ECLI:NL:RBNNE:2023:5301

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
18-321356-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en mishandeling van levensgezel met gevangenisstraf en maatregelen

Op 29 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en mishandeling van zijn levensgezel. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek ter terechtzitting op 15 december 2023. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. T.S. Kessel, werd geconfronteerd met twee parketnummers: 18/321356-22 en 18/322239-23. De tenlastelegging omvatte onder andere bedreiging met de dood en mishandeling van zijn levensgezel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 3 december 2022 de woorden "Ik ben boos, als ik [naam] zie dan maak ik hem dood!" heeft geuit, wat door getuigen werd bevestigd. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte zijn levensgezel heeft mishandeld in de periode van 30 november tot 6 december 2022. De rechtbank achtte de bedreigingen en mishandeling wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank hield rekening met de psychologische toestand van de verdachte, die lijdt aan een bipolaire stoornis met psychotische kenmerken. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 150 dagen, waarvan 95 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Tevens werden er maatregelen opgelegd, waaronder een contact- en gebiedsverbod en een gedragsbeïnvloedende maatregel. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral de mishandeling van de levensgezel, en de impact daarvan op de slachtoffers. De verdachte werd veroordeeld tot het volgen van reclasseringstoezicht en behandeling, met als doel recidive te voorkomen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/321356-22
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/322239-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 december 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 december 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/321356-22
1.
hij, op of omstreeks 3 december 2022 te [plaats] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ben boos, als ik [naam] zie dan maak ik hem dood!" en/of "Als ik [naam] zie ga ik hem vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2.
hij, in of omstreeks de periode van 30 november 2022 tot en met 6 december 2022 te [plaats] , zijn levensgezel, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] :
  • meermalen met een slipper te slaan en/of te stompen op de rug en/of in het gezicht, althans op het hoofd en/of
  • te stompen en/of te slaan in/op de ribben en/of
  • ( met kracht) vast te pakken bij de keel en/of
  • ( met kracht) aan de haren te trekken.
parketnummer 18/322239-23
hij op of omstreeks 6 december 2022 te [plaats] , althans in Nederland, [slachtoffer 2] schriftelijk heeft bedreigd met verkrachting van diens moeder en/of vader en/of zijn eigen vriendin, door de tekst te sturen "Ik neuk je moeder", "Tot je dood gaat neuk ik je moeder" en/of "Ik neuk je moeder en je vader ook in hun kkr krijgslied hoeren kind" en/of En je kkr marokaanse hoertje die je daar hebt. Ik laat haar niggers neuken. Vind ze lekker, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 en 2 onder parketnummer 18/321356-22 en het ten laste gelegde onder parketnummer 18/322239-23.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 onder parketnummer 18/321356-22 wegens gebrek aan wettig bewijs. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de aangifte een de auditu-verklaring betreft, welke niet wordt ondersteund door een ander bewijsmiddel. Volgens de raadsman wijken de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen waarin een getuigenverklaring van de vermeende bedreiging is opgenomen te veel van elkaar af. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit nu er bij aangever in redelijkheid niet de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de bewezenverklaring van feit 2 onder parketnummer 18/321356-22 en het ten laste gelegde onder parketnummer 18/322239- 23.
Oordeel van de rechtbank
parketnummer 18/321356-22
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 december 2022, opgenomen op pagina 39 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2022325896 d.d. 3 januari 2023 inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van bedreiging met de dood. Bij mij bestond de overtuiging dat de verdachte zijn bedreiging werkelijk ten uitvoer zou leggen. Ik hoorde en zag namelijk het volgende:
Op zaterdag 3 december 2022 moest ik werken bij [bedrijf] , maar mijn zus [slachtoffer 3] viel voor mij in omdat ik ziek was. Omstreeks 20:30 uur werd mijn vriendin gebeld door mijn werkgever. Onze werkgever vertelde dat [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: [verdachte]) samen met [slachtoffer 3] het restaurant was binnen gekomen bij aanvang van de shift. Vervolgens had [verdachte] het volgende geroepen: 'Ik ben boos, als ik [naam] zie dan maak ik hem dood!'. Dit riep [verdachte] in het bijzijn van mijn werkgever en al mijn collega's.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 december 2022, opgenomen op pagina 43 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik heb telefonisch contact gezocht met een medewerkster van [bedrijf] , welke op zaterdag 3 december aan het werk was. Aan de telefoon verklaarde ze het volgende:
Ik ben op zaterdag 3 december om 16:00 uur begonnen en om 17:00 uur kwam mijn collega binnen. Ze verving haar broer [naam] , wie zich ziek had gemeld. Haar vriend [verdachte] was met haar mee. Het viel mij op dat hij erg boos keek. De eigenaresse vroeg aan
hem: "is er iets aan de hand?". Ik hoorde dat [verdachte] zei: "Nee, ik ben boos.". De eigenaresse vroeg wederom wat er aan de hand was. Hierop hoorde ik [verdachte] zeggen: "Ik ben boos en [naam] is niet ziek, ik ben boos op mijn schoonfamilie en als ik [naam] zie ga ik hem vermoorden."
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 3 december 2022 te [plaats] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat de aangifte voldoende wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen inhoudend de verklaring van de anonieme getuige. De aangifte en de verklaring van de getuige komen in grote mate met elkaar overeen en hebben dezelfde strekking. Het verschil in woorden doet niet af aan het dreigende karakter daarvan.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. Aan de hand van het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte aangever [slachtoffer 1] heeft bedreigd door de voornoemde woorden te uiten tegen collegas van aangever. Gelet op de inhoud van de bedreiging en de personen in wiens kennelijke aanwezigheid deze werden geuit, heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de bedreiging terecht zou komen bij degene op wie deze betrekking had, hetgeen nadien ook daadwerkelijk is gebeurd. Verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde feit de zwager van aangever, waardoor aangever op de hoogte was van eerdere incidenten waarbij verdachte dreigend en/of agressief is geweest. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard van de bedreiging en hetgeen aangever bekend was omtrent de persoon van verdachte bij aangever de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou verliezen. De rechtbank
komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 december 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 december 2022 opgenomen op pagina 73 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige] .
parketnummer 18/322239-23
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 december 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 december 2022 opgenomen op pagina 56 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 onder parketnummer 18/321356-22 en het tenlastegelegde onder parketnummer 18/322239-23 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/321356-22
1.
hij op 3 december 2022 te [plaats] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ben boos, als ik [naam] zie dan maak ik hem dood!" en/of "Als ik [naam] zie ga ik hem vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2.
hij, in of omstreeks de periode van 30 november 2022 tot en met 6 december 2022 te [plaats] , zijn levensgezel, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] :
  • meermalen met een slipper te slaan, te stompen op de rug en in het gezicht, althans op het hoofd en
  • te stompen en te slaan in/op de ribben en
  • ( met kracht) vast te pakken bij de keel en
  • ( met kracht) aan de haren te trekken.
parketnummer 18/322239-23
hij op 6 december 2022 te [plaats] [slachtoffer 2] schriftelijk heeft bedreigd met verkrachting van diens moeder, vader en zijn eigen vriendin, door de tekst te sturen "Ik neuk je moeder", "Tot je dood gaat neuk ik je moeder", "Ik neuk je moeder en je vader ook in hun kkr krijgslied hoeren kind" en En je kkr marokaanse hoertje die je daar hebt. Ik laat haar niggers neuken. Vind ze lekker.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/321356-22
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel.
parketnummer 18/322239-23
Bedreiging met verkrachting.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische en psychiatrische Pro Justitia onderzoeksrapportage van 23 juli 2023, opgemaakt door drs. B.Y. van Toorn (GZ- psycholoog) en dr. A.J.W.M. Trompenaars (psychiater).
De conclusie van de rapportage luidt, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een bipolaire type I stoornis met psychotische kenmerken, narcistische persoonlijkheidstrekken en cannabisafhankelijkheid. Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde manisch-psychotisch ontregeld. De deskundigen adviseren verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met de conclusie in de Pro Justitia rapportage verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu geen sprake is van volledige ontoerekeningsvatbaarheid en er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 en 2 onder parketnummer 18/321356-22 en het ten laste gelegde onder parketnummer 18/322239-23 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft gevorderd dat het onvoorwaardelijke deel van deze gevangenisstraf gelijk zal zijn aan de duur van het voorarrest en het overige als voorwaardelijk deel wordt opgelegd, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd en geformuleerd door de reclassering.
De officier van justitie heeft tevens oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht inhoudend een contact- en gebiedsverbod zoals verzocht door aangever [slachtoffer 2] en oplegging van een Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke straf gelijk aan de duur van het voorarrest en oplegging van een voorwaardelijke straf voor een kortere duur dan gevorderd door de officier van justitie met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft zich niet verzet tegen oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht inhoudend een contact- en gebiedsverbod. De raadsman heeft zich wel verzet tegen oplegging van een Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging heeft aangevoerd dat oplegging van de maatregel voor dit feit, de mishandeling van een levensgezel, niet conform de bedoeling van de wetgever is.
Oplegging van de maatregel is volgens de verdediging bedoeld voor zwaardere misdrijven. De raadsman
heeft tevens aangevoerd dat niet wordt voldaan aan het vereiste dat oplegging van de maatregel wordt onderbouwd door een recent opgemaakt reclasseringsadvies.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de over verdachte opgemaakte rapportages (de Pro Justitia rapportage van 23 juli 2023 en de opgemaakte reclasseringsadviezen omtrent verdachte), het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal strafbare feiten, waaronder de mishandeling van zijn levensgezel. De rechtbank acht dit een ernstig strafbaar feit en rekent het verdachte zwaar aan dat hij zijn partner heeft mishandeld, terwijl zij zich juist bij hem veilig zou moeten kunnen voelen. Verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van aangeefster. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan twee bedreigingen, hetgeen tevens ernstige strafbare feiten zijn die gevoelens van angst en onveiligheid bij de bedreigden veroorzaken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte al tweemaal eerder is veroordeeld ter zake bedreigingen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoon van verdachte zoals naar voren komt in voornoemde Pro Justitia rapportage en voorts met de omstandigheid dat de feiten aan verdachte verminderd worden toegerekend. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de adviezen van de reclassering van 27 augustus 2023 en 8 december 2023 waarin wordt geadviseerd tot oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden een aantal bijzondere voorwaarden. De geadviseerde bijzondere voorwaarden zijn een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen, een contactverbod met aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en het geven van openheid van zaken over relatie- en psychische problematiek.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de ernst van het bewezenverklaarde en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat oplegging aan verdachte van een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 95 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden is. Het voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat hij zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Tevens zullen aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden, met uitzondering van de bijzondere voorwaarde inhoudend een contactverbod met aangevers.
Contact- en gebiedsverbod
De rechtbank zal, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, aan verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen ter voorkoming van strafbare feiten gericht tegen slachtoffer [slachtoffer 2] en diens gezin, bestaande uit contactverboden en gebiedsverboden, een en ander zoals vermeld in het dictum.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet voorts aanleiding om, zoals gevorderd door de officier van justitie, een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Aan de vereisten voor oplegging van voornoemde maatregel is voldaan. Verdachte wordt veroordeeld tot een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf wegens een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van slachtoffer [getuige] , en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van ten hoogte vier jaren is gesteld. De wetgever heeft, nu aan de vereisten voor oplegging wordt voldaan, de bedoeling gehad oplegging van de maatregel mogelijk te maken voor dit feit. De rechtbank gaat dan ook niet mee met de raadsman dat oplegging van de maatregel enkel bedoeld is voor zwaardere misdrijven dan het misdrijf waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt. Oplegging van de maatregel wordt geadviseerd in de Pro Justitia rapportage van 23 juli 2023 en het reclasseringsadvies van 27 augustus 2023. De rechtbank acht dit, in tegenstelling tot hetgeen de raadsman heeft betoogd, voldoende recente rapportages. Uit voornoemde rapportages volgt dat de kans op recidive, nu de bipolaire stoornis een levenslange diagnose is, zal blijven bestaan. De risicos op recidive op lange termijn worden, zonder behandeling, ingeschat als hoog. Door oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de proeftijd onder toezicht te stellen indien dat in verband met alsdan bestaande risicos noodzakelijk is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 38z, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder feiten 1 en 2 van parketnummer 18/321356-22 en parketnummer 18/322239-23 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 95 (vijfennegentig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij de reclassering
1. Veroordeelde meldt zich binnen twee werkdagen na de veroordeling telefonisch bij Reclassering Nederland op telefoonnummer [telefoonnummer] . Veroordeelde volgt de aanwijzingen van de reclassering op. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Hier kunnen ook huisbezoeken bij horen.
Ambulante behandeling
2. Veroordeelde laat zich behandelen door AFPN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Begeleid wonen
3. Veroordeelde verblijft, indien de reclassering dat noodzakelijk acht, in een instelling voor begeleid/beschermd wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijft start op aanwijzing van de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Drugsverbod
4. Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Alcoholverbod
5. Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Andere voorwaarde het gedrag betreffende
6. Veroordeelde geeft openheid van zaken aan de reclassering met betrekking tot relatie- en psychische problemen.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

De maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 3 (drie) jaren

op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
  • [slachtoffer 2] (geboortedatum [geboortedatum] -1991, adres [adres] [plaats] );
  • [slachtoffer 4] (geboortedatum [geboortedatum] -2016, adres [adres] [plaats] );
  • [slachtoffer 5] (geboortedatum [geboortedatum] -2017, adres [adres] [plaats] );
  • [slachtoffer 6] (geboortedatum [geboortedatum] -2019, adres [adres] [plaats] ).
en/of
zich niet zal ophouden aan de:
  • [adres] [plaats] ;
  • [adres] [plaats] ;
  • [adres] [plaats] ;
  • [adres] [plaats] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Legt aan veroordeelde ten aanzien van parketnummer 18/321356-22 feit 2 op
de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. H.M. Lenting en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Nijmeijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 december 2023.