ECLI:NL:RBNNE:2023:5199

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
188686
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing gezamenlijk gezag na gewijzigde omstandigheden in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 20 december 2023 een beschikking gegeven inzake het gezamenlijk gezag over twee minderjarige kinderen, geboren uit een eerdere relatie tussen de man en de vrouw. De man had eerder verzocht om gezamenlijk gezag, maar dit verzoek was in het verleden afgewezen vanwege de afwezigheid van gewijzigde omstandigheden. De rechtbank heeft nu echter geoordeeld dat er wel degelijk sprake is van gewijzigde omstandigheden, onder andere door de ondertoezichtstelling van de kinderen en hun uithuisplaatsing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zich actief heeft ingezet om contact te onderhouden met de kinderen en dat er een jeugdzorgwerker betrokken is die kan bemiddelen tussen de partijen.

De rechtbank heeft overwogen dat de vrouw in het verleden het eenhoofdig gezag heeft gehad, maar dat de situatie nu zodanig is veranderd dat gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen is. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met signalen van ouderverstoting en het belang van beide ouders in de opvoeding van de kinderen. De rechtbank heeft besloten dat de man en de vrouw voortaan gezamenlijk belast zijn met het gezag over de kinderen, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank heeft het verzoek van de man om een informatieregeling vast te leggen niet langer in behandeling genomen, omdat dit verzoek was ingetrokken. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/188686 / FA RK 23-596
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 20 december 2023
inzake
[de man],
wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. H.L. Thiescheffer, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[de vrouw],
wonende te op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. L.R. Alstein, kantoorhoudende te Dokkum.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
de gecertificeerde instelling
het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
gevestigd te Leeuwarden,
hierna ook te noemen de GI.

1.Het procesverloop

1.1.
Door de man is een verzoekschrift ingediend met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 24 maart 2023.
1.2.
Nadien heeft de rechtbank kennisgenomen van;
- het plan van aanpak van de ondertoezichtstelling, ingekomen bij de griffie op 20 november 2023;
- een verweerschrift van de vrouw, ingekomen bij de griffie op 21 november 2023;
- rapportages van de begeleide omgangsmomenten, ingekomen bij de griffie op 24 november 2023.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden op 24 november 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door mr. M. Bou-Asrar, waarnemend voor zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- [medewerkers van de GI], namens de GI;
- [medewerker van de RvdK], namens de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK).

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit die relatie zijn volgende nog minderjarige kinderen geboren:
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats];
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats].
2.2.
De man heeft de kinderen erkend. De vrouw is belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen.
2.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven met de vrouw in een ouder-kindhuis.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 26 augustus 2020 is het verzoek van de man tot het verkrijgen van gezamenlijk gezag afgewezen. Bij beschikking van 9 november 2022 heeft de rechtbank de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot het verkrijgen van gezamenlijk gezag, vanwege de afwezigheid van gewijzigde omstandigheden.
2.5.
De onderhavige zaak is eerder behandeld op de zitting met gesloten deuren van 6 juni 2023. De procedure is destijds aangehouden in afwachting van een onderzoek door de RvdK naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel.
2.6.
Bij beschikking van 18 oktober 2023 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI tot 18 oktober 2024. Ook zijn zij van 25 juli 2023 tot september 2023 uithuisgeplaatst geweest in een gezinshuis.

3.Het verzoek

3.1.
De man heeft de rechtbank verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
I. de man voortaan gezamenlijk met de vrouw wordt belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2];
II. de vrouw gehouden is om eenmaal per twee maanden de gewichtige aangelegenheden aan de man mede te delen.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 6 juni 2023 heeft de man zijn verzoek onder II. ingetrokken, omdat de rechtbank bij beschikking van 9 november 2022 al een informatieregeling heeft bepaald.

4.De standpunten

4.1.
De man heeft op de zitting aangevoerd dat er gewijzigde omstandigheden aanwezig zijn sinds de beschikking van 9 november 2022. De man maakt zich grote zorgen over de kinderen en het lukt hem niet om in contact te komen met de vrouw. De man wordt niet op de hoogte gehouden en heeft het gevoel dat hij volledig buitenspel staat. De man loopt tegen een muur aan. Hij wil graag een rol spelen in het leven van de kinderen. Inmiddels is er wel weer sprake van omgang tussen hem en [minderjarige 1] en [minderjarige 2], nadat dit eerder door de vrouw is gestopt. Dit was op het moment waarop de omgang van begeleid naar onbegeleid zou gaan. De omgang is na de plaatsing in het ouder-kindhuis in september 2023 vervolgens volledig opnieuw opgestart. Uit de verslagen van de GI komt een duidelijk beeld naar voren over hoe deze omgangsmomenten verlopen. De man toont begrip voor de situatie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en begrijpt dat het ook voor hen lastig is geweest. De man heeft daarnaast aangevoerd dat inmiddels sprake is van een ondertoezichtstelling, waardoor een jeugdzorgwerker tussen partijen in is komen te staan. Dit is helpend in het onderlinge contact. De man is bereid om te werken aan het verbeteren van het contact. Hij wil alle vormen van hulp aangaan en staat er ook voor open dat de vrouw aanwezig is tijdens de omgangsmomenten.
4.2.
De vrouw heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de man en is van mening dat er geen sprake is van gewijzigde omstandigheden die maken dat de eerdere beslissing van de rechtbank moet worden herzien. Partijen communiceren op dit moment niet met elkaar en hoewel er in het verleden is geprobeerd om de situatie te verbeteren door middel van een traject bij het Kenniscentrum Kind en Echtscheiding, is dit niet gelukt. Partijen hebben tijdens dit traject te maken gehad met veel stress en spanningen, wat zijn weerslag heeft gehad op [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Ook de RvdK heeft in een eerder rapport aangegeven er weinig vertrouwen in te hebben dat partijen zelfstandig in staat zijn om de situatie te verbeteren en tot afspraken over de kinderen te komen. De vrouw is van mening dat het niet in het belang van de kinderen is om partijen voortaan gezamenlijk met het gezag te belasten, omdat het risico aanwezig is dat de kinderen klem of verloren zullen raken tussen de ouders. Daarnaast verlopen volgens de vrouw de omgangsmomenten tussen de man en de kinderen moeizaam en durven de kinderen niet in dezelfde ruimte te komen. De vrouw is daarom van mening dat het verzoek van de man moet worden afgewezen. Dit neemt niet weg dat de vrouw bereid is om de man via e-mail te informeren over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
4.3.
De GI heeft op de zitting aangevoerd dat de man uiterst welwillend en goed in contact is. Het is echter lastig dat de vrouw het ingewikkeld vindt om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te motiveren om de man onderdeel te laten zijn van hun leven. De vrouw verblijft met de kinderen in een ouder-kindhuis van [naam instelling] en in evaluaties is tot tweemaal toe gesproken over ouderverstoting. Daarnaast loopt er inmiddels een ouderschapsbeoordeling, die aan het eind van dit jaar wordt afgerond. Vanuit [naam instelling] is aangegeven dat de opvoedsituatie op dit moment niet goed genoeg is en geadviseerd is om bij Wolfert in Context het (opname)traject voor te zetten Ook omdat de kinderen ongeremd gedrag laten zien. Het is echter nog niet zeker of de vrouw terecht kan bij Wolfert in Context, omdat het een contra-indicatie is dat de vrouw geen eigen woning meer heeft.
4.4.
De RvdK heeft op de zitting toegelicht dat in eerdere procedures en onderzoeken is geadviseerd om het eenhoofdig gezag van de vrouw in stand te laten. Aangezien de term 'ouderverstoting' zelfs aan bod gekomen is, zou gezamenlijk gezag ertoe kunnen leiden dat de man een meer gelijkwaardige plek inneemt. Daarnaast zijn er geen concrete zorgen naar voren gekomen over de man. Hij wil graag erkend worden als de vader van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en uit niets blijkt dat hij gezagsbeslissingen in de weg zal staan. In een eerdere procedure is daarnaast geadviseerd om op te bouwen naar een weekendregeling en bij dat uitgangspunt past uiteindelijk ook gezamenlijk gezag. De RvdK neigt er dan ook meer naar dan voorheen om te adviseren de man en de vrouw voortaan gezamenlijk met het gezag te belasten. De RvdK ziet echter ook dat er nog veel werk te verzetten is en dat er nog een lange weg te gaan is, voordat de kinderen het vertrouwen krijgen in en een band op kunnen bouwen met de man.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank overweegt dat bij beschikking van 26 augustus 2020 is bepaald dat het verzoek van de man, om op grond van artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek (BW) met het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te worden belast, is afgewezen. De rechtbank heeft destijds bepaald dat de vrouw het eenhoofdig gezag behoudt. Het verzoek van de man dient daarom beoordeeld te worden aan de hand van artikel 1:253o BW. Dit artikel bepaalt dat een wijziging van een eerdere beslissing ten aanzien van het gezamenlijk gezag alleen mogelijk is op grond van gewijzigde omstandigheden of op grond dat de rechtbank bij het nemen van die beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Indien dit het geval is, wordt een verzoek om gezamenlijk met de andere ouder met het gezag te worden belast met analoge toepassing van artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien
a. er nog steeds een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2.
Anders dan bij beschikking van op 9 november 2022 is geoordeeld, is de rechtbank nu van oordeel dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die maken dat de man ontvankelijk is in zijn verzoek. De kinderen zijn uithuisgeplaatst geweest en verblijven nu in een ouder-kindhuis waarbij er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de moeder. Ook staan de kinderen onder toezicht. Dit rechtvaardigt een nieuwe inhoudelijke beoordeling.
5.3.
De rechtbank vindt de gewijzigde omstandigheden ook van dien aard dat de beslissing van 26 augustus 2020 van deze rechtbank voor wijziging vatbaar is. Destijds heeft de rechtbank overwogen dat partijen geen contact met elkaar hadden en niet in staat waren om met elkaar afspraken te maken over [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Hoewel deze situatie weinig veranderd is, is er inmiddels sprake van een ondertoezichtstelling. In dat kader is er een jeugdzorgwerker betrokken die tussen partijen kan bemiddelen en die ook hulpverlening in kan zetten, waar dat nodig is. De rechtbank ziet daarom niet langer een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren raken en hier niet binnen afzienbare tijd voldoende verbetering in komt. Verder vindt de rechtbank gezamenlijk gezag belangrijk om beide partijen gelijkwaardig bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling te betrekken. Door het ontbreken van gezag en het niet opvolgen van de door de rechtbank opgelegde omgangsregeling en de informatieregeling door de vrouw is de man volledig buiten spel komen te staan. Voort zijn er bij de GI signalen van ouderverstoting bekend geworden. Dat de vrouw nu op de zitting heeft aangevoerd dat zij bereid is om de man van informatie te voorzien, passeert de rechtbank, nu zij er geen vertrouwen in heeft dat de vrouw de man daadwerkelijk zal informeren en betrekken bij de kinderen. De vrouw heeft de afgelopen tijd de man juist geweerd uit het leven van de kinderen. Wanneer de man gezag heeft, kan hij ook zelf informatie opvragen over de kinderen.
5.4.
Voor de rechtbank weegt daarnaast mee dat de man zijn uiterste best doet om er voor de kinderen te zijn, gemotiveerd is en ook goed in contact is met de GI. De GI heeft dit op de zitting bevestigd. Ook de RvdK heeft geen concrete zorgen gezien over de man en heeft in het verleden geadviseerd om toe te werken naar een weekendregeling. In het feit dat bij de man de potentie wordt gezien om een grotere ouderrol op zich te nemen en partijen dit niet samen kunnen vormgeven, ziet de rechtbank eveneens een reden om het verzoek van de man toe te wijzen. Ook kan de man door de GI betrokken worden bij het opvoedperspectief van de kinderen indien de man gezag heeft. Dit acht de rechtbank in het belang van de kinderen.
5.5.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het verzoek van de man moet worden toegewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt dat partijen voortaan gezamenlijk zijn belast met de uitoefening van het gezag over de minderjarigen [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en [minderjarige 2], [geboortedatum] te [geboorteplaats], voor zover hun bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
verstaat dat op het verzoek van de man om een informatieregeling vast te leggen niet langer hoeft te worden beslist, omdat dit verzoek is ingetrokken;
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. H.J. Boon als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
fn: 872