ECLI:NL:RBNNE:2023:5365

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
10161263 CV EXPL 22-5711
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering lidmaatschapsgelden en afwijzing buitengerechtelijke incassokosten in consumentenrechtelijke zaak

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 20 juni 2023, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Basic-Fit Nederland B.V. en een gedaagde partij, die op een geheim adres woont. De eisende partij vorderde betaling van € 144,05, bestaande uit abonnementsgelden en bijkomende kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij primair aanspraak maakt op € 99,95 aan abonnementsgelden op basis van nakoming van de overeenkomst. De rechter heeft de stellingen van de eisende partij beoordeeld en geconcludeerd dat er geen bewijs is dat de overeenkomst voortijdig is beëindigd of dat de resterende termijnen vervroegd zijn opgeëist. Dit betekent dat de vordering tot betaling van de abonnementsgelden toewijsbaar is.

Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00 afgewezen. De rechter merkte op dat de eisende partij verschillende bedragen aan 'Reminder Cost' in rekening had gebracht zonder aan de wettelijke vereisten te voldoen, zoals het verzenden van een aanmaning conform artikel 6:96 lid 6 BW. Hierdoor was er onvoldoende duidelijkheid over de aanmaningskosten, wat in strijd met de wet is. De kantonrechter heeft de eisende partij veroordeeld tot betaling van € 104,05, vermeerderd met wettelijke rente, en de kosten aan de zijde van de eisende partij vastgesteld op in totaal € 274,22, inclusief griffierecht en salaris van de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Verstek
Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
Zaak-/rolnummer: 10161263 CV EXPL 22-5711
verstekvonnis d.d. 20 juni 2023
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Basic-Fit Nederland B.V.,
handelend onder de naam
Basic-Fit Drachten,
gevestigd te Hoofddorp,
eisende partij,
gemachtigde: L.V. Snijder,
uw kenmerk: 2212655/LOK,
tegen
[gedaagde] ,
wonende op een geheim adres,
gedaagde partij, tegen wie verstek is verleend.

1.Procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft bij dagvaarding, op daarin geformuleerde gronden, gevorderd de gedaagde partij te veroordelen tot betaling van € 144,05 met rente en kosten.

2.Motivering

2.1.
De eisende partij vordert primair betaling van een bedrag van € 99,95 aan abonnementsgelden op grond van nakoming van de overeenkomst.
2.2.
Hoewel de stellingen van de eisende partij in de dagvaarding niet geheel duidelijk zijn, begrijpt de kantonrechter het door de eisende partij gedane beroep op artikel 6 van de algemene voorwaarden zo dat zij daarop slechts een beroep doet voor het geval de kantonrechter van oordeel is dat de eisende partij de overeenkomst wegens wanbetaling voortijdig had moeten beëindigen. Voor zover de eisende partij van mening is dat zij op basis van artikel 6 g van de algemene voorwaarden de bevoegdheid heeft de resterende termijnen vervroegd op te eisen zonder tot beëindiging van de overeenkomst over te gaan, kan de kantonrechter deze stelling niet volgen.
Artikel 6 onder g van de algemene voorwaarden luidt namelijk als volgt:
"g. Als je ook nadat we je in gebreken hebben gesteld, niet aan je betalingsverplichting voldoet, ben je in verzuim. Op dat moment kunnen wij incassokosten in rekening brengen en kunnen wij de vordering uit handen geven. Ook kunnen we de overeenkomst met directe ingang beëindigen. Op dat moment ben je alle lidmaatschapsgelden verschuldigd die zouden moeten worden voldaan gedurende de looptijd van de overeenkomst plus de incassokosten die in rekening worden gebracht."
De kantonrechter merkt op dat dit beding bovendien op grond van de bijlage bij de richtlijn 93/13 EEG oneerlijke bedingen onder onderdeel o als vermoedelijk oneerlijk is aan te merken. Op grond van dit beding kan de eisende partij de overeenkomst namelijk met directe ingang beëindigen, indien gedaagde niet aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, terwijl deze wel alle lidmaatschapsgelden voor de looptijd van de overeenkomst verschuldigd is.
2.3.
Nu niet is gebleken dat de eisende partij de overeenkomst voortijdig heeft beëindigd of de resterende termijnen vervroegd heeft opgeëist staat dit beding niet aan toewijzing van de primaire vordering in de weg.
2.4.
Ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten ad € 40,00 wordt het volgende overwogen. De kantonrechter constateert dat uit het overzicht van de financiële transacties blijkt dat eisende partij verschillende bedragen aan 'Reminder Cost' bij de gedaagde partij in rekening heeft gebracht. Niet gesteld of gebleken is dat de eisende partij de gedaagde partij een aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW heeft gezonden voordat zij deze kosten bij de gedaagde partij in rekening heeft gebracht. Dat betekent dat niet is voldaan aan de vereisten die artikel 6:96 lid 6 BW daaraan stelt. De eisende partij handelt daarmee in strijd met de wet, wat haar kan worden aangerekend.
Naar de kantonrechter begrijpt worden die aanmaningskosten indien de klant niet alsnog tot betaling over gaat, voordat een zogenoemde veertiendagenbrief wordt verzonden gecrediteerd. De eisende partij heeft geen factuur overgelegd waarin die kosten worden verrekend en ook in de veertiendagenbrief wordt niet met zoveel woorden vermeld en toegelicht dat eerder in rekening gebrachte aanmaningskosten op het openstaande bedrag in mindering zijn gebracht. Hierdoor was bij ontvangst van die veertiendagenbrief onvoldoende duidelijk dat slechts het maximumbedrag volgens de wettelijke staffel zoals vermeld in artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten aan incassokosten verschuldigd was en werd gevorderd. De kantonrechter zal die onduidelijkheid voor rekening van de eisende partij laten en de buitengerechtelijke kosten afwijzen.
2.5.
Het overige primair gevorderde zal worden toegewezen, nu dit de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor komt.

3.Beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij aan de eisende partij te betalen € 104,05, vermeerderd met de wettelijke rente over € 99,95 vanaf 3 oktober 2022 tot de dag waarop deze is voldaan;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de kosten, tot op heden aan de zijde van de eisende partij vastgesteld op:
€ 128,00 aan griffierecht;
€ 107,22 aan dagvaardingskosten;
€ 39,00 als salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juni 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.
c52653