ECLI:NL:RBNNE:2023:54

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
LEE 22/4053
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 6 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding. De verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân, dat zijn uitkering op grond van de Participatiewet (PW) met ingang van 1 oktober 2022 had ingetrokken. Na bezwaar van de verzoeker heeft het dagelijks bestuur het besluit herzien en medegedeeld dat de uitkering ongewijzigd wordt voortgezet. Hierop heeft de verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het dagelijks bestuur meerdere keren om bankafschriften had verzocht, maar dat de verzoeker deze pas na zijn verzoek om voorlopige voorziening heeft overgelegd. Het dagelijks bestuur heeft vervolgens het eerdere besluit herroepen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Dit omdat het dagelijks bestuur niet onrechtmatig had gehandeld, maar had gereageerd op de alsnog ingediende gegevens van de verzoeker.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, met de overweging dat de verzoeker pas op het laatste moment de gevraagde informatie heeft verstrekt, wat de beslissing van het dagelijks bestuur heeft beïnvloed. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/4053
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 januari 2023 op het verzoek om proceskostenveroordeling in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. B.J.P. Toonen),
en
het dagelijks bestuur van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân, (het dagelijks bestuur)
(gemachtigde: F.B. Visser).

Procesverloop

1. Met het besluit van 16 november 2022 (het bestreden besluit) heeft het dagelijks
bestuur verzoekers uitkering op grond van de Participatiewet (de PW) met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de PW met ingang van 1 oktober 2022 ingetrokken.
1.1
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2
Met het besluit van 15 december 2022 heeft het dagelijks bestuur het bestreden besluit herzien en aan verzoeker medegedeeld dat de aan hem toegekende uitkering ongewijzigd wordt voortgezet per 1 oktober 2022.
1.3
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken met daarbij het verzoek het dagelijks bestuur te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
1.4
De voorzieningenrechter heeft het dagelijks bestuur in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Het dagelijks bestuur heeft de voorzieningenrechter medegedeeld dat zij meerdere malen de gevraagde bankafschriften bij verzoeker heeft opgevraagd maar dat verzoeker deze niet heeft ingediend. Bij het verzoek om een voorlopige voorziening zijn de gevraagde bankafschriften alsnog overgelegd. Gelet hierop heeft het dagelijks bestuur, uit coulance, het besluit van 16 november 2022 herroepen. Een veroordeling in de proceskosten is, aldus het dagelijks bestuur, in zo’n geval niet aan de orde.
1.5
Verzoeker heeft in het e-mailbericht van 22 december 2022 gereageerd op het schrijven van het dagelijks bestuur.
1.6
Het dagelijks bestuur heeft op 23 december 2022 gereageerd op het e-mailbericht van verzoeker van 22 december 2022.
Overwegingen
2. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang
met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2.1
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is het
dagelijks bestuur tegemoet gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening, nu met het besluit van 15 december 2022 de uitkering van verzoeker op grond van de PW per 1 oktober 2022 is voorgezet.
4. Het dagelijks bestuur is weliswaar tegemoetgekomen aan het bezwaar en het
verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter dat verzoeker pas bij zijn verzoek om voorlopige voorziening de gevraagde informatie met betrekking tot zijn bankafschriften van de periode 1 april 2022 tot en met 30 juni 2022 heeft overgelegd, ondanks dat het dagelijks bestuur deze bankafschriften meerdere malen bij verzoeker had opgevraagd. Nadat verzoeker de gevraagde bankafschriften alsnog heeft overgelegd heeft het dagelijks bestuur besloten om het besluit van 16 november 2022 te herroepen en de aan verzoeker toegekende uitkering ongewijzigd voort te zetten per 1 oktober 2022. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het dagelijks bestuur het bestreden besluit van 16 november 2022 niet herroepen wegens aan haar te wijten onrechtmatig, maar omdat verzoeker alsnog de verlangde gegevens heeft verstrekt. Het verzoek om een proceskostenveroordeling wordt daarom afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.I. Havinga, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.