ECLI:NL:RBNNE:2023:5334

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
18-299034-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 20 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met zijn toen 15-jarige vriendin. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden voor het seksueel binnendringen van het lichaam van de minderjarige. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van onttrekking van de minderjarige aan het wettig gezag, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte op de hoogte was van het feit dat de minderjarige niet bij hem mocht zijn. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 23 juni en 6 december 2023, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.C.L. Crozier, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. E.R. van Slooten en mr. H. Mous. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de minderjarige en de verdachte voldoende bewijs opleverden voor de ontuchtige handelingen, maar dat de feiten 1 en 2 niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de minderjarige, en oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/299034-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 december 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 juni 2023 en 6 december 2023.
Verdachte werd bijgestaan door mr. H.C.L. Crozier, advocaat te Sneek. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting van 23 juni 2023 vertegenwoordigd door mr. E.R. van Slooten en ter terechtzitting van 6 december 2023 door mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 april 2022 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, althans in Nederland, opzettelijk een minderjarige, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2006, heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende, te weten pleegvader [naam] en/of gezinsvoogd, [naam] van het [instantie] ,
immers heeft verdachte toen die [slachtoffer] meegenomen naar een café in het centrum van Heerenveen;
2.
hij op of omstreeks 12 maart 2022 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, althans in Nederland, opzettelijk een minderjarige, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2006, heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende, te weten pleegvader [naam] en/of gezinsvoogd, [naam] van het [instantie] , immers heeft verdachte toen die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, woning ondergebracht en/of daar gehouden;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2021 tot en met 15 juni 2022 te Heerenveen, althans in de gemeente Heerenveen, in elk geval in het arrondissement Noord-Nederland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (onder meer)
- zijn, verdachtes, penis in de mond en/of vagina en/of de anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of - een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 2 en veroordeling gevorderd voor feit 1 en 3.
Ten aanzien van feit 1 en 2 heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. De politie heeft
[slachtoffer] op 12 maart 2022 uit de woning van verdachte gehaald en overgedragen aan haar gezagsdragers. Op basis van het dossier kan echter onvoldoende worden vastgesteld dat verdachte op dat moment wist dat [slachtoffer] niet bij hem mocht verblijven. Daarom dient voor feit 2 vrijspraak te volgen.
Dat is anders ten aanzien van feit 1. Het optreden op 12 maart 2022 is zo gericht op het beëindigen en het verder voorkomen van verblijf van [slachtoffer] bij verdachte, dat het voor verdachte daarna duidelijk moet zijn geweest dat omgang met [slachtoffer] niet gewenst was. Desondanks heeft verdachte [slachtoffer] op 10 april 2022 meegenomen naar een kroeg. Wanneer verdachte [slachtoffer] aan anderen voorstelt, zegt hij dat zij 19 jaar is. Deze bewust onjuiste verklaring kleurt de wetenschap van verdachte dat hij [slachtoffer] tegen de wil van haar gezagsdragers bij hem in die kroeg liet verblijven en maakt dat verdachte op dat moment aldus willens en wetens in beslissende mate heeft bijgedragen aan de scheiding tussen [slachtoffer] en haar gezagsdragers. Daar komt nog bij dat wanneer getuige [naam] een einde wil maken aan die scheiding verdachte tegen hem zegt dat [slachtoffer] niet meegaat.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat feit 3 wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de belastende aangifte en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, 2 en 3.
Ten aanzien van feit 1 en 2 heeft de raadsman het volgende aangevoerd. De voogd van [slachtoffer] heeft verklaard dat [slachtoffer] bij verdachte mocht verblijven, mits [slachtoffer] dit bij haar zou melden. Verdachte was op 10 maart 2022 in de veronderstelling dat de voogd ervan op de hoogte was dat [slachtoffer] bij hem verbleef. [slachtoffer] had namelijk tegen hem gezegd dat zij dit bij de voogd had gemeld.
Op 10 april 2022 wordt [slachtoffer] door haar familie uit het café gehaald en niet door de politie, zoals de officier van justitie heeft aangevoerd. [slachtoffer] mocht in dat café zijn en ook met verdachte, mits dit aan de voogd zou worden gemeld. Nergens blijkt uit dat die melding niet is gedaan. Dat [slachtoffer] niet meewilde en verdachte zou hebben gezegd
Je hoort wat ze zegtmaakt niet dat sprake is van onttrekking aan het gezag.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman, anders dan de officier van justitie, betoogd dat niet moet worden uitgegaan van de verklaringen van [slachtoffer] en verdachte bij de politie. Immers heeft verdachte ter terechtzitting en [slachtoffer] onder ede bij de rechter-commissaris verklaard dat de seks pas heeft plaatsgevonden nadat [slachtoffer] zestien jaar was geworden.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht feit 1 en 2 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken en overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van feit 1 en 2 is vereist dat de rechtbank vaststelt dat verdachte met opzet [slachtoffer] heeft onttrokken aan het wettig over haar gestelde gezag van de voogd. Een onderdeel hiervan is dat de rechtbank moet vaststellen dat verdachte op 12 maart 2022 en 10 april 2022 wist dat [slachtoffer] van haar voogd niet bij hem mocht zijn.
Verdachte en [slachtoffer] hebben verklaard dat [slachtoffer] van haar voogd bij verdachte mocht zijn, mits de voogd op de hoogte werd gesteld als [slachtoffer] bij verdachte was. De voogd lijkt deze afspraak in haar verklaring ook te bevestigen. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende duidelijk geworden dat deze afspraak op enig moment of in bepaalde situaties niet (meer) zou gelden én dat verdachte daarvan op de hoogte is gesteld. De rechtbank kan kortom niet met voldoende zekerheid vaststellen dat er op 12 maart 2022 en 10 april 2022 geen toestemming van de voogd was gegeven aan [slachtoffer] om bij verdachte te zijn en dat verdachte dat wist. Het opzet kan dus niet worden bewezen, zodat verdachte van zowel feit 1 als feit 2 moet worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 oktober 2022, opgenomen op pagina 37 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022112072 d.d. 25 oktober 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Plaats delict: Heerenveen V: Wat is er gebeurd?
A: In november 2021 vroeg [verdachte] mij bij hem thuis langs te komen. Ik was toen 15 jaar oud. Gelijk die eerste keer heeft [verdachte] seks met mij gehad. Ik ben op [geboortedatum] 2022 16 jaar geworden.
V: Wat hebben jullie gedaan op seksueel gebied?
A: Pijpen. Hij boven op mij.
V: Wat is pijpen?
A: Zijn lul in mijn mond.
V: Als hij boven op jouw lag, wat deed hij dan?
A: Zijn lul in mijn vagina en er uit.
V: Wat nog meer?
A: Mij vingeren.
V: Hoe vaak voor je 16e hebben jullie seks gehad?
A: Vanaf november 2021 sowieso éénmaal in de twee weken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 oktober 2022, opgenomen op pagina 56 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Hebben jij en [slachtoffer] seks gehad toen ze 15 jaar oud was.
A: Ja dat zou best kunnen.
V: [slachtoffer] zegt dat jullie op seksueel gebied gedaan hebben, pijpen, vingeren, oraal, lul in vagina.
A: Ja.
V: Volgens [slachtoffer] wist jij dat je strafbaar was om seks te hebben met [slachtoffer] toen ze nog vijftien was.
A: Daarom heb ik het ook gezegd dat ik het niet wilde. Dat het wel gebeurd is, is door haar gekomen.
V: [slachtoffer] verklaarde gisteren dat jullie vanaf november 2021 een keer in de twee weken seks met elkaar hadden.
A: Lijkt mij stug, dat is wel heel erg veel. Zal misschien 1 of 2 keer in de maand zijn geweest, dan houdt het echt wel op.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht feit 3 op grond van de verklaringen van [slachtoffer] en verdachte bij de politie wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
[slachtoffer] heeft in haar aangifte verklaard dat zij op 15-jarige leeftijd meermalen seks met verdachte heeft gehad. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat dat inderdaad meermalen gebeurd is. Deze verklaringen leveren dan ook voldoende wettig bewijs op. De verdediging heeft echter aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken wegens het ontbreken van voldoende overtuigend bewijs, omdat verdachte ter terechtzitting en [slachtoffer] onder ede bij de rechter-commissaris hebben verklaard dat hun eerdere verklaringen niet kloppen en de seks pas na [slachtoffer] haar zestiende verjaardag heeft plaatsgevonden.
Anders dan de raadsman heeft de rechtbank wel de overtuiging dat [slachtoffer] op 15-jarige leeftijd seks met verdachte heeft gehad. Allereerst past dat scenario namelijk bij een aantal feiten en omstandigheden in het dossier. Een getuige heeft verklaard dat de toen 15-jarige [slachtoffer] door verdachte werd voorgesteld als zijn nieuwe 19-jarige vriendin. Ook zou [slachtoffer] op 15-jarige leeftijd aan haar pleegvader hebben verteld dat zij een relatie met verdachte heeft, seks met hem heeft gehad, zich misselijk voelde, niet hoopte dat zij zwanger was van die viezerik en een zwangerschapstest zou halen. [slachtoffer] heeft verder bij de rechter-commissaris over een incident met verdachte verklaard
als je dat doet in een relatie, vind ik dat niet kunnen, terwijl zij op het moment van dat betreffende incident 15 jaar oud was. Tot slot heeft verdachte, nadat [slachtoffer] hem op de hoogte stelde van haar aangifte tegen hem, het volgende chatbericht naar haar verstuurd:
Dat je dus 15 was heb je verteld. Daarop heeft [slachtoffer] meermalen geantwoord dat zij eerlijk is geweest. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank de overtuiging dat [slachtoffer] en verdachte seks hebben gehad, toen [slachtoffer] 15 jaar oud was.
Daarbij is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte op de zitting afgelegde verklaring niet geloofwaardig is. Verdachte heeft verklaard dat hij ter bescherming van [slachtoffer] , omdat zij een valse aangifte heeft gedaan, een valse bekentenis heeft afgelegd. Tegen wie of wat hij [slachtoffer] dan moest beschermen is niet duidelijk geworden. Verder komt uit chatgesprekken naar voren dat verdachte erg boos was op [slachtoffer] , omdat zij naar de politie is gestapt. Het is niet goed voorstelbaar hoe verdachte een paar uur daarna tot het besluit is gekomen om een valse bekentenis af te leggen. Verdachte heeft dit ook onvoldoende kunnen uitleggen. Daarbij komt dat verdachte voorafgaand aan en tijdens het verhoor bijstand van een raadsman heeft gehad. De raadsman heeft niet ingegrepen tijdens het verhoor. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte geen valse bekentenis heeft afgelegd en de waarheid heeft gesproken. Het afleggen van een bekentenis past juist bij het geven van erkenning aan het slachtoffer, op dat moment de vriendin van verdachte, en daarnaast was verdachte aan het einde van het verhoor door de politie ook opgelucht dat het bekend was geworden.
Tot slot hecht de rechtbank meer geloof aan de verklaring van [slachtoffer] bij de politie dan bij de rechtercommissaris. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij aangifte heeft gedaan omdat verdachte misbruik van haar heeft gemaakt, zij niet wil dat hij ermee wegkomt en zij wil voorkomen dat hij het ook bij anderen zou doen. Deze motieven komen oprecht en geloofwaardig over. Daar staan tegenover e-mails die [slachtoffer] na haar verhoor bij de rechter-commissaris naar de rechter-commissaris heeft verstuurd, inhoudende dat zij een nieuw gesprek wil omdat zij dingen wil opbiechten en haar verklaring wil herzien. Dat dit gesprek er uiteindelijk niet van gekomen is, komt omdat [slachtoffer] daarna weer heeft gezegd dat zij toch bij haar verklaring wil blijven. Het lijkt erop dat [slachtoffer] worstelt met haar aangifte, omdat zij op dit moment nog een relatie met verdachte heeft. Een begrijpelijk loyaliteitsconflict, dat echter wel raakt aan de waarde die de rechtbank hecht aan de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring op het essentiële onderdeel van het moment van ontstaan van de seksuele relatie.
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 november 2021 tot en met 15 juni 2022 te Heerenveen, meermalen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- zijn penis in de mond en vagina en van [slachtoffer] gebracht en - een of meer vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] gebracht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
3.met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en 3 wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd, gelet op de bepleite integrale vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van Reclassering Nederland d.d. 24 april 2023, uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met zijn toen 15-jarige vriendin meermalen seks gehad. Door de wetgever is de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen uitdrukkelijk beschermd, onder meer op de grond dat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en dat zij worden geacht niet zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen overzien. Handelingen zoals verdachte die heeft gepleegd, vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en kunnen, naar de ervaring leert, leiden tot blijvende psychische schade. Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast en haar seksuele ontwikkeling verstoord. Hij heeft misbruik gemaakt van het kwetsbare jonge slachtoffer, dat (mogelijk) slechts op zoek was naar een vaderfiguur. Dat [slachtoffer] toen een relatie met verdachte had en nu nog heeft, maakt het voorgaande niet anders.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en ernst van de feiten en het bepaalde in artikel 22b Sr (taakstrafverbod), niets anders dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank heeft voor de hoogte van de gevangenisstraf gekeken naar vergelijkbare zaken. De rechtbank ziet, mede gelet op het advies van de reclassering, geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Tot slot acht de rechtbank één feit minder bewezen dan de officier van justitie.
Onder meer daarom komt de rechtbank op een lagere straf uit dan de officier van justitie.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden passend en oplegging daarvan geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
[naam] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Omdat de rechtbank feit 1 en 2, waaruit de schade zou zijn ontstaan, niet bewezen acht en verdachte daarvan geheel vrijspreekt, zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering verklaren.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.
Bepaalt dat verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. S.T. Kooistra, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 december 2023.