ECLI:NL:RBNNE:2023:5237

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
C/18/230029 KG RK 23-392
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

Op 18 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. De verzoekster, die betrokken was bij een civiele procedure, had een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. P. van Eijk, de rechter die belast was met haar zaak. Het wrakingsverzoek was ingediend op 7 december 2023, een week na de mondelinge behandeling op 29 november 2023. De rechtbank oordeelde dat het verzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de verzoekster op de hoogte was van de feiten en omstandigheden die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek tijdens de zitting op 29 november. De rechtbank benadrukte dat artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vereist dat een wrakingsverzoek onmiddellijk wordt ingediend zodra de verzoeker op de hoogte is van de relevante feiten.

De rechtbank concludeerde dat verzoekster niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar verzoek tot wraking, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die het tijdsverloop tussen de zitting en de indiening van het verzoek konden rechtvaardigen. Hierdoor kwam de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/230029 KG RK 23-392
Beslissing van 18 december 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de verzoekster
strekkende tot wraking van
mr. P. van Eijk
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 november 2023;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 7 december 2023, nadien schriftelijk aangevuld op 11 december 2023, 12 december 2023 en 13 december 2023;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 12 december 2023.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. P. van Eijk, kantonrechter, die is belast met de behandeling van de zaken met zaaknummers [nummer 1] en [nummer 2] , kort gezegd de behandeling van de verzoeken strekkende tot het instellen van bewind over de goederen en gelden van verzoekster en tot het instellen van mentorschap en curatele over verzoekster.
2.2.
De rechtbank begrijpt dat verzoekster aan haar verzoek ten grondslag legt dat de rechter haar wens niet heeft ingewilligd om een tweetal brieven waarop zij een beroep wenst te doen, achter gesloten deuren te bespreken, zonder de aanwezigheid van de GGZ-medewerkers en de beoogd bewindvoerder.
2.3.
De rechter heeft op het verzoek gereageerd en heeft laten weten niet in de wraking te berusten.

3.De beoordeling

3.1
De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daaromtrent ontwikkelde criteria.
3.2
Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van artikel 37, eerste lid, Rv wordt het wrakingsverzoek gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Dit voorschrift strekt ertoe te verzekeren dat de procedure direct nadat zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, wordt geschorst door indiening van een wrakingsverzoek en niet pas op een later tijdstip nadat er mogelijk al verdere proceshandelingen zijn verricht. Ook wordt beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen.
3.3.
Uit het verzoekschrift is gebleken dat de grond die verzoekster aan haar wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, betrekking heeft op de gang van zaken tijdens het verhoor op 29 november 2023. Op dat moment zijn de feiten en omstandigheden aan verzoekster bekend geworden. Verzoekster heeft vervolgens gewacht tot 7 december 2023 met het indienen van haar wrakingsverzoek. Dat is een week na de zitting geweest. De rechtbank is van oordeel dat verzoekster daarmee te laat is met het indienen van het wrakingsverzoek. Van bijzondere omstandigheden die het tijdsverloop tussen de datum van het verhoor en de datum van het indienen van het wrakingsverzoek zouden kunnen rechtvaardigen, is de rechtbank niet gebleken.
3.4
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank verzoekster niet-ontvankelijk verklaren in het verzoek. De rechtbank komt derhalve niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
4.2
bepaalt dat de procedures met [nummer 1] en [nummer 2] worden voortgezet in de stand waarin deze zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking bevonden;
4.3
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan:
- verzoekster;
- mr. P. van Eijk;
- de betrokken partijen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. W.S Sikkema en
mr. C.M. Telman, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.A. Toussaint, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2023.
griffier voorzitter
Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.