woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 164 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor vrijspraak, dan wel een gevangenisstraf voor de duur van een week voor de heling van een telefoon.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van meerdere diefstallen in vereniging uit een woning en uit schuurtjes. Alles heeft plaatsgevonden in dezelfde nacht, zodat sprake is geweest van een ware rooftocht. Door zo te handelen hebben verdachte en zijn medeverdachte ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van aangevers. Ook is het gevoel van veiligheid van bewoners uit de directe omgeving aangetast. Verdachte en zijn medeverdachte verbleven op dat moment in het AZC Ter Apel en de bewoners uit de omgeving krijgen vaak direct of indirect te maken met dergelijke strafbare feiten die gepleegd worden door een aantal mensen die daar verblijven. Dit maakt dat gevoelens van onveiligheid in de omgeving van het aanmeldcentrum versterkt worden. De rechtbank rekent dit verdachte en zijn medeverdachte zwaar aan. Verdachte heeft er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
De rechtbank kan zich vinden in de eis van de officier van justitie voor verdachte en medeverdachte, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 164 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd,
tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. H.K. de Haan en mr. H.R. Eising, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 december 2023
Mr. de Haan en mr. Eising zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.