Uit de analyse van de chats van EncroChat-account [naam] , in gebruik bij
[verdachte] , geboren [geboortedatum] 1993 te Rotterdam, blijkt van de betrokkenheid van [verdachte] bij de handel in verdovende middelen.
In dit proces-verbaal worden de chats tussen [naam] en het account [naam] weergegeven.
Op 8 april 2020 stuurt [naam] fotos naar [naam] . Dit betreffen vermoedelijk fotos van de kwekerij op de
[adres] in [plaats] waar op 16 april 2020 een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen met 657 planten. [naam] schrijft aan [naam] dat hij Vertimec nodig heeft voor 600 planten.
Oke ja ik ben 600 nodig en 2020-04-08 16:59:43[naam] vertimec coor 600 planten
* (foto 1) 2020-04-08 17:01:08[naam] * (foto 2) 2020-04-08 17:01:08[naam] * (foto 3) 2020-04-08 17:01:34[naam] * (foto 4) 2020-04-06 17:01:34[naam]
Deze moeten nlg 4 weken bro 2020-04-08 17:01:40[naam]
Maar moet vertimec hebbe2020-04-08 17:01:51[naam]
Ik regel wel2020-04-08 17:02:54[naam]
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op 16 april 2020 treft de politie in een bedrijfsunit aan de [adres] in [plaats] een hennepkwekerij aan met 657 hennepplanten. Door de politie zijn tussen 8 april 2020 en 13 april 2020 videobeelden gemaakt van dit pand. Op beelden van 8 april 2020 rond 16:50 uur is een persoon te zien welke door meerdere verbalisanten wordt herkend als verdachte. Uit het onderzoek naar het EncroChat-account [naam] , waarvan de gebruiker door de politie wordt geïdentificeerd als verdachte, blijkt dat via dit account op diezelfde dag en rond hetzelfde tijdstip fotos worden verstuurd van een hennepkwekerij. Deze fotos blijken volledig overeen te komen met de aangetroffen situatie in de bedrijfsunit aan de [adres] in [plaats] . Daarnaast is er een chat aangetroffen tussen [naam] en de EncroChat-gebruiker [naam] . Hierin geeft verdachte aan dat er Vertimec (een bestrijdingsmiddel) nodig is voor de 600 planten. Ook geeft verdachte aan dat hij dit wel regelt. Tot slot merkt hij op dat de planten nog vier weken moeten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte een bijdrage aan de hennepteelt heeft geleverd die van voldoende gewicht is om te kunnen spreken van medeplegen. Verdachte is niet alleen aanwezig geweest in de hennepkwekerij, maar hij weet welk bestrijdingsmiddel nodig is en geeft aan dat hij dit wel regelt. Daarnaast is hij op de hoogte hoe lang de planten nog moeten groeien. De rechtbank acht derhalve het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 1 februari 2020 tot en met 16 april 2020 te [plaats] (in een pand/loods unit 2 aan de [adres] ), (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt en (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, 657 hennepplanten, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezenverklaarde levert op:
2.medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 54 maanden met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft geen relevante documentatie en hij heeft zijn leven ogenschijnlijk op orde.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officieren van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is enkele maanden als medepleger betrokken geweest bij een hennepkwekerij van aanzienlijke omvang. Het telen van hennep veroorzaakt overlast en schade voor de maatschappij. Softdrugs zijn immers stoffen die bij (langdurig) gebruik kunnen leiden tot schade aan de gezondheid en tot verslavingsproblematiek. Daarnaast gaat hennepteelt en de handel in verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, zoals geweldsdelicten en vermogenscriminaliteit. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de daaraan gerelateerde criminaliteit. Verdachte heeft zich van meet af aan beroepen op het zwijgrecht en heeft daarmee geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor Opiumwet gerelateerde delicten.
In de oriëntatiepunten van het LOVS wordt voor een hennepkwekerij van 500 tot 1.000 hennepplanten een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden gehanteerd.
De rechtbank acht strafverzwarend dat uit de chats van het EncroChat-account [naam] blijkt van een bepaalde mate van professionele betrokkenheid van verdachte bij de fabricage van- en de handel in drugs.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het rapport van de Reclassering Nederland van 1 november 2022 en de aanvulling op dit rapport van 27 oktober 2023. De reclassering vermoedt dat winstbejag en een pro-criminele houding ten grondslag hebben gelegen aan het delict. Daarnaast vormt het sociale netwerk van verdachte een risicofactor. Verdachte lijkt zijn leefgebieden verder op orde te hebben en hij heeft geen hulpvraag. Op basis van de proceshouding van verdachte, gecombineerd met de ervaring uit het eerdere schorsingstoezicht, ziet de reclassering geen meerwaarde in reclasseringsbemoeienis. De reclassering adviseert derhalve een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Aangezien de rechtbank verdachte vrijspreekt voor het onder 1 ten laste gelegde komt zij tot een aanzienlijk lagere straf dan door de officieren van justitie is geëist. Alles afwegende acht de rechtbank een straf gelijk aan het voorarrest passend en geboden.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en
mr. A. de Jong, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 december 2023.