien [A] een vertrekregeling aangeboden. [A] heeft dit aanbod afgewezen.
2.28.
Op 3 mei 2023 heeft [A] bij het Huis voor Klokkenluiders een vermoeden van een misstand gemeld die bestaat uit het structureel niet behandelen van zijn meldingen van discriminatie. Op dezelfde dag heeft [A] een klacht over Elkien ingediend bij het College voor de Rechten van de Mens. Op 9 mei 2023 heeft [A] telefonisch een klacht ingediend bij het Discriminatie Meldpunt Tûmba.
2.29.
Op 19 mei 2023 heeft [A] zich ziekgemeld wegens psychische klachten. Op 25 mei 2023 is [A] verschenen op het spreekuur van de bedrijfsarts. Volgens het hiervan opgemaakte verslag is [A] arbeidsongeschikt en is sprake van een arbeidsconflict.
2.30.
In een brief van het Huis voor Klokkenluiders van 4 juli 2023 aan [A] staat onder meer dat de afdeling advies op grond van de door [A] aangeleverde informatie heeft beoordeeld dat sprake is van een vermoeden van een misstand en wordt hij gewezen op het benadelingsverbod van artikel 17e van de Wet bescherming klokkenluiders (Wbk).
2.31.
In een verklaring van het bestuur van Elkien van 30 juni 2023 (opgesteld ten behoeve van het verzoekschrift) staat onder meer over de individuele gesprekken die het bestuur met de betrokkenen van het onderzoek heeft gevoerd:
In de gesprekken is ons verder gebleken dat de aanklacht een dermate grote aanslag heeft gedaan op de collega's dat er momenteel geen opening kan worden gevonden op basis waarvan de betrokkenen nader tot elkaar kunnen komen. Sterker nog, door een aantal direct betrokkenen wordt aangegeven dat bij terugkeer van de heer [A] zij ontslag zullen nemen bij Elkien. Wij zijn als bestuur erg geschrokken van de heftigheid van de emoties bij de betrokken collega's en hebben moeten vaststellen dat er inderdaad sprake is van een ver gaande verstoring in de arbeidsverhoudingen.
2.32.
In een verklaring van [C] van 5 juli 2023 (eveneens opgesteld ten behoeve van het verzoekschrift) staat onder meer:
In de afgelopen jaren hebben zich een aantal incidenten voorgedaan. Daarbij is mijn ervaring dat [A] snel flipt als iets bespreekbaar wordt gemaakt. Als [A] kritisch wordt bejegend, dan wordt [A] boos. Vervolgens ligt het volgens [A] altijd aan een ander, niet aan hemzelf. [A] heeft geen goed beeld over hoe hij zelf over kan komen op een ander en wil zich daarop niet laten aanspreken. Andere mensen kunnen [A] als behoorlijk dominant ervaren.

3.Het verzoek

3.1.
Elkien verzoekt de arbeidsovereenkomst met [A] te ontbinden op grond van
- kort gezegd - een verstoorde arbeidsverhouding.
3.2.
[A] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen, met veroordeling van Elkien in de proceskosten.
3.3.
Voor het geval dat de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [A] subsidiair bij wijze van tegenverzoek om toekenning van de transitievergoeding en een billijke vergoeding. Ook verzoekt [A] om in dat geval rekening te houden met de wettelijke opzegtermijn zonder aftrek van de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van dagtekening van de ontbindingsbeschikking.
3.4.
[A] heeft daarnaast een zelfstandig tegenverzoek. Hij verzoekt Elkien te veroordelen om een onafhankelijk en objectief onderzoek te laten doen naar de (gegrondheid van de) zijn discriminatieklachten, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.5.
Elkien heeft verweer gevoerd tegen de (voorwaardelijke) tegenverzoeken.
3.6.
Op de stellingen en verweren van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. In geval van ontbinding moet ook worden beoordeeld of [A] aanspraak kan maken op een transitievergoeding en of hem een billijke vergoeding dient te worden toegekend. De kantonrechter overweegt als volgt.
Opzegverbod
4.2.
[A] heeft zich erop beroepen dat sprake is van een opzegverbod. Daartoe voert [A] aan dat hij op dit moment arbeidsongeschikt is vanwege psychische klachten en dat hij eerder vanwege dezelfde klachten ook al lange tijd arbeidsongeschikt was. Volgens [A] hebben de incidenten en gebeurtenissen waarop Elkien de verstoorde arbeidsrelatie baseert plaatsgevonden tijdens en onder invloed van ziekte. Hij kon moeilijk omgaan met emoties en conflicten en zijn medicatie werkte niet goed. Het ontbindingsverzoek houdt dus direct verband met zijn arbeidsongeschiktheid. Reeds hierom moet het ontbindingsverzoek worden afgewezen, aldus [A] .
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat sprake is van een opzegverbod, omdat [A] momenteel arbeidsongeschikt is wegens ziekte. Dit opzegverbod staat echter niet in de weg aan ontbinding. De reden waarom Elkien de arbeidsovereenkomst met [A] wil ontbinden, is immers dat er volgens haar sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en dat staat los van de ongeschiktheid wegens ziekte. Voor de stelling dat de verstoring te wijten is aan zijn arbeidsongeschiktheid ontbreekt iedere (medische) onderbouwing. Verder is de enkele omstandigheid dat zich ook tijdens de ziekte van [A] problemen hebben voorgedaan tussen partijen, onvoldoende om aan te nemen dat er een verband bestaat tussen het ontbindingsverzoek en de ziekte van [A] . Daarbij weegt mee dat de onderlinge verhoudingen in de periode dat [A] niet meer ziek was, juist zijn verslechterd. Van een verband tussen de ziekte van [A] en het ontbindingsverzoek is dan ook geen sprake.
Klokkenluidersbescherming
4.4.
Verder heeft [A] het verweer gevoerd dat hij als klokkenluider beschermd dient te worden en om die reden niet kan worden ontslagen. Volgens [A] komt hem namelijk een beroep toe op het benadelingsverbod van artikel 17e Wbk. [A] verwijst in dit verband naar de brief van 4 juli 2023 van het Huis van Klokkenluiders.
4.5.
Dit verweer gaat niet op. De kantonrechter stelt vast dat [A] zijn melding bij het Huis voor Klokkenluiders pas heeft gedaan nadat Elkien kenbaar had gemaakt de arbeidsovereenkomst vanwege een verstoorde arbeidsverhouding te willen beëindigen. Daarnaast blijkt nergens uit dat Elkien vóór het indienen van dit ontbindingsverzoek wist dat [A] een melding bij het Huis van Klokkenluiders had gedaan. Verder was de arbeidsverhouding in 2022 al zodanig verstoord dat mediation nodig was. Gelet hierop bestaat er geen causaal verband tussen de door [A] bij het Huis van Klokkenluiders gedane melding en het ontbindingsverzoek.
Ontbinding
4.6.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).
4.7.
Elkien heeft aan haar ontbindingsverzoek ten grondslag gelegd dat de arbeidsovereenkomst vanwege een verstoorde arbeidsverhouding niet langer in stand kan blijven. Volgens Elkien is de arbeidsrelatie met [A] al langere tijd moeizaam. Oorzaak daarvan is dat [A] niet in staat is tot zelfreflectie en (dus) niet aanspreekbaar is op zijn functioneren, houding en gedrag. Als er kritiek wordt geuit op zijn functioneren, houding of gedrag, accepteert [A] dit niet, wordt hij boos en legt de reden buiten zichzelf. Hij zou oneerlijk worden behandeld en er zou onvoldoende rekening worden gehouden met zijn persoonlijke situatie. [A] blijft herhalen dat hij wel openstaat voor kritiek als die maar terecht is. Ook gesprekken hebben niet geleid tot het doorbreken van dit gedragspatroon. Door deze opstelling is het vertrouwen in [A] binnen de vakgroep volledig verdwenen, zeker toen hij zijn naaste collega's en leidinggevenden beschuldigde van discriminatie en oneerlijke behandeling en klachten over hen indiende. Ook mediation heeft niet geholpen om de vertrouwensbreuk te herstellen. Verder was één van de doelstellingen van het externe onderzoek om te inventariseren of er wellicht toch nog openingen waren om de verstoring op te lossen. Hier is niets uitgekomen.
4.8.
[A] betwist dat sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Volgens hem is herstel van de arbeidsrelatie mogelijk. Daarvoor is wel nodig dat er alsnog een objectief en onafhankelijk onderzoek wordt gedaan naar zijn klachten van discriminatie en ongelijke behandeling. Als zijn klachten gegrond worden verklaard, zou het namelijk goed kunnen dat Elkien zich welwillender tegenover hem gaat opstellen.
4.9.
De kantonrechter moet toetsen of sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, waarvan herstel niet mogelijk is. Voor het aannemen van zo’n verstoorde arbeidsverhouding is verwijtbaarheid van [A] niet nodig en eventuele verwijtbaarheid van Elkien hoeft daaraan ook niet in de weg te staan. Ook hoeft de verstoring niet onomstotelijk vast te staan. De verstoring moet voldoende aannemelijk zijn wil tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kunnen worden overgegaan.
4.10.
De kantonrechter is gelet op de door partijen ingenomen standpunten en mede op basis van het verhandelde ter zitting van oordeel dat moet worden geconcludeerd dat partijen door de hele gang van zaken zodanig tegenover elkaar zijn komen te staan dat niet kan worden ingezien hoe partijen nog tot een vruchtbare samenwerking kunnen komen. Daarbij speelt mee dat de kritiek van Elkien op zijn gedrag of functioneren door [A] - ook ter zitting - volledig wordt afgewezen. [A] kan of wil op geen enkele wijze onderkennen dat er iets op zijn gedrag of functioneren is aan te merken, hoe gering ook. [A] plaatst alle door Elkien aangevoerde problemen buiten zichzelf en geeft aan dat deze zijn terug te voeren op discriminatie of ongelijke behandeling. Dit getuigt van een defensieve houding en een gebrek aan zelfkritiek en zelfreflectie. Hiermee bemoeilijkt [A] de samenwerking ernstig. Uit de gedingstukken volgt ook dat de verhouding tussen [A] en zijn naaste collega's alsmede zijn leidinggevenden al langere tijd ernstig is verstoord. Mediation heeft niet tot een oplossing geleid. De onderlinge verhoudingen zijn juist na de mislukte mediation verslechterd toen [A] bij het bestuur melding deed van discriminatie en oneerlijke behandeling. [A] heeft ook niet weersproken dat inmiddels de hele vakploeg samenwerking met hem niet meer ziet zitten, zoals Elkien stelt. Ter zitting heeft [A] uitgesproken dat er in zijn afwezigheid een groepsproces op gang is gekomen en dat heel Elkien inmiddels een front tegen hem heeft gevormd en tegen hem is: het bestuur, de afdeling HR, zijn leidinggevenden en zijn collega's. Hieruit blijkt een door [A] jegens Elkien diep gevoeld wantrouwen. Gelet hierop ziet de kantonrechter, hoewel [A] ter zitting bij zijn standpunt is gebleven om te willen terugkeren op de werkvloer, niet goed in hoe dit in de praktijk moet gaan. De kantonrechter acht de kans dat het onderlinge vertrouwen hersteld zal kunnen worden in het kader van bijvoorbeeld een nieuw mediationtraject erg klein, zeker nu [A] er geen blijk van geeft te onderkennen dat er iets op zijn gedrag of functioneren is aan te merken en sprake is van een vertrouwensbreuk tussen hem en de gehele afdeling. Er is daarom sprake van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding die maakt dat in redelijkheid niet van Elkien kan worden gevergd dat zij het dienstverband nog langer laat voortduren.
4.11.
De kantonrechter is verder van oordeel dat herplaatsing van [A] , gezien hetgeen hiervoor is overwogen, niet in de rede ligt.
4.12.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Elkien zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding.
Datum einde dienstverband
4.13.
Tussen partijen is niet in geschil dat een opzegtermijn geldt van één maand. Er bestaat geen aanleiding om de proceduretijd buiten beschouwing te laten. Zoals hierna zal worden overwogen is naar het oordeel van de kantonrechter namelijk geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van Elkien. Het einde van de arbeidsovereenkomst zal daarom worden bepaald op 1 september 2023. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure en met dien verstande dat een termijn van tenminste één maand resteert (artikel 7:671b lid 8 sub a BW).
Transitievergoeding
4.14.
Partijen zijn het erover eens dat Elkien op grond van artikel 7:673 lid 1 BW een transitievergoeding verschuldigd is aan [A] . Nu de arbeidsovereenkomst per 1 september 2023 wordt ontbonden, heeft [A] recht op een transitievergoeding berekend tot deze datum. Omdat partijen geen berekening hebben overlegd waaruit volgt welk bedrag aan transitievergoeding Elkien is verschuldigd, zal de kantonrechter Elkien veroordelen tot betaling van de wettelijke transitievergoeding. De verzochte wettelijke rente over de transitievergoeding zal worden toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 1 oktober 2023 (artikel 7:686a lid 1 BW).
Billijke vergoeding
4.15.
De kantonrechter ziet geen reden om aan [A] een billijke vergoeding toe te kennen. Een billijke vergoeding kan worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:671b lid 8 sub c BW). Uit de wetsgeschiedenis en geldende jurisprudentie volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, waarin evident is dat het tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst leidende handelen of nalaten niet slechts als verwijtbaar, maar als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Daarvoor geldt dus een hoge drempel. Als, zoals in deze zaak, de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding is daarvoor nodig dat de werkgever de verstoorde arbeidsverhouding heeft veroorzaakt, door zich laakbaar te gedragen of door grovelijk de verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst niet na te komen.
4.16.
Volgens [A] zijn Elkien meerdere verwijten te maken. In de kern komen deze verwijten erop neer dat Elkien niets heeft gedaan met zijn klachten en meldingen over discriminatie en ongelijke behandeling. Een officieel onderzoek naar de gegrondheid van deze klachten heeft tot op heden nog steeds niet plaatsgevonden. Omdat hij zich niet gehoord voelde, ging hij steeds harder roepen. Dit heeft ervoor gezorgd dat de verhoudingen (verder) verstoord zijn geraakt, aldus [A] .
4.17.
De kantonrechter stelt vast dat uit het dossier een heel ander beeld naar voren komt dan [A] schetst. Uit het feitenrelaas blijkt immers dat Elkien wel degelijk keer op keer het gesprek met [A] is aangegaan en heeft gereageerd op diens klachten over collega's en leidinggevenden. Dat die reactie niet steeds de door [A] gewenste reactie was, staat daar los van. Duidelijk is dat Elkien niet meeging in de beschuldigingen van [A] en vond dat hij geen verantwoordelijkheid nam voor zijn eigen handelen en zijn aandeel in de ontstane situatie. Dit heeft een verwijdering tussen partijen veroorzaakt. Elkien heeft vervolgens een mediationtraject met [A] opgestart in een poging om de arbeidsrelatie te herstellen. Dit is mislukt, waarna [A] bij het bestuur een melding van discriminatie en ongelijke behandeling gedaan. Elkien heeft vervolgens alle moeite gedaan om deze melding op een zorgvuldige wijze af te doen en [A] daarin mee te nemen. Elkien heeft [E] als onafhankelijk adviseur ingeschakeld en haar een uitgebreid extern onderzoek laten doen naar de aantijgingen van [A] . [E] heeft daartoe alle betrokkenen uitgevraagd over de ontstane situatie en de relevante gebeurtenissen. Weliswaar is Elkien daarmee afgeweken van haar interne 'Regeling ongewenst gedrag', maar dit was met toestemming van [A] en het komt de kantonrechter ook voor dat het uitgevoerde onderzoek op zijn minst van een gelijkwaardig niveau is geweest als het voorgeschreven onderzoek in de Regeling. Wel moet [A] worden toegegeven dat in het rapport van [E] geen duidelijk oordeel wordt gegeven over de gegrondheid van zijn klachten. Uit het rapport kan echter worden afgeleid dat [E] geen objectief bewijs heeft gevonden dat [A] is benadeeld ten opzichte van zijn collega’s of dat hij is gediscrimineerd. Dit is door het bestuur in haar gesprek met [A] over het rapport van [E] verwoord als 'dat er geen harde conclusies zijn dat er structureel discriminatie heeft plaatsgevonden'. Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat de klachten van [A] voor het bestuur hiermee afgehandeld waren. Het is ook duidelijk geworden dat [A] dit niet zo heeft begrepen en nog steeds in het ongewisse verkeert over de status van zijn klachten. De kantonrechter acht dit ook voorstelbaar. Elkien heeft namelijk nooit schriftelijk en ondubbelzinnig aan [A] laten weten of zij de verschillende klachten al of niet gegrond acht, terwijl dit in het kader van een zorgvuldige klachtenbehandeling wel verwacht had mogen worden. Elkien heeft hier een steek laten vallen en dat kan haar worden verweten. Naar het oordeel van de kantonrechter voert het echter, ook gelet op de gang van zaken zoals hiervoor omschreven, te ver om dit te kwalificeren als ernstig verwijtbaar handelen. Het niet juist afronden van de klachtprocedure heeft immers niets van doen met het onherstelbaar verstoord raken van de arbeidsverhouding.
4.18.
Uit het voorgaande volgt dat er geen grond is voor de toewijzing van de verzochte billijke vergoeding.
Intrekkingsmogelijkheid
4.19.
Elkien krijgt geen gelegenheid om het verzoek in te trekken, omdat aan de ontbinding geen billijke vergoeding wordt verbonden.
Objectief en onafhankelijk onderzoek
4.20.
Over het tegenverzoek van [A] om Elkien te veroordelen tot het laten verrichten van een onafhankelijk en objectief onderzoek naar de klachten van [A] , oordeelt de kantonrechter als volgt. Dit verzoek zal worden afgewezen omdat niet gesteld is op welke rechtsgrond dit verzoek is gebaseerd en de kantonrechter ook ambtshalve geen rechtsgrond kan vinden op grond waarvan dit verzoek zou kunnen worden toegewezen.
Proceskosten
4.21.
Gelet op de uitkomst van de zaak is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen, zowel in de zaak van het verzoek als in de zaak van het tegenverzoek.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in de zaak van het verzoek
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 september 2023;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
in de zaak van het (voorwaardelijke) tegenverzoek
5.4.
veroordeelt Elkien om aan [A] de wettelijke transitievergoeding te betalen berekend tot 1 september 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 oktober 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023.
c: 413