ECLI:NL:RBNNE:2023:5188

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
18-336338-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid van meerdere vrouwen door verdachte gedurende een periode van vijf jaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 11 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van meer dan vijf jaar meermalen schuldig is bevonden aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van vijf vrouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten, van 1 januari 2017 tot en met 20 juli 2022, door middel van geweld of andere feitelijkheden, de vrouwen heeft aangeraakt op ongepaste wijze. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van drie jaren. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanraken van de borsten en billen van de vrouwen, wat door de rechtbank als ontuchtige handelingen is gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelde vrouwen als betrouwbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat de verdachte zich niet heeft gehouden aan de sociale normen omtrent lichamelijke integriteit. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordeling voor een zedenfeit en zijn psychische toestand. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en een meldplicht bij de reclassering opgelegd als bijzondere voorwaarde voor de voorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.336338.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 december 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1958 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 november 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. van der Wijk, advocaat te Roden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.
Ter terechtzitting zijn tevens verschenen de benadeelde partijen: mevrouw [slachtoffer 1] , mevrouw [slachtoffer 2] , mevrouw [slachtoffer 3] , mevrouw [slachtoffer 4] en mevrouw [slachtoffer 5] .

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op verschillende momenten in de periode van 1 januari 2017 tot en met 20 juli 2022 te Assen door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, meermalen
  • [slachtoffer 1]
  • [slachtoffer 2]
  • [slachtoffer 3]
  • [slachtoffer 4] - [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer ontuchtige handelingen, te weten, met betrekking tot, telkens/meermalen, onverhoeds en/of verdekt,
  • [slachtoffer 1] het slaan tegen en/of knijpen in en/of aanraken van haar borsten en/of achterwerk en/ofbuik en/of
  • [slachtoffer 2] het aanraken van haar borsten en/of
  • [slachtoffer 3] het slaan en/of aanraken van haar achterwerk en/of
  • [slachtoffer 4] het aanraken van haar borsten
  • [slachtoffer 5] het aanraken van haar borsten en/of achterwerk en/of (tussen haar) benen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op verschillende momenten in de periode van 1 januari 2017 tot en met 20 juli 2022 te Assen door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, meermalen
  • [slachtoffer 1]
  • [slachtoffer 2]
  • [slachtoffer 3]
  • [slachtoffer 4] - [slachtoffer 5] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten het onverhoeds en/of verdekt ondergaan van aanrakingen, te weten met betrekking tot, telkens/meermalen,
  • [slachtoffer 1] het slaan tegen en/of knijpen in en/of aanraken van haar borsten en/of achterwerk en/ofbuik en/of
  • [slachtoffer 2] het aanraken van haar borsten en/of
  • [slachtoffer 3] het slaan tegen en/of aanraken van haar achterwerk en/of
  • [slachtoffer 4] het aanraken van haar borsten
  • [slachtoffer 5] het aanraken van haar borsten en/of achterwerk en/of (tussen haar) benen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het incident dat op 19 juli 2022 heeft plaatsgevonden bekent verdachte het slaan tegen de borsten van mevrouw [slachtoffer 1] . Wel is sprake van een rechtvaardigingsgrond nu verdachte ten tijde van het incident een hypo had.
Ten aanzien van de overige feiten betreffende mevrouw [slachtoffer 1] , mevrouw [slachtoffer 2] , mevrouw
[slachtoffer 3] , mevrouw [slachtoffer 4] en mevrouw [slachtoffer 5] , dient verdachte te worden vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde feit. Er was geen sprake van geweld of van een andere feitelijkheid, dan wel van een bedreiging met geweld. Voorts was geen sprake van onvrijwilligheid en onvermijdelijkheid, dan wel van opzet op dwang. De raadsvrouw merkt op dat verdachte wel erg aanhalig was, maar dat er geen seksuele bedoeling achter zat. Daarnaast is het mogelijk dat de vrouwen elkaar hebben beïnvloed.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 27 november 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik tegen de borsten van [slachtoffer 1] heb gebokst. Ook heb ik aan de borsten en/of billen gezeten van de vijf vrouwen ( [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ) die hier vandaag aanwezig zijn. Het klopt dat ik heb gezegd dat ik weet hoe ver ik kan gaan. Ik weet wel dat ik niet aan de borsten of billen mag zitten. Nadat ik een gesprek met mijn werkleider [naam] had gehad, ging het een poos goed en dan ging het weer mis.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 oktober 2022, opgenomenop pagina 12 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022188572 d.d. 14 december 2022, inhoudend als verklaring van [getuige] :
A: Ik ben jobcoach in dienst van [bedrijf] en begeleid mensen die gedetacheerd zijn bij [bedrijf] te Assen.
V: Namens wie doe je aangifte?
A: Volgens mij doe ik aangifte namens de medewerkers die zich gemeld hebben bij ons. Zij hebben melding gemaakt van seksuele intimidatie.
V: Wie zijn deze dames om wie het gaat?
A: [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: Tegen [verdachte] .
V: Wanneer is dit verhaal gaan spelen?
A: Dat is gaan spelen om exact te zijn op 20 juli 2022. [naam] had de melding gehad van [slachtoffer 4] . Zij was erg boos bij hem op kantoor gekomen, zij had aangegeven dat [verdachte] [slachtoffer 1] had lastiggevallen.
A: [..] Toen zaten we daarna bij elkaar en vervolgens meldde [slachtoffer 2] zich bij ons. Ze vertelde dat ze diverse malen diverse keren seksueel geïntimideerd was door [verdachte] en dat het gebeurde als ze terug kwam van het toiletbezoek. Hij staat dan midden in het looppad op haar te wachten en loopt dan bewust tegen haar aan en betast haar dan. Daarna meldde zich [slachtoffer 3] bij ons. Dat was gelijk hierna op dezelfde dag. [slachtoffer 3] gaf aan diverse malen betast te zijn door [verdachte] . Vervolgens meldde [slachtoffer 4] zich. Die toch nog wilde melden dat ze in het verleden was lastig gevallen door [verdachte] . Vervolgens kwam [slachtoffer 5] bij ons. Zij vertelde dat [verdachte] haar bij haar borsten en billen had betast.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 mei 2023, opgenomenop pagina 9 e.v. van het aanvullend proces-verbaal dat onderdeel is van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Dit betreft een woordelijk uitgewerkt informatief gesprek, welke op 17 augustus 2022 is gevoerd met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1969.
Ja, nou het was dus op dinsdag 19 juli 2022, net voor de pauze. Dus ik loop naar de deur en [verdachte] begint zo tegen mijn borsten aan te slaan. Toen moest hij met mij samenwerken en toen zat hij ook al steeds aan mij. Toen had ik hem ook al gewaarschuwd dat ik er niet van gediend was. Hij zat overal aan waar hij niet aan hoorde te zitten. Nou, bij de billen, bij je achterwerk en bij je buik. Nou dat soort dingen, daar hou ik gewoon niet van. Hij zat echt in mijn billen te knijpen. Ook als de dames van het toilet komen, dan stak hij zijn armen zo uit en dan zat ie aan je buik en kont en alles. Ik heb wel eens gezien dat hij het bij [slachtoffer 5] deed. Dan zat hij ook aan de borsten en het achterwerk.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 mei 2023, opgenomenop pagina 16 e.v. van het aanvullend proces-verbaal dat onderdeel is van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Dit betreft een woordelijk uitgewerkt gesprek, welke op 17 augustus 2022 is gevoerd met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1983.
[verdachte] heeft ook aan mij gezeten. Hij heeft aan mijn borsten en achterwerk gezeten. Dit deed hij bij het weegeiland, waar de weegmachines staan en volgens mij ook een keer op de afdeling. Hij zat met zijn handen aan mijn borsten. Het was meer aanraken, maar ik voelde me daar niet prettig bij. Een beetje tussen de billen probeerde hij ook wel eens.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2023,opgenomen op pagina 22 e.v. van het aanvullend proces-verbaal dat onderdeel is van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Dit betreft een woordelijk uitgewerkt gesprek, welke op 17 augustus 2022 is gevoerd met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 1967.
[verdachte] stond altijd bij het weegeiland, gelijk als je van de wc komt. Dan kwam je weer van de wc af, dan stond hij daar en stak hij zijn hand uit, dan kwam hij hier zo aan bij de borsten onderaan. Hij zat met zijn handen aan mijn borsten. Dat vond ik niet zo fijn. Hij heeft mij wel een stuk of drie á vier keer bij de borsten gepakt. De eerste keer dat dit gebeurde was in 2016 of 2017.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2023, opgenomenop pagina 35 e.v. van het aanvullend proces-verbaal dat onderdeel is van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Dit betreft een woordelijk uitgewerkt gesprek, welke op 17 augustus 2022 is gevoerd met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 1958.
[verdachte] heeft mij bij mijn borsten gepakt. Dan komt hij steeds dichterbij en dan gaat die hand zo door flippen. Hij heeft het bij mij drie of vier keer gedaan. Zonder dat iemand kon zien. En vooral als ik aan het werk ben achter de dozen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 maart 2023,opgenomen op pagina 44 e.v. van het aanvullend proces-verbaal dat onderdeel is van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Dit betreft een woordelijk uitgewerkt gesprek, welke op 17 augustus 2022 is gevoerd met [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum] 1983.
[verdachte] heeft in het verleden, op mijn kont geslagen.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde, de aanranding van mevrouw
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), mevrouw [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), mevrouw [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ), mevrouw [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) en mevrouw
[slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ), heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Betrouwbaarheid verklaringen
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] betrouwbaar. Alle vijf de vrouwen hebben duidelijk en onafhankelijk van elkaar tegenover de politie verklaard wat hen is overkomen en wat zij zelf bij anderen hebben gezien. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het dossier geen aanleiding bevat om aan te nemen dat de vrouwen elkaars verklaring op zodanige wijze zouden hebben beïnvloed dat deze daarmee onbetrouwbaar moeten worden geacht. Het enkele feit dat de vrouwen werkzaam zijn bij hetzelfde bedrijf en mogelijk met elkaar hebben gesproken voordat ze door de politie werden verhoord, is op zichzelf onvoldoende om te spreken van een zodanige beïnvloeding. Zeker in het licht van hetgeen verdachte zelf ter zitting heeft verklaard over het betasten van de aangeefsters, gaat de rechtbank uit van de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefsters en bezigt deze tot bewijs. De rechtbank komt dan ook tot wettig en overtuigend bewijs dat verdachte in de periode van 1 januari 2017 tot en met 20 juli 2022, de ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd.
De rechtbank overweegt het volgende ten aanzien van het tussen de benen aanraken betreffende [slachtoffer 5] . [slachtoffer 5] heeft verklaard dat verdachte heeft geprobeerd om tussen haar benen te zitten. De rechtbank gaat uit van haar verklaring en stelt op grond daarvan vast dat verdachte dit slechts heeft geprobeerd. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat verdachte [slachtoffer 5] daadwerkelijk tussen haar benen heeft aangeraakt, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Ontuchtige handelingen
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of voornoemde gedragingen een ontuchtig karakter hebben.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat een ontuchtige handeling als bedoeld in artikel 246 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) een handeling van seksuele aard is die in strijd is met een sociaal-ethische norm. De beoordeling of een handeling als zodanig kan worden gekwalificeerd, hangt af van de aard van de gedraging en de omstandigheden van het geval.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bewezenverklaarde handelingen, te weten het aanraken van de borsten en billen, gedragingen van seksuele aard. Maatschappelijk gezien wordt niet aanvaard dat iemand ongevraagd, plotseling en op het werk, de gedragingen zoals bewezenverklaard pleegt. De verklaring van verdachte dat hij daarmee geen seksuele intentie had, doet daar niet aan af, omdat dit de seksuele aard van de handeling noch het met een sociaal-ethische norm strijdige karakter daarvan wegneemt. De rechtbank stelt dan ook vast dat de handelingen van verdachte als ontuchtige handelingen als bedoeld in artikel 246 Sr zijn aan te merken.
Dwang
Voor zover door de verdediging is gesteld dat geen sprake is geweest van een andere feitelijkheid, geweld of bedreiging met geweld waarbij de vrouwen door verdachte zijn gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, merkt de rechtbank op dat van dwang door een feitelijkheid ook sprake kan zijn wanneer door het onverhoedse (in de betekenis van onverwacht) karakter van de handelingen de vrouwen werden gedwongen om deze ontuchtige handelingen te dulden.
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] hebben verklaard dat verdachte bij het weegeiland stond. Als zij van de wc kwamen, die zich naast het weegeiland bevond, dan stak verdachte zijn armen uit en raakte hij hun borsten of achterwerk aan, zonder dat verdachte toestemming had om daar aan te zitten. Hieruit leidt de rechtbank af dat dit handelen door verdachte op zodanige wijze moet zijn gebeurd dat de vrouwen zich niet hebben kunnen verweren. Daarnaast heeft [slachtoffer 4] nog verklaard dat verdachte haar borsten aanraakte wanneer zij aan het werk was achter de dozen. Daar kon niemand het zien. De rechtbank merkt het handelen van verdachte aan als onverhoeds, waardoor de vrouwen gedwongen werden om deze ontuchtige handelingen te dulden.
Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte ten tijde van het incident met [slachtoffer 1] een hypo had. De rechtbank verstaat dit als een beroep op het ontbreken van opzet op het tegen de wil van de slachtoffers doen ondergaan van de seksuele handelingen en daarmee op het ontbreken van het delictsbestanddeel dwang. De rechtbank acht het ongeloofwaardig dat het boksen tegen de borsten een onbewuste handeling was al dan niet onder invloed van een hypo. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in hun onderlinge verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van de vijf vrouwen, door hen te dwingen tot het ondergaan van ontuchtige handelingen op de wijze zoals bewezenverklaard.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij, op verschillende momenten in de periode van 1 januari 2017 tot en met 20 juli 2022 te Assen door een andere feitelijkheid, meermalen
  • [slachtoffer 1]
  • [slachtoffer 2]
  • [slachtoffer 3]
  • [slachtoffer 4] - [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het ondergaan van ontuchtige handelingen, te weten, telkens onverhoeds, ten aanzien van:
  • [slachtoffer 1] het slaan tegen en knijpen in en aanraken van haar borsten en achterwerk en buik en
  • [slachtoffer 2] het aanraken van haar borsten en
  • [slachtoffer 3] het slaan van haar achterwerk en
  • [slachtoffer 4] het aanraken van haar borsten
  • [slachtoffer 5] het aanraken van haar borsten en achterwerk.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
Primair. feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van drie jaren. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf dient de bijzondere voorwaarde te worden gekoppeld, te weten een meldplicht bij de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en verdachte een taakstraf op te leggen met eventueel daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van 24 augustus 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 oktober 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode, ruim vijf jaar, meermalen schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een vijftal vrouwen. Op de sociale werkplaats waar verdachte destijds werkte heeft hij de borsten en/of billen van deze vrouwen aangeraakt. Het gaat om vrouwen met een beperking en uit hun verklaringen volgt dat zij zich erg onprettig en onveilig hebben gevoeld door het handelen van verdachte. Deze onveiligheid heeft jaren kunnen voortbestaan en werd ook versterkt doordat er door de leiding eerder niet adequaat is opgetreden nadat er melding werd gedaan van grensoverschrijdend gedrag door verdachte. Verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangeefsters. Verdachte wist wel degelijk dat wat hij deed niet mocht. Hij heeft ter terechtzitting zelfs verklaard dat hij wel wist hoe ver hij kon gaan. De rechtbank rekent verdachte de feiten aan.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een zedenfeit, ontucht met een minderjarige, maar dit betreft een oud feit, gepleegd in 2007.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van voornoemd advies van de reclassering. Hieruit volgt onder meer dat bij verdachte sprake is van PDD-NOS. De reclassering heeft de indruk dat de combinatie van zijn PDD-NOS en zijn belaste verleden bij heeft gedragen aan de gepleegde strafbare feiten. Verder heeft de reclassering de indruk dat verdachte moeite heeft met sociale verhoudingen, en niet goed begrijpt wat acceptabel gedrag is en wat niet. Dat geldt ook ten aanzien van seksualiteit. Bij onderhavig delict ziet de reclassering dat verdachte ondanks het feit dat hij meermaals is aangesproken op zijn gedrag, hiermee doorging. De reclassering ziet zorgen ten aanzien van het ontbreken van dagbesteding, de toename van schulden en het ontbreken van een ondersteunend en corrigerend sociaal netwerk (vrijwel niemand is op de hoogte van het delict). Positief is dat verdachte een vaste verblijfsplaats heeft, er geen sprake is van middelenmisbruik en dat hij ondersteuning vanuit het GKB en het maatschappelijk werk aanvaardt. De reclassering merkt tevens op dat verdachte eerder een toezicht gericht op zeden positief heeft afgerond en een reclasseringstoezicht als stok achter de deur kan fungeren.
Alles overwegende acht de rechtbank evenals geëist door de officier van justitie een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden opleggen met een proeftijd van drie jaren.
Nu de reclassering heeft aangegeven dat een reclasseringstoezicht zinvol kan zijn en de rechtbank dit eveneens zinvol acht, zal de rechtbank aan de voorwaardelijke gevangenisstraf als bijzondere voorwaarde enkel een meldplicht opleggen.
De rechtbank neemt in aanmerking dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] formeel een verzoek tot schadevergoeding hebben ingediend, maar op het formulier geen bedrag hebben ingevuld. Nu ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partijen slechts het formulier wilden invullen maar verder geen schadevergoeding willen, zal de rechtbank deze verzoeken verder buiten beschouwing laten.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
1. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland, Amerikaweg 3 te Assen (telefoonnummer 088-8041100). De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een ofmeer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Eising, voorzitter, mr. R. Baluah en mr. H. Supèr, rechters, bijgestaan door R.L.M. Meulman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 december 2023.
Mr. H.R. Eising en mr. H. Supèr zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.