ECLI:NL:RBNNE:2023:5222

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
18.179475.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met lijnbus en fietser, vrijspraak voor artikel 6 WVW, veroordeling voor artikel 5 WVW

Op 21 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 5 december 2022 in Assen. De verdachte, een buschauffeur, werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval door roekeloos rijgedrag, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel bij een fietser. De officier van justitie eiste veroordeling op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), maar de verdediging betoogde dat er geen sprake was van aanmerkelijke onoplettendheid.

Tijdens de zitting op 7 december 2023 werd vastgesteld dat de verdachte een rood verkeerslicht had genegeerd, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om aanmerkelijke onoplettendheid aan te nemen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde feit, het veroorzaken van gevaar op de weg, wel bewezen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte door zijn handelen gevaar had veroorzaakt, wat leidde tot het ongeval.

De rechtbank legde een geldboete op van 750 euro en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die zijn werk als buschauffeur wilde hervatten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid in het verkeer, vooral voor beroepschauffeurs.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.179475.23

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1957 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 december 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.A.E.J. Koster, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 december 2022 te Assen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (lijnbus, merk Van Hool, gekentekend [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
verdachte heeft rijdende op de [adres] zijn aandacht niet voortdurend en/of voldoende op die weg en/of op de naast/bij die weg gelegen verkeerstekens gehad/gehouden en/of heeft bij het naderen van een kruispunt met fietsersoversteekplaats, zijn snelheid niet, althans onvoldoende verminderd en/of een in zijn richting gekeerd rood licht uitstralend verkeerslicht niet (tijdig) opgemerkt en genegeerd en/of een op die fietsersoversteekplaats overstekende fietser, [slachtoffer] , niet (tijdig) opgemerkt, waardoor hij met deze [slachtoffer] in botsing is gekomen, waarna de verdachte nog circa zeventig meter is doorgereden alvorens tot stilstand te komen, waardoor een ander, die [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten schaafwonden op het voorhoofd en/of een scheurtje in de lever en/of een scheurtje in de nier en/of een bekkenfractuur en/of een heiligbeenfractuur en/of wonden aan de benen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 december 2022 te Assen als bestuurder van een voertuig (lijnbus, merk Van Hool, gekentekend [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de [adres] , als volgt te handelen: verdachte heeft rijdende op de [adres] zijn aandacht niet voortdurend en/of voldoende op die weg en/of op de naast/bij die weg gelegen verkeerstekens gehad/gehouden en/of heeft bij het naderen van een kruispunt met fietsersoversteekplaats, zijn snelheid niet, althans onvoldoende verminderd en/of
een in zijn richting gekeerd rood licht uitstralend verkeerslicht niet (tijdig) opgemerkt en genegeerd en/of een op die fietsersoversteekplaats overstekende fietser, [slachtoffer] , niet (tijdig) opgemerkt, waardoor hij met deze [slachtoffer] in botsing is gekomen, waarna de verdachte nog circa zeventig meter is doorgereden alvorens tot stilstand te komen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit Verdachte is aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend geweest zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Uit jurisprudentie blijkt dat één enkele verkeersovertreding daartoe onvoldoende is. In de onderhavige zaak staat vast dat verdachte een verkeerslicht dat rood licht uitstraalde heeft genegeerd. Naast die verkeersovertreding is verdachte ook onoplettend geweest door niet op tijd te remmen voor de van links komende fietser, te weten het slachtoffer. Daar komt bij dat in deze zaak de zogeheten
Garantenstellung een rol speelt nu van verdachte als buschauffeur extra professionaliteit en oplettendheid in het verkeer verwacht mag worden. Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich aanmerkelijk onoplettend heeft gedragen en dat derhalve het primair ten laste gelegde feit bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat geen sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW. Om van schuld in de zin van artikel 6 WVW te spreken dient er sprake te zijn van meer dan één moment van onoplettendheid. In deze zaak heeft verdachte een verkeerslicht dat rood licht uitstraalde genegeerd, omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat het verkeerslicht op groen stond. Dit is aan te merken als een enkel moment van onoplettendheid en dat is onvoldoende om aan te nemen dat verdachte aanmerkelijk onoplettend is geweest. Een dergelijke onoplettendheid valt niet onder de reikwijdte van artikel 6 WVW. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat niet zonder meer sprake is van zwaar lichamelijk letsel, nu een operatieve ingreep niet vereist was en uit de geneeskundige verklaring blijkt dat de genezingsduur destijds als onbekend werd ingeschat.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, hetgeen bij de bewijsoverweging nader zal worden gemotiveerd.
Het subsidiair ten laste gelegde acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanrijding misdrijf
d.d. 6 juni 2023, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van
Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023144438 d.d. 15 juni 2023, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Locatie ongeval

Datum: 5 december 2022
[adres] Assen op de kruising met [adres] , Assen

Betrokken partijen/objecten

Betrokken 1
Voertuig Autobus [kenteken] Van Hool A330 fuel cell
Bestuurder
[verdachte]
Betrokken 2
Voertuig Fiets Batavus
Bestuurster [slachtoffer]
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verkeersongevallenanalyse d.d. 22 maart 2023 opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier (als bijlage opgenomen bij voornoemd procesverbaal aanrijding misdrijf), inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :

Beknopte ongevalsbeschrijving:

De bestuurder van de bus reed over de [adres] te Assen, komende uit de richting van de [adres] en gaande in de richting van de [adres] . De bestuurster van de fiets reed over de [adres] en wilde de [adres] oversteken om de [adres] in te gaan. Deze kruising wordt geregeld middels een verkeersregelinstallatie. Vrijwel zeker negeerde de bestuurder van de bus het rode verkeerslicht. Hierdoor ontstond een aanrijding tussen de bus en de fiets. Hierdoor ontstond er schade aan de bus en de fiets. Tevens raakte de bestuurster van die fiets gewond.
1.4
Conclusie / beantwoording
Wij, verbalisanten, zijn van mening dat het ongeval niet te wijten is aan een technisch gebrek, doch dat de oorzaak moet worden gezocht in een rij- c.q. beoordelingsfout van de bestuurder van de bus. Vrijwel zeker negeerde hij het rode verkeerslicht.
4.1.6
Camerabeelden van de bus
Tijdens ons onderzoek bleek dat de bij het ongeval betrokken bus was voorzien van camera's. In de weerspiegeling van het natte wegdek was aan de linkerzijde een groene gloed te zien en in het midden en aan de rechterzijde een rode gloed op het moment dat de bus zich voor de kruising bevond (voor de stopstreep). De groene gloed werd zeer waarschijnlijk veroorzaakt door de verkeerslichten voor de richting links af. De rode gloed in het midden en de rode gloed aan de rechterzijde werd zeer waarschijnlijk veroorzaakt door de verkeerslichten voor de richting rechtdoor en rijrichting rechtdoor of rechtsaf.
De bestuurder van de bus is vervolgens van de linker rijstrook naar de rechter rijstrook gegaan en vervolgens heeft hij de bus stilgezet in het vak bij de bushalte op circa 69 meter voorbij de fietsoversteek.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 5 december 2022, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Zojuist reed ik als bestuurder van een personenauto achter een lijnbus. Wij reden op de [adres] . Aangekomen bij de kruising met de [adres] en [adres] zag ik dat het voor mij, en dus ook voor de bus, geldende verkeerslicht op rood stond. Ik zag dat de bus niet stopte voor het rode licht en doorreed. Ik zag dat meerdere fietsers kruisend overstaken. Ik zag een fietser vlak voor de bus oversteken maar zag haar niet voor de bus langs komen.

Bewijsoverweging

Vrijspraak artikel 6 WVW
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid. Volgens vaste rechtspraak komt het bij de beoordeling of daarvan sprake is aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Er kan niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld.
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 5 december 2022 een verkeersongeval heeft plaatsgevonden op het kruispunt van de [adres] met de [adres] in Assen, waarbij er een botsing is ontstaan tussen een lijnbus en een van links komend overstekende fietser.
De rechtbank stelt eveneens vast dat dit ongeval is veroorzaakt doordat verdachte als bestuurder van de lijnbus, om onbekend gebleven reden, een verkeerslicht dat rood licht uitstraalde niet heeft opgemerkt. Indien het standpunt van de officier van justitie zo moet worden opgevat dat verdachte naast door rood te rijden óók geen voorrang heeft verleend en dat daarmee sprake is van twee verkeersovertredingen, volgt de rechtbank de officier van justitie niet. De omstandigheid dat de verdachte geen voorrang heeft verleend aan het slachtoffer is een rechtstreeks gevolg van het door rood licht rijden. Op het moment dat de verkeerslichten op een kruising in werking zijn, bepalen die welke bestuurders op dat moment gebruik mogen maken van een bepaald weggedeelte. Zij stellen de, zonder werkende verkeerslichten geldende, voorrangsregels buiten werking. Gelet op het voornoemde is de rechtbank van oordeel dat er in dit geval sprake is van één op zichzelf staande verkeersfout, namelijk het door een rood verkeerslicht rijden, uit welke verkeersfout het vervolgens niet verlenen van voorrang voortvloeit. Voorts is van bijkomende verkeersfouten of feiten en omstandigheden die het rijgedrag negatief zouden kunnen beïnvloeden niet gebleken. Dat er in dit geval sprake is van de zogeheten Garantenstellung doet daar niet aan af. Gelet op het voornoemde is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte begane verkeersfout niet zodanig ernstig van aard is dat daaruit geconcludeerd kan worden dat verdachte aanmerkelijk onoplettend en/of onvoorzichtig is geweest.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring artikel 5 WVW
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat door het gedrag van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt, nu er door die gedraging een ongeval heeft plaatsgevonden waardoor het slachtoffer, [slachtoffer] , ernstig letsel heeft opgelopen.
Verdachte heeft een rood verkeerslicht genegeerd en is op de kruising rechtdoor gereden met als gevolg een botsing met een overstekende fietser. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zekere mate van verwijtbaarheid bij verdachte, voldoende voor het kunnen bewijzen van overtreding van artikel 5 WVW zoals subsidiair ten laste is gelegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 5 december 2022 te Assen als bestuurder van een voertuig (lijnbus, merk Van Hool, gekentekend [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de [adres] , als volgt te handelen: verdachte heeft rijdende op de [adres] een in zijn richting gekeerd rood licht uitstralend verkeerslicht niet opgemerkt en een op die fietsersoversteekplaats overstekende fietser, [slachtoffer] , niet opgemerkt, waardoor hij met deze [slachtoffer] in botsing is gekomen, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: subsidiair, overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om aan verdachte geen onvoorwaardelijke rijontzegging op te leggen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van gevaar en hinder op de weg.
Verdachte heeft op de kruising met de [adres] en de [adres] een rood licht uitstralend verkeerslicht niet opgemerkt, waardoor hij een botsing heeft veroorzaakt met een van links komende fietser, te weten [slachtoffer] . Na de botsing is verdachte nog 69 meter doorgereden, terwijl het slachtoffer zich onder de bus bevond en over het asfalt werd meegesleept. Als gevolg hiervan heeft het slachtoffer ernstige verwondingen opgelopen. Dat dit voor het jonge slachtoffer zowel fysiek als mentaal grote gevolgen heeft gehad en tot op heden nog heeft, blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Bij de strafoplegging betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Hoewel voor het bewezenverklaarde feit een onvoorwaardelijke rijontzegging opgelegd zou kunnen worden, gaat de rechtbank daar niet toe over. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om, naast een geldboete, een geheel voorwaardelijke rijontzegging op te leggen nu verdachte zijn werk als buschauffeur weer wil hervatten en dus afhankelijk is van zijn rijbewijs.
De rechtbank komt tot een andere straf dan de straf zoals door de officier van justitie geëist, nu de rechtbank anders dan de officier van justitie het primair ten laste gelegde feit niet bewezen acht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van 750,- passend is. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 maanden opleggen met een proeftijd van 2 jaar, als stok achter de deur voor verdachte om in de toekomst beter op te letten in het verkeer.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
betaling van een
geldboete ten bedrage van 750,-(zegge: zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis
een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenbromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 3 maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mr. G. Eelsing en
mr. H.M. Lenting, rechters, bijgestaan door mr. A. Kamphuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2023.
Mrs Lenting en Van Capelle zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.