ECLI:NL:RBNNE:2023:529

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
10222116
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertegenwoordigingsbevoegdheid en ontvankelijkheid in kort geding tussen vennootschap onder firma en werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vennootschap onder firma (vof) en haar werknemer, [verwerende partij]. De vof verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdelen g, h of i BW. [verwerende partij] verweerde zich tegen dit verzoek en stelde dat de ontbinding moest worden afgewezen. Tevens deed hij een tegenverzoek om toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 1 december 2022 was ingediend. De kantonrechter heeft eerst procesrechtelijke geschilpunten behandeld, waaronder de positie van [belanghebbende partij], die als medevennoot van de vof werd aangemerkt als belanghebbende in deze procedure. De kantonrechter oordeelde dat de vof niet ontvankelijk was in haar verzoek, omdat [vennoot] niet bevoegd was om namens de vof te procederen zonder de medewerking van [belanghebbende partij]. De vennootschapsovereenkomst vereiste de instemming van alle vennoten voor het voeren van rechtsgedingen, en deze was niet verkregen.

De kantonrechter concludeerde dat de vof niet ontvankelijk moest worden verklaard en dat zij als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moest dragen. De proceskosten aan de zijde van [verwerende partij] werden vastgesteld op € 793,00 voor salaris van de gemachtigde. De beschikking werd uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 10222116 AR VERZ 22-86
Beschikking van de kantonrechter van 16 februari 2023
inzake
de vennootschap onder firma
[v.o.f.] V.O.F.,
gevestigd te Groningen,
verzoekende partij,
hierna te noemen: de vof,
gemachtigde: mr. J.M. Pol, advocaat te Assen,
tegen
[verwerende partij],
wonende te [woonplaats 1],
verwerende partij,
hierna te noemen: [verwerende partij],
gemachtigde: mr. S. Heijerman, advocaat te Haren,
en
[belanghebbende partij],
wonende te [woonplaats 2],
belanghebbende partij,
hierna te noemen: [belanghebbende partij],
gemachtigde: mr. D.Y. Li, advocaat te Groningen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 1 december 2022;
  • het verweerschrift;
  • de brief van mr. Li van 27 januari 2023;
  • de brief van mr. Li van 1 februari 2023;
  • de brief van mr. Pol van 1 februari 2023;
  • de mondelinge behandeling op 2 februari 2023, in aanwezigheid van [vennoot] bijgestaan door mr. Pol, [verwerende partij] (bijgestaan door een tolk Chinees) bijgestaan door de mr. Heijerman en [belanghebbende partij] bijgestaan door mr. Li;
  • de door mr. Pol overgelegde pleitaantekeningen;
  • de door de griffier gemaakte aantekeningen van het verhandelde ter zitting.
1.2.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verwerende partij] en [belanghebbende partij] hebben een affectieve relatie.
2.2.
Op 6 mei 2014 is de besloten vennootschap [holding] (hierna: de holding) opgericht, met [verwerende partij] als (enige) bestuurder. Enig aandeelhouder van de holding is [broer], de broer van [belanghebbende partij] wonende te [woonplaats 3].
2.3.
De holding en de vennootschap onder firma [verwerende partij] (waarvan de holding en [verwerende partij] vennoten zijn) hebben op 16 juli 2014 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot het pand staande en gelegen aan de [het pand] (hierna: het pand). Het pand is casco opgeleverd en nadien onder leiding van [verwerende partij] verbouwd tot restaurant.
2.4.
Op 20 november 2015 is [verwerende partij] afgetreden als bestuurder van de holding en is [belanghebbende partij] de (enige) bestuurder geworden.
2.5.
In december 2015 is het restaurant Wereldgeluk geopend. [vennoot] is daarbij als bedrijfsleidster aangesteld.
2.6.
Op 16 december 2015 hebben de holding en de vof Wereldgeluk (met als vennoten [verwerende partij] en [belanghebbende partij]) een overeenkomst tot dienstverlening gesloten.
2.7.
Op 30 november 2016 is de besloten vennootschap Wereldgeluk BV (hierna: Wereldgeluk) opgericht door de holding, waarbij [verwerende partij] de holding vertegenwoordigde als alleen/zelfstandig bevoegd directeur. De holding is (enig) bestuurder van Wereldgeluk BV.
2.8.
In 2021 zijn er onderhandelingen gestart tussen [vennoot], [belanghebbende partij] en [verwerende partij] over de koop/verkoop van het restaurant.
2.9.
Op 22 oktober 2021 is de vof [v.o.f.] (hierna: de vof) opgericht.
In de vennootschapsovereenkomst is in artikel 6, lid 1 bepaald dat iedere vennoot bevoegd is voor de vennootschap te handelen en te tekenen, gelden voor haar uit te geven en te ontvangen, de vennootschap aan derden en derden aan de vennootschap te verbinden, tenzij dit niet met het doel van de vennootschap in verband staat.
In artikel 6, lid 2, van de vennootschapsovereenkomst is onder meer bepaald:
De medewerking van alle Vennoten wordt echter gevorderd voor:
(…)
i.
het voeren van rechtsgedingen (met uitzondering van rechtsmaatregelen die geen uitstel kunnen lijden), het berusten in rechtsvorderingen, het aangaan van dadingen, compromissen of akkoorden, het opdragen van de berechting van geschillen aan scheidslieden of bindend adviseurs;
2.10.
Op 19 december 2021 is een aanbetalingsovereenkomst gesloten tussen de vof en [verwerende partij], als gevolmachtigde van Wereldgeluk, op basis waarvan de vof een bedrag van € 50.000,00 heeft betaald aan Wereldgeluk. [verwerende partij] heeft deze overeenkomst ook als gevolmachtigde van Wereldgeluk ondertekend.
2.11.
Op 1 april 2022 is de koopovereenkomst ondertekend. De onderneming Wereldgeluk is door middel van een activa-/passiva-transactie overgedragen aan de vof tegen betaling van € 453.842,00. Deze koopprijs is via aan de vof gelieerde financiers door de vof aan Wereldgeluk voldaan. [verwerende partij] heeft deze overeenkomst als ‘gevolmachtigd directeur’ namens Wereldgeluk ondertekend.
2.12.
In de considerans van de koopovereenkomst is opgenomen dat Wereldgeluk de dagelijkse bedrijfsleiding en het bestuur van de onderneming heeft belegd bij [verwerende partij]. In artikel 11.1 van de koopovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat [verwerende partij] per de datum van de overdracht zijn werkzaamheden als bedrijfsleider van Wereldgeluk beëindigt en dan in dienst zal treden bij de vof. Bij de koopovereenkomst is een arbeidsovereenkomst tussen de vof en [verwerende partij] gevoegd, waarin is opgenomen dat [verwerende partij] wordt aangesteld in de functie van chef kok.
2.13.
De vof is in het kader van deze overdracht door middel van indeplaatsstelling contractspartij geworden bij de huurovereenkomst. [verwerende partij] heeft deze indeplaatsstelling op 1 april 2022 namens de vof [verwerende partij] ondertekend.
2.14.
Na de overname heeft de vof Expertise Bureau Noord ingeschakeld om onderzoek te doen naar de constructie van het pand, omdat daaraan gebreken kleefden. Expertise Bureau Noord heeft opnames gedaan. In de naar aanleiding hiervan door Expertise Bureau Noord opgestelde onderzoeksrapporten van 26 augustus 2022 en 11 oktober 2022 staat – kort gezegd – de conclusie dat de verbouwingswerkzaamheden aan het pand niet naar behoren en in strijd met het Bouwbesluit zijn verricht. Het restaurant is sindsdien dicht teneinde herstelwerkzaamheden te verrichten.
2.15.
De vof is op 26 juli 2022 gestopt met het betalen van het overeengekomen loon aan [verwerende partij].
2.16.
Op 21 september 2022 heeft de vof conservatoir beslag gelegd op de bankrekening van Wereldgeluk.
2.17.
Op 5 oktober 2022 heeft de vof een dagvaarding uitgebracht tegen Wereldgeluk, waarin de vof – kort samengevat – schadevergoeding vordert vanwege het feit dat Wereldgeluk tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst.
2.18.
De vof heeft [verwerende partij] op 15 november 2022 op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk gesteld voor de schade die zij lijdt vanwege het herstel van de gebreken aan het pand en de sluiting van het restaurant.
2.19.
[verwerende partij] heeft op 17 november 2022 de vof en haar vennoten in kort geding gedagvaard en onder meer betaling gevorderd van zijn achterstallig loon.
2.20.
De vof heeft een verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 24 november 2022, ingediend tot het leggen van conservatoir beslag onder derden en op onroerende zaken ten laste van [verwerende partij]. Daarbij heeft de vof zich op het standpunt gesteld dat Wereldgeluk de koopovereenkomst heeft geschonden omdat het restaurant zeer ernstige gebreken vertoont. [verwerende partij] was als feitelijk bestuurder van Wereldgeluk bekend met de diverse gebreken, maar heeft in de koopovereenkomst namens Wereldgeluk garanties afgegeven en is overeengekomen dat Wereldgeluk bij niet nakoming van deze garanties de vof schadeloos moet stellen. Wereldgeluk kan deze garanties niet nakomen en biedt geen, althans onvoldoende, verhaal om de totale schade van de vof de vergoeden, aldus de vof. De vof houdt [verwerende partij] in privé als feitelijk bestuurder persoonlijk aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW en stelt dat [verwerende partij] gehouden is om de schade aan de vof te vergoeden.
2.21.
Bij vonnis in kort geding van 20 december 2022 zijn de door [verwerende partij] ingestelde loonvordering en daarmee samenhangende vorderingen grotendeels toegewezen.

3.Het geschil

3.1.
De vof verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g dan wel h dan wel i BW.
3.2.
[verwerende partij] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verwerende partij] bij wijze van tegenverzoek onder meer om toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding.

4.De beoordeling

4.1.
Voordat tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil kan worden overgegaan, dienen eerst enige procesrechtelijke geschilpunten te worden beslecht, namelijk de positie van [belanghebbende partij] in deze procedure en de ontvankelijkheid van het verzoek.
de positie van [belanghebbende partij]
4.2.
Artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen of daarin te mogen tussenkomen. Deze bepaling geldt voor de dagvaardingsprocedure en is niet van overeenkomstige toepassing op de verzoek(schrift)procedure. Dit geding betreft een verzoekprocedure. De verzoek(schrift)procedure kent de mogelijkheid om in de procedure betrokken te raken als belanghebbende. Uit artikel 279 lid 1 Rv volgt voor de verzoekschriftprocedure dat de rechter de oproeping beveelt van de verzoeker en voor zover nodig van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden en dat hij te allen tijde ook andere belanghebbenden kan oproepen. Op grond van artikel 282 lid 1 Rv kan iedere belanghebbende, ook wanneer die niet is opgeroepen, een verweerschrift indienen.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [belanghebbende partij], als medevennoot van de vof, is aan te merken als belanghebbende bij het geschil tussen de vof en [belanghebbende partij], omdat zij door deze procedure zodanig in haar belang wordt getroffen dat zij daarin behoort te mogen opkomen. Zij is daarom gerechtigd om op grond van artikel 282 lid 1 Rv tot aan de aanvang van de behandeling een verweerschrift in te dienen. Dit heeft zij naar het oordeel van de kantonrechter gedaan door middel van de brieven van haar advocaat van 27 januari 2023 en 1 februari 2023. Het standpunt van [belanghebbende partij] kan daarom bij de beoordeling van het geschil tussen de vof en [verwerende partij] worden betrokken.
de ontvankelijkheid van het verzoek
4.4.
Het verzoekschrift is in opdracht van [vennoot] namens de vof ingediend door mr. Pol.
4.5.
Mr. Pol stelt bevoegd te zijn om het onderhavige verzoekschrift in te dienen. Het beding in de vennootschapsovereenkomst waarop [verwerende partij] en [belanghebbende partij] zich beroepen is een interne afspraak waaraan derden geen rechten kunnen ontlenen. Als het beding geschonden wordt, kan slechts de ene vennoot de andere daarop aanspreken. Er is geen sprake van een derdenbeding als bedoeld in artikel 6:253 BW. [verwerende partij] kan zich daarom niet beroepen op deze contractuele afspraak tussen [v.o.f.]. Er is ook geen bepaling in de wet die stelt dat de rechtshandeling tot het verzoeken van ontbinding van de arbeidsovereenkomst nietig of vernietigbaar is bij het ontbreken van dergelijke toestemming. Ook [belanghebbende partij] kan zich niet met succes beroepen op het betreffende beding. Een contractuele afspraak kan met een beroep op de redelijkheid en billijkheid buiten werking worden gesteld, wanneer de toepassing ervan onredelijk en onbillijk zou zijn. Die situatie doet zich hier volgens [vennoot] voor. Het toestemmingsvereiste is zinledig, omdat [belanghebbende partij] natuurlijk niet wil dat haar partner ontslagen wordt. Zij wil ook niet dat de BV waarvan zij bestuurder is aansprakelijk wordt gehouden en dat de BV waar haar broer eigenaar van is geld moet betalen.
4.6.
[verwerende partij] heeft in zijn verweerschrift aangevoerd dat [belanghebbende partij] geen toestemming heeft gegeven voor het indienen van het onderhavige verzoek. [vennoot] heeft dit op eigen initiatief gedaan en handelt daarmee in strijd met de vennootschapsakte, aldus [verwerende partij].
4.7.
[belanghebbende partij] heeft aangevoerd dat zij [vennoot] geen toestemming heeft gegeven om namens de vof het onderhavige verzoekschrift in te dienen, terwijl deze toestemming op grond van artikel 6, lid 2, aanhef en onder i van de vennootschapsovereenkomst wel vereist is. Volgens [belanghebbende partij] is [vennoot] daarom niet bevoegd om namens de vof het onderhavige verzoekschrift in te dienen en dient de vof om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar verzoek. [vennoot] had op grond van de in artikel 19 van de vennootschapsakte opgenomen geschillenregeling een procedure moeten starten tegen [belanghebbende partij], waarin dan het beroep op redelijkheid en billijkheid beoordeeld had kunnen worden.
4.8.
De vraag of de vennootschap bij het geven van de procesopdracht rechtsgeldig is vertegenwoordigd dient te worden beantwoord aan de hand van artikel 17 van het Wetboek van Koophandel (WvK). Op grond van artikel 17 WvK is elk der vennoten, die daarvan niet is uitgesloten bij de overeenkomst van vennootschap, bevoegd de vennootschap te vertegenwoordigen voor zover de op naam van de vennootschap verrichte handeling dienstig kan zijn tot verwezenlijking van het doel der vennootschap. Artikel 6 lid 2 van de vennootschapsakte bevat een beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid voor het voeren van gerechtelijke procedures. Daarvoor is de medewerking van alle vennoten vereist.
4.9.
Vaststaat dat [belanghebbende partij] geen medewerking heeft verleend aan het instellen van de onderhavige procedure. [vennoot] is, gelet op het ontbreken van de medewerking van [belanghebbende partij] in combinatie met artikel 6 lid 2 van de vennootschapsakte, dan ook niet bevoegd om in naam van de vof tegen [verwerende partij] te procederen. De vraag is wat dit voor de onderhavige procedure betekent, mede gelet op het door [vennoot] gedane beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.
4.10.
Dat [verwerende partij] zich niet op de onbevoegdheid van [vennoot] zou kunnen beroepen, omdat het een contractuele afspraak tussen [v.o.f.] betreft, wordt door de kantonrechter verworpen. [vennoot] heeft een handeling verricht die buiten de in artikel 17 WvK toegekende vertegenwoordigingsbevoegdheid valt, omdat in het vennootschapscontract de vertegenwoordigingsbevoegdheid is beperkt ten aanzien van het voeren van rechtsgedingen. Het gevolg is dat de vof niet wordt gebonden. [verwerende partij] kan zich hierop in de gegeven omstandigheden, waaronder het feit dat hem bekend is dat [belanghebbende partij] zich tegen het indienen van het verzoek verzet, beroepen.
4.11.
Bovendien heeft [belanghebbende partij] zich (als belanghebbende) in de procedure gemengd en zich beroepen op de bevoegdheidsregeling. Het was [vennoot] ook bekend dat [belanghebbende partij] zich op deze bevoegdheidsregeling beriep. Indien [vennoot] meent dat [belanghebbende partij] zich ten onrechte op deze regeling beroept en dat de regeling gelet op de omstandigheden van het geval op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid buiten toepassing dient te worden gelaten (artikel 6:248 lid 2 BW), dan had zij, gelet op artikel 19 van de vennootschapsakte (de geschillenregeling), [belanghebbende partij] in rechte kunnen betrekken. In rechte had [vennoot] medewerking van [belanghebbende partij] kunnen vorderen of een voorziening kunnen vragen ter vervanging van de medewerking van [belanghebbende partij]. Dit was in deze kwestie de geëigende weg geweest voor [vennoot] om de benodigde bevoegdheid te krijgen. Deze weg staat overigens nog steeds
– zo mogelijk in kort geding – open. Dat bij de onderhavige procedure zodanige spoed geboden is dat de hiervoor geschetste weg in redelijkheid niet kon worden gevolgd, is verder niet gebleken.
4.12.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de vof niet ontvankelijk moet worden verklaard en als de in het ongelijk gestelde partij de kosten dient te dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart de vof niet-ontvankelijk in haar verzoek;
5.2.
veroordeelt de vof in de proceskosten, aan de zijde van [verwerende partij] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 793,00 voor salaris van de gemachtigde;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.F. Clement, kantonrechter, en op 16 februari 2023 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: 692