ECLI:NL:RBNNE:2023:5347

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
23/4842
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor noodpaspoort ten behoeve van minderjarige geboren uit draagmoederschap

In deze zaak hebben verzoekers, beiden in het bezit van de Nederlandse nationaliteit, bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken om hun aanvraag voor een Nederlands paspoort voor hun minderjarige kind, geboren uit een draagmoeder in Georgië, niet in behandeling te nemen. De voorzieningenrechter heeft op 19 december 2023 een voorlopige voorziening getroffen, waarbij werd verzocht om een laissez-passer voor het kind, zodat het naar Nederland kan reizen en daar tijdelijk kan verblijven. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, gezien de humanitaire noodzaak voor het kind om bij zijn wensouders in Nederland te zijn. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het kind niet over de Nederlandse nationaliteit beschikt, maar dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat het kind in de toekomst de Nederlandse nationaliteit zal verkrijgen. De voorzieningenrechter heeft de Minister opgedragen om binnen een week een laissez-passer af te geven, zodat het kind naar Nederland kan reizen. Tevens is de Minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/4842

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 december 2023 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit Eelderwolde, verzoekers

(gemachtigde: mr. C.C.A. Ouwens),
en

de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. L.H.T. Geuzendam).

Inleiding

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 30 oktober 2023 van verweerder over het niet in behandeling nemen van een aanvraag voor een Nederlands paspoort ten behoeve van de minderjarige [kind] . Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben met behulp van een videoverbinding deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1. Verzoekers zijn beide in het bezit van de Nederlandse nationaliteit. Op 2 oktober 2023 is bij de Nederlandse ambassade in Tbilisi (Georgië) een aanvraag voor een Nederlands paspoort ingediend voor [kind] , geboren te Tbilisi in Georgië op 30 juli 2023 (hierna: [kind] ). [kind] is uit een Kirgizische moeder door middel van hoogtechnologisch draagmoederschap geboren. Het draagmoederschapscontract is in Nicosia, Noord-Cyprus, aangegaan. Verzoeker [verzoeker 2] verblijft op dit moment met [kind] in Georgië.
2. Met het besluit van 30 oktober 2023 heeft verweerder verzoekers medegedeeld dat hun aanvraag niet in behandeling wordt genomen, omdat [kind] niet in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. [kind] is middels een draagmoederconstructie geboren. Op de geboorteakte staan de draagmoeder en verzoeker [verzoeker 2] als ouders vermeld.
De draagmoeder was tijdens de geboorte echter gehuwd en is nog gehuwd met een (Kirgizische) man. Volgens de Georgische wetgeving in welk land [kind] volgens het aanvraagformulier verblijft, is de vader van een kind de man die gehuwd is met de moeder van het kind. [kind] is (nog) niet in het bezit van het Nederlanderschap. Hij beschikt over een Kirgizisch paspoort.
3. Tegen dit besluit hebben verzoekers op 20 november 2023 bezwaar gemaakt.
4. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat verweerder binnen 48 uur na de uitspraak in deze zaak een Nederlands paspoort, dan wel een nooddocument/laissez-passer (een nooddocument als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder f. van de Paspoortwet) dient af te geven ten behoeve van [kind] , op grond waarvan hij naar Nederland kan reizen en op Nederlands grondgebied mag verblijven. Verzoekers hebben gesteld een spoedeisend belang te hebben bij de gevraagde voorziening, vanwege de (humanitaire) noodzaak van [kind] om zich te kunnen hechten aan zijn familie in Nederland en vanwege de werkverplichtingen van verzoeker [verzoeker 2] die als hoofddocent aan de universiteit in Groningen werkt en verlof had tot 30 september 2023.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
6. Gelet op de overgelegde stukken acht de voorzieningenrechter een voldoende spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening aanwezig.
7. Tijdens de behandeling ter zitting is vastgesteld dat het geschil zich beperkt tot de vraag of ten behoeve van [kind] een laissez-passer verstrekt dient te worden.
8. Op grond van artikel 15, tweede lid, van de Paspoortwet in samenhang met artikel 19, eerste lid, van de Paspoortuitvoeringsregeling buitenland 2001 kan een laissez-passer uitsluitend worden verstrekt als sprake is van een aantoonbare humanitaire noodzaak om te reizen en als de aanvrager heeft aangetoond in Nederland rechtmatig te mogen verblijven.
9. Verweerder heeft aangevoerd dat een laissez-passer enkel verstrekt kan worden aan vreemdelingen aan wie reeds rechtmatig verblijf is toegestaan. Dat is in het geval van [kind] niet aan de orde. [kind] verkreeg door zijn geboorte de Kirgizische nationaliteit. Aan personen die in het bezit zijn van een geldig reisdocument (van een ander land) wordt geen laissez-passer verstrekt. Dit wordt enkel verstrekt voor een aanvrager ten aanzien van wie voldoende aannemelijk is dat zijn reis geen uitstel gedoogt en die niet in staat moet worden geacht op tijd een ander geldig reisdocument te verkrijgen. Ook moet de aanvrager van vreemde nationaliteit rechtmatig verblijf hebben in Nederland.
10. Verzoekers hebben aangevoerd dat [kind] over een laissez-passer dient te beschikken om naar Nederland te kunnen reizen. Erkenning van [kind] was niet mogelijk en hij kon daardoor niet met een Nederlands paspoort naar Nederland reizen. Daarom is een Kirgizisch paspoort aangevraagd en verkregen.
Vervolgens is een visum voor kort verblijf aangevraagd, maar dat is geweigerd op de grond dat het ernstige vermoeden bestaat dat een verblijf van langer dan drie maanden wordt beoogd. Een machtiging tot voorlopig verblijf (visum lang verblijf) zal niet worden verstrekt, aangezien verzoekers niet de juridische ouders van [kind] zijn. Verzoekers hebben erop gewezen dat [kind] in Nederland moet verblijven in verband met de procedures tot vaststelling van familierechtelijke betrekkingen naar Nederlands recht. Verzoekers hebben verder aangevoerd dat uit jurisprudentie blijkt dat ten behoeve van [kind] een nooddocument kan worden verstrekt, aangezien de verwachting is dat [kind] binnen afzienbare tijd de Nederlandse nationaliteit zal verkrijgen. Verzoekers hebben ten slotte gewezen op de humanitaire noodzaak van het verstrekken van een reisdocument ten behoeve van [kind] . Verzoeker [verzoeker 2] moet vanwege werkverplichtingen terug naar Nederland. Het risico bestaat dat hij zijn werk verliest als hij nog langer in Georgië verblijft. [kind] kan niet alleen in Georgië achterblijven. Verder is het in [kind] ’s belang om zo spoedig mogelijk naar Nederland te komen om een veilige hechting mogelijk te maken met zijn wensvaders en zijn broertjes. Verzoekers hebben gewezen op de DNA verwantschap van verzoeker [verzoeker 2] met [kind] . Zij hebben tevens notariële verklaringen van de juridische vader en de draagmoeder van [kind] ingebracht.
11. Bij het nemen van een beslissing op een verzoek om een voorlopige voorziening speelt een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit doorgaans een belangrijke rol. Vanwege de complexe aard van het inhoudelijke geschil ziet de voorzieningenrechter aanleiding zich te beperken tot een op de zaak toegesneden belangenafweging.
12. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet in geschil is dat [kind] niet over de Nederlandse nationaliteit beschikt. Verzoekers zullen in Nederland procedures moeten doorlopen om te bereiken dat [kind] de Nederlandse nationaliteit verkrijgt. Verzoekers hebben naar het oordeel van de voorzieningenrechter aannemelijk gemaakt dat [kind] niet anders dan met een laissez-passer binnen een redelijke termijn naar Nederland zal kunnen reizen. De voorzieningenrechter stelt vast dat [kind] de Kirgizische nationaliteit heeft en beschikt over een geldig Kirgizisch paspoort. Hij acht het voorts evenwel aannemelijk dat [kind] in de toekomst de Nederlandse nationaliteit zal verkrijgen. Daarnaast acht de voorzieningenrechter aantoonbare humanitaire noodzaak om te reizen aanwezig. [kind] verblijft op dit moment in Georgië en wordt daar verzorgd door verzoeker [verzoeker 2] . Verzoeker [verzoeker 2] kan niet onbeperkt in dat land verblijven en [kind] kan niet zonder verzorging in Georgië achterblijven. Verzoekers hebben verklaringen overgelegd op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat de draagmoeder en de Kirgizische man waarmee zij nog gehuwd is niet langer bij de verzorging van [kind] betrokken zijn. Hij betrekt daarbij nog dat uit de artikelen 3, 7, 9 en 10 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) kan worden opgemaakt dat [kind] het recht heeft om bij zijn wensouders te leven en door hen te worden verzorgd
13. De belangen van partijen afwegend, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder op te dragen ten behoeve van [kind] een laissez-passer te verstrekken.
14. Door middel van het laissez-passer krijgt [kind] in ieder geval toestemming om naar Nederland te reizen en om Nederland in te reizen. Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven dat in eerdere met de onderhavige zaak vergelijkbare zaken naast de verstrekking van een laisser-passer ook een visum kort verblijf is verstrekt zodat het betreffende kind tijdelijk rechtmatig in Nederland kon verblijven. De gemachtigde van verweerder heeft niet aangegeven dat dit in het onderhavige geval niet tot de mogelijkheden zou behoren.

Conclusie en gevolgen

15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en zal verweerder opdragen om binnen één week na verzending van deze uitspraak een laissez-passer af te geven ten behoeve van [kind] , geboren te Tbilisi in Georgië op 30 juli 2023, op grond waarvan hij Nederland kan inreizen en tijdelijk op Nederlands grondgebied mag verblijven.
16. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient de minister aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht te vergoeden.
17. De voorzieningenrechter veroordeelt de minister in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe in die zin dat verweerder wordt opgedragen om binnen één week na verzending van deze uitspraak een laissez-passer af te geven ten behoeve van [kind] , geboren op 30 juli 2023 te Tbilisi, Georgië, op grond waarvan hij Nederland kan inreizen en tijdelijk op Nederlands grondgebied mag verblijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
H. Siebers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Wettelijk kader

Artikel 9 van de Paspoortwet (Ppw) luidt:
1. Iedere Nederlander heeft binnen de grenzen bij deze wet bepaald, recht op een nationaal paspoort, geldig voor tien jaren en voor alle landen.
2. In afwijking van het eerste lid heeft een Nederlander die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, recht op een nationaal paspoort geldig voor vijf jaren en voor alle landen.
Artikel 14 van de Ppw luidt:
Aan andere in het Europese of Caribische deel van Nederland, dan wel Aruba, Curaçao of Sint Maarten toegelaten vreemdelingen dan bedoeld in de artikelen 11, 12 en 13, die geen reisdocument van een ander land kunnen verkrijgen dan wel die kunnen aantonen dat van hen redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat zij van een ander land een reisdocument aanvragen, kan binnen de grenzen bij deze wet bepaald, een reisdocument voor vreemdelingen worden verstrekt.
Artikel 15 van de Ppw luidt:
1. In bijzondere gevallen kan een reisdocument als bedoeld in de artikelen 11 tot en met 14 worden verstrekt aan een tot het Europese of Caribische deel van Nederland, dan wel Aruba, Curaçao of Sint Maarten toegelaten vreemdeling, die tijdelijk buiten het Europese of Caribische deel van Nederland, dan wel Aruba, Curaçao of Sint Maarten verblijft.
2. In bijzondere gevallen kan aan een vreemdeling die zich tijdelijk op het grondgebied van het Europese of Caribische deel van Nederland, dan wel Aruba, Curaçao of Sint Maarten mag bevinden en niet in aanmerking komt voor verstrekking van een reisdocument op grond van artikel 14, een nooddocument dan wel een reisdocument voor vreemdelingen worden verstrekt.
Artikel 2 van de Ppw luidt voor zover hier van belang:
1. Reisdocumenten van het Koninkrijk der Nederlanden zijn:
(..)
f.nooddocument: laissez-passer of noodpaspoort;
(..)
Artikel 26 van de Ppw luidt voor zover hier van belang:
1. Bevoegd tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor nationale paspoorten, reisdocumenten voor vluchtelingen en reisdocumenten voor vreemdelingen zijn:
(..)
d. in het buitenland: Onze Minister van Buitenlandse Zaken, voor zover het personen betreft die zich buiten het Koninkrijk bevinden;
(..)
Artikel 2.9 van het Paspoortbesluit luidt voor zover hier van belang:
(..)
5. Een reisdocument als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet, is geldig:
a. voor het land van bestemming en de landen waarvan de houder op zijn doorreis de grens passeert, met uitzondering van het land waarvan de houder de nationaliteit bezit;
(..)
Artikel 2.11 van het Paspoortbesluit 2020 luidt:
1. Een noodpaspoort is geldig:
a. voor één jaar of zoveel korter als mogelijk, afhankelijk van de duur van de reis, alsmede van de door het land van bestemming en de landen van doorreis vereiste minimale geldigheid van het reisdocument na binnenkomst, dan wel vertrek van de houder; en
b. voor alle landen.
2. Een laissez-passer is geldig:
a. voor één jaar of zoveel korter als mogelijk, afhankelijk van de duur van de reis, alsmede van de door het land van bestemming en de landen van doorreis vereiste minimale geldigheid van het reisdocument na binnenkomst, dan wel vertrek van de houder; en
b. voor het land van bestemming en de landen waarvan de houder op zijn doorreis de grens passeert.
3. Indien de verstrekking van het laissez-passer geschiedt ten behoeve van een niet-Nederlander, omvat de territoriale geldigheid nooit het land waarvan de houder de nationaliteit bezit.
Artikel 3, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) luidt:
Nederlander is het kind waarvan ten tijde van zijn geboorte de vader of de moeder Nederlander is, alsmede het kind van een Nederlander die voordien is overleden.
Artikel 4 van de RWN luidt:
1. In afwijking van artikel 3 wordt Nederlander het kind van een persoon van wie het ouderschap gerechtelijk wordt vastgesteld, indien het kind op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig was en de ouder op de in de volgende zin bedoelde dag Nederlander is, of, indien deze is overleden, op de dag van overlijden Nederlander was. Betreft het een Nederlandse uitspraak dan verkrijgt het kind het Nederlanderschap op de eerste dag na een periode van drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak in eerste aanleg of, indien binnen deze periode hoger beroep is ingesteld, van drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak in hoger beroep, dan wel, indien binnen deze laatste periode beroep in cassatie is ingesteld, op de dag van de uitspraak in cassatie. Betreft het een buitenlandse rechterlijke uitspraak dan verkrijgt het kind het Nederlanderschap op de dag waarop deze uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen.
2. Nederlander wordt de minderjarige vreemdeling die na zijn geboorte en voor de leeftijd van zeven jaar door een Nederlander wordt erkend.
3. Nederlander wordt de minderjarige vreemdeling die zonder erkenning door wettiging het kind wordt van een Nederlander.
4. Door erkenning wordt ook Nederlander de minderjarige vreemdeling die na zijn geboorte wordt erkend door een Nederlander, die zijn biologische ouderschap bij of binnen de termijn van één jaar na de erkenning aantoont.
5. Kinderen van de minderjarige vreemdeling die op grond van het eerste, derde of vierde lid het Nederlanderschap verkrijgt, delen in die verkrijging.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het in het vierde lid bedoelde bewijs.