ECLI:NL:RBNNE:2023:5358

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
10357046 CV EXPL 23-1041
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake huur van roerende goederen met betrekking tot achterstallige huurtermijnen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 19 september 2023 uitspraak gedaan in een verstekvonnis tussen Elbuco B.V. en een gedaagde partij. De eisende partij, Elbuco B.V., heeft gevorderd dat de overeenkomst met de gedaagde partij wordt beëindigd en dat de gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van € 1.184,37, inclusief rente en kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst voortijdig is beëindigd, maar heeft alleen de achterstallige huurtermijnen toegewezen. De overige vorderingen, zoals ophaalkosten en vervangingswaarde, zijn afgewezen omdat deze onvoldoende onderbouwd waren.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de eisende partij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gevorderde ophaalkosten en vervangingswaarde. De eisende partij had in een eerdere brief de overeenkomst ontbonden, maar de kantonrechter oordeelde dat de ophaalkosten niet toewijsbaar zijn omdat er geen verzoek was gedaan om de gehuurde zaken te retourneren. Ook de gevorderde schadevergoeding werd afgewezen, omdat de eisende partij niet duidelijk had gemaakt waaruit de schade bestond.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 144,04, vermeerderd met wettelijke rente over € 92,00 vanaf 16 februari 2023. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.E. Biesma.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Verstek
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer: 10357046 CV EXPL 23-1041
verstekvonnis d.d. 19 september 2023
in de zaak van
Elbuco B.V.,
te Culemborg,
eisende partij,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
uw kenmerk: 52005921/SRE,
tegen
[gedaagde] ,
te [woonplaats] ,
gedaagde partij, tegen wie verstek is verleend.

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft bij dagvaarding, op daarin geformuleerde gronden, gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat de overeenkomst tegen de einddatum is beëindigd en dat de gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van € 1.184,37 met rente en kosten.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij stelt dat de overeenkomst tussen partijen voortijdig is beëindigd. De eisende partij heeft daarom € 276,00 aan gederfde huur, € 75,00 aan ophaalkosten en € 476,44 aan vervangingswaarde van de niet ingeleverde gehuurde zaken in rekening gebracht.
2.2.
De kantonrechter zal alleen een bedrag aan achterstallige huurtermijnen toewijzen. De vorderingen die de eisende partij heeft ingesteld naar aanleiding van de voortijdige beëindiging zijn niet toewijsbaar. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
Ophaalkosten
2.3.
In de brief van 26 januari 2017 heeft de eisende partij de overeenkomst ontbonden. In die brief heeft zij de eisende partij bericht dat de achterstallige huurtermijnen en schade(s) € 172,25 bedragen. De kantonrechter leidt uit de stukken af dat in dat bedrag € 75,00 aan ophaalkosten is begrepen. Onduidelijk is op grond waarvan die kosten op dat moment al in rekening zijn gebracht. De overeenkomst was daarvoor namelijk nog niet beëindigd. Ook is niet gebleken dat de gedaagde partij is verzocht de gehuurde zaak te retourneren, dan wel dat is bericht dat de eisende partij deze zaak op een specifiek moment zou komen ophalen. Reeds om die reden zijn de ophaalkosten niet toewijsbaar.
2.4.
Bovendien is niet duidelijk of de eisende partij de gedaagde partij vóór ontbinding van de overeenkomst ingebreke heeft gesteld onder de aanzegging wat de gevolgen zouden zijn indien de gedaagde partij na ingebrekestelling niet over zou gaan tot betaling. In de brief van 26 januari 2017 is weliswaar het volgende bericht: "
Wilt u dit voorkomen dan geven wij u voor de laatste maal de gelegenheid om binnen 16 dagen na ontvangst van deze brief uw achterstand te voldoen (…)". Voor zover de eisende partij daarmee heeft bedoeld dat de overeenkomst voorwaardelijk is ontbonden, blijkt dat onvoldoende duidelijk uit deze brief. Voor de betreffende zin staat namelijk dat de totale achterstand € 924,69 bedraagt, in welk bedrag de vervangingswaarde en schadevergoeding zijn begrepen. Indien de eisende partij heeft bedoeld dat door middel van betaling van het bedrag van € 172,25 de ontbinding van de overeenkomst kon worden voorkomen, is van belang dat - zoals hiervoor al is opgemerkt - in dat bedrag € 75,00 aan ophaalkosten is begrepen. De gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst is ontbonden kan daarom ook niet worden toegewezen.
Vervangingswaarde
2.5.
Het gevorderde bedrag aan vervangingswaarde is om de hiervoor genoemde redenen evenmin toewijsbaar. Bovendien heeft de eisende partij de door haar gevorderde vervangingswaarde onvoldoende onderbouwd. Zij heeft slechts gesteld dat deze wordt begroot op 125% van de boekwaarde, maar heeft in het geheel niet gesteld, laat staan onderbouwd, wat in dit geval de boekwaarde is van het gehuurde goed.
Schadevergoeding
2.6.
Gelet op wat hiervoor is overwogen komt ook de gevorderde schadevergoeding niet voor toewijzing aanmerking. Bovendien heeft de eisende partij deze vordering onvoldoende onderbouwd. Zij heeft niet duidelijk gemaakt waaruit haar schade bestaat en waarom in dit geval een schadevergoeding ter hoogte van 12 huurtermijnen redelijk is.
2.7.
De subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen komen ook niet voor toewijzing in aanmerking. Deze vorderingen zijn zo onduidelijk dat het voor de kantonrechter niet duidelijk is wat er wordt gevorderd en op grond waarvan.
Achterstallige huurtermijnen
2.8.
De achterstallige huurtermijnen kunnen wél worden toegewezen. De gevorderde 'kosten accept-giro' van € 5,25 inclusief btw die bij factuur van 27 december 2016 bij de gedaagde partij in rekening zijn gebracht, zullen echter als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen, nu de eisende partij in de dagvaarding niet onderbouwd heeft gesteld op grond waarvan de gedaagde partij deze verschuldigd is.
2.9.
Gelet op het voorgaande is toewijsbaar een bedrag van € 92,00 (de vier achterstallige huurtermijnen van € 23,00 per maand).
Rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
2.10.
Aan wettelijke rente berekend tot 16 februari 2023 zal gelet op de toewijsbare hoofdsom schattenderwijs een bedrag van € 12,04 worden toegewezen. De gevorderde rente vanaf 16 februari 2023 zal worden toegewezen over de hoofdsom als na te melden.
2.11.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen, gelet op de toewijsbare hoofdsom, worden toegewezen tot ten hoogste het bedrag van de wettelijke staffel zoals vermeld in artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, wat in dit geval € 40,00 is.
2.12.
De kantonrechter ziet in de uitkomst van de zaak aanleiding om de proceskosten tussen partijen aldus te compenseren dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij aan de eisende partij te betalen € 144,04, vermeerderd met de wettelijke rente over € 92,00 vanaf 16 februari 2023 tot de dag waarop deze vordering is voldaan;
3.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Biesma en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2023.
c 779