In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, heeft G.M.A. Holding B.V. (hierna GMA) een kort geding aangespannen tegen twee gedaagden, die een schuur huren die bij een boerderij hoort. GMA vordert ontruiming van de schuur, omdat de huurovereenkomst voor het 230a-deel is opgezegd en er sprake is van onbehoorlijk gebruik en overlast door de huurders. De kantonrechter oordeelt dat de huurovereenkomst kan worden gesplitst in woonruimte en 230a-ruimte. De rechter concludeert dat er een zeer grote kans is dat de bodemrechter een verzoek tot verlenging van de ontruimingstermijn zal afwijzen, waardoor de vordering tot ontruiming wordt toegewezen. De gedaagden worden veroordeeld om binnen veertien dagen de schuur en de op het erf bevindende containers te ontruimen en te verwijderen. De vordering van de gedaagde sub 2 in reconventie om het stro uit de schuur te verwijderen wordt afgewezen, omdat de kantonrechter van mening is dat de aanwezige stro geen brandgevaar oplevert. De kosten van het geding worden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen.