De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij vonnis van 14 december 2006 heeft de rechtbank Leeuwarden de veroordeelde ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege wegens poging tot doodslag.
De terbeschikkingstelling is aangevangen 29 december 2006 en laatstelijk op 27 december 2022 verlengd met één jaar, welke beslissing door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 april 2023 is bevestigd.
Het advies van de instelling
In het verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven.
Veroordeelde is een 55-jarige man die is gediagnosticeerd met schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis. Daarnaast is gedurende onderhavige periode een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met dwangmatige, paranoïde en narcistische trekken en een conversiestoornis gediagnosticeerd.
Wegens het weigeren van behandeling stagneren behandeltrajecten. In december 2021 is veroordeelde in het kader van een derde behandelpoging opgenomen in [instelling] . Ondanks dat veroordeelde ook hier niet meewerkt aan behandeling is geprobeerd de al jaren voortdurende behandelimpasse te doorbreken door verlof op te starten. Hoewel de eerste verloven zonder grote bijzonderheden verlopen, verandert met het vergroten van zijn leefwereld gaandeweg het psychiatrische toestandsbeeld. Psychotische symptomen, die eerder niet overduidelijk zichtbaar waren, openbaren zich en staan meer op de voorgrond. Daarnaast is veroordeelde dwingender en vijandiger in contact en de samenwerking met het behandelingsteam is verder bemoeilijkt doordat veroordeelde met steeds meer begeleiders het contact verbreekt. Nadat veroordeelde aan het begin van 2023 tijdens een van de begeleide verloven (verkapte) dreigementen uit naar een aantal leden van het behandelingsteam is zijn verlof stopgezet. In de periode die hierop volgt lopen spanningen verder op en verbreekt veroordeelde met vrijwel elk lid van het behandelingsteam het contact.
Vanaf half juli 2023 is er sprake van een toename van dreiging en agressie, waarbij veroordeelde ook aangeeft te trainen om het behandelingsteam aan te vallen. Vanwege de hevigheid van de dreigementen is besloten om aangifte te doen. Er blijft sprake van een dreigende houding, waardoor (basis)zorg niet veilig kan worden verleend. Om (basis)zorg weer mogelijk te maken is veroordeelde gesepareerd. Daarnaast is gestart met dwangmedicatie. Ook na separatie weigert veroordeelde (basis)zorg en contact. Om deze reden is besloten om veroordeelde als noodoplossing over te plaatsten naar de [instelling] met als doel (basis)zorg weer mogelijk te maken. Nadat veroordeelde is medegedeeld dat hij wordt overgeplaatst, geeft hij aan dat zijn doel is bereikt. In de [instelling] is vervolgens sprake van een goede samenwerkingsrelatie met het behandelingsteam en is er geen sprake van agressie en/of dreiging.
Het risico op terugval in gewelddadig gedrag wordt in de huidige situatie van verblijf in [instelling] met begeleid verlof ingeschat als matig. Voor een toekomstige situatie waar veroordeelde verblijft in een
[instelling] wordt het risico op terugval in gewelddadig gedrag ingeschat als laag tot matig. In de
[instelling] zal de behandeldruk wegvallen, waardoor de leefwereld van veroordeelde kleiner wordt. Verwacht wordt dat hij hierdoor minder spanningen ervaart en zijn psychotische kwetsbaarheid meer op de achtergrond raakt. Zonder het kader van de tbs-maatregel wordt het risico op terugval in gewelddadig gedrag ingeschat als hoog.
Vanwege de pertinente weigering van medewerking aan behandeling, de diverse behandelpogingen, de delictrisicos en de onbewerkte massieve kernproblematiek worden er geen behandelmogelijkheden meer gezien en wordt een [instelling] -aanvraag geïndiceerd geacht. Dit zal komende periode worden aangevraagd.
De deskundige W.L.C. van Grasstek, Msc. Verpleegkundig specialist GGZ en hoofd behandeling heeft tijdens de terechtzitting van 5 december 2023 het advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt zakelijk weergegeven het volgende in.
De deskundige heeft gesteld dat de kliniek nader onderzoek wil doen naar de verschillende door de psychiater en psycholoog gediagnosticeerde stoornissen. Voor een dergelijk onderzoek dient veroordeelde echter gemotiveerd te zijn om zijn medewerking te verlenen. Daar was eerder geen sprake van.
De kliniek ziet op dit moment geen behandelmogelijkheden. Op 5 maart 2024 is een zorgconferentie gepland. Daar zal worden besproken of de [instelling] koers doorgezet zal worden of dat een andere kliniek wel behandelmogelijkheden ziet. Het [instelling] heeft een wachtlijst van twee à drie jaren.
Veroordeelde verblijft niet meer op de [instelling] , maar op een crisisafdeling in de kliniek in [adres] . Hier is dezelfde dynamiek als voorheen waargenomen, namelijk dat veroordeelde op zijn kamer verblijft en met een aantal medewerkers geen contact wil.
De deskundige kan zich niet vinden in een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar, omdat de maatregel hoe dan ook langer dan één jaar zal duren.
De adviezen van de deskundigen als bedoeld in artikel 6:6:12, derde lid Sv.
Het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia d.d. 27 september 2023, opgesteld door J.C. Zwemstra, forensisch psychiater, houdt onder meer het volgende in.
De psychiater heeft geconcludeerd dat bij veroordeelde sprake is van een autisme spectrum stoornis, een ongespecificeerde schizofreniesprectrum- of andere psychotische stoornis, stoornis in het gebruik van cannabis (in langdurige remissie) en een somatische symptoomstoornis. Er is een discrepantie over de diagnostiek met de kliniek.
Het recidiverisico voor geweldsdelicten is op korte termijn bij het eindigen van de tbs-maatregel ingeschat als hoog. De risico's zijn vooral gebonden aan een terugval in paranoïd psychotisch functioneren. Het recidiverisico bij een verblijf in een tbs-setting is laag tot matig. De risico-inschatting is in lijn met de kliniek.
De psychiater ziet geen nieuwe behandelperspectieven/mogelijkheden die vervolgstappen c.q. uitstroom op een termijn van een jaar mogelijk zouden maken. De voortzetting van de huidige steunende activerende en structurerende behandeling is vooralsnog noodzakelijk vanuit het gegeven dat er geen alternatieven zijn.
Het psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 12 oktober 2023, opgesteld door B. van Giessen, klinisch psycholoog, houdt onder meer het volgende in.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat bij veroordeelde sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een somatisch-symptoom stoornis, een andere gespecificeerde schizofreniesprectrum- of andere psychotische stoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis (in remissie). Daarnaast komen enkele kenmerken van autismespectrumstoornis naar voren, echter niet in die mate dat deze stoornis gediagnosticeerd kan worden. Er is enige discrepantie over de diagnostiek met de kliniek.
De kans op herhaling van soortgelijke strafbare feiten wordt binnen de tbs-maatregel ingeschat als laag. Zonder de bescherming van deze maatregel kan het risico toenemen, zeker als hij psychotisch wordt en cannabis zou gaan gebruiken. De psycholoog beoordeelt de meest recente risicoprognose binnen het beloop van de tbs-maatregel als adequaat.
Er is geen overeenstemming met betrekking tot het risicomanagement met de kliniek; de psycholoog ziet wel behandelmogelijkheden.
Beide deskundigen hebben geadviseerd tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaren. De psycholoog heeft in overweging gegeven om te verlengen met één jaar om vanwege de huidige impassen een vinger aan de pols te houden.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaren.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsvrouw
Primair heeft de raadsvrouw bepleit de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar met opdracht aan de reclassering om een maatregelrapport op te stellen voor een voorwaardelijke beëindiging.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de terbeschikkingstelling evident niet in duur beperkt is en dus verlengd kan worden.
De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan de formele eisen om te komen tot een verlenging van de terbeschikkingstelling. Op grond van de inhoud van voormelde adviezen, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd.
Uitgangspunt is dat wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de veroordeelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging met een termijn van één jaar, de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. Dit kan anders zijn indien de reële kans bestaat dat de maatregel al na verloop van één jaar kan worden gewijzigd of beëindigd dan wel indien het verloop van de behandeling daartoe aanleiding geeft.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de verlengingstermijn dat er geen gronden aanwezig zijn om te verwachten dat de verpleging van overheidswege na één jaar voorwaardelijk zal kunnen worden beëindigd. Evenmin is gebleken van feiten of omstandigheden waaruit aannemelijk is geworden dat de kliniek de behandeling van veroordeelde niet voortvarend ter hand heeft genomen of dat de kliniek dat in de toekomst zal nalaten. Discrepantie in diagnose tussen de kliniek en de deskundigen en een verschil in visie over het risicomanagement is naar het oordeel van de rechtbank geen reden om af te wijken van het algemene uitgangspunt. Daarbij betrekt de rechtbank dat de kliniek heeft aangegeven nader onderzoek te willen doen naar andere bij veroordeelde gediagnosticeerde stoornissen en dat er op 5 maart 2024 een zorgconferentie is gepland waarbij diverse opties voor wat betreft het vervolgtraject van veroordeelde zullen worden besproken. De rechtbank ziet ook overigens geen redenen om af te wijken van voornoemd algemeen uitgangspunt.
De rechtbank zal de terbeschikkingstelling, overeenkomstig de vordering en het verlengingsadvies, met twee jaren verlengen.
Gelet op voornoemde ziet de rechtbank geen redenen om voor een volgende verlengingszitting onderzoek te doen naar de (on)mogelijkheden van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging dat daarop ziet dan ook af.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van de veroordeelde met twee jaren.
Deze beslissing is gegeven door mr. K. Bunk, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en
mr. L.S. Langius, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 december 2023.