Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
Primair. feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van drie jaren. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf dient de bijzondere voorwaarde te worden gekoppeld, te weten een meldplicht bij de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en verdachte een taakstraf op te leggen met eventueel daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van 24 augustus 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 oktober 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode, ruim vijf jaar, meermalen schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een vijftal vrouwen. Op de sociale werkplaats waar verdachte destijds werkte heeft hij de borsten en/of billen van deze vrouwen aangeraakt. Het gaat om vrouwen met een beperking en uit hun verklaringen volgt dat zij zich erg onprettig en onveilig hebben gevoeld door het handelen van verdachte. Deze onveiligheid heeft jaren kunnen voortbestaan en werd ook versterkt doordat er door de leiding eerder niet adequaat is opgetreden nadat er melding werd gedaan van grensoverschrijdend gedrag door verdachte. Verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangeefsters. Verdachte wist wel degelijk dat wat hij deed niet mocht. Hij heeft ter terechtzitting zelfs verklaard dat hij wel wist hoe ver hij kon gaan. De rechtbank rekent verdachte de feiten aan.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een zedenfeit, ontucht met een minderjarige, maar dit betreft een oud feit, gepleegd in 2007.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van voornoemd advies van de reclassering. Hieruit volgt onder meer dat bij verdachte sprake is van PDD-NOS. De reclassering heeft de indruk dat de combinatie van zijn PDD-NOS en zijn belaste verleden bij heeft gedragen aan de gepleegde strafbare feiten. Verder heeft de reclassering de indruk dat verdachte moeite heeft met sociale verhoudingen, en niet goed begrijpt wat acceptabel gedrag is en wat niet. Dat geldt ook ten aanzien van seksualiteit. Bij onderhavig delict ziet de reclassering dat verdachte ondanks het feit dat hij meermaals is aangesproken op zijn gedrag, hiermee doorging. De reclassering ziet zorgen ten aanzien van het ontbreken van dagbesteding, de toename van schulden en het ontbreken van een ondersteunend en corrigerend sociaal netwerk (vrijwel niemand is op de hoogte van het delict). Positief is dat verdachte een vaste verblijfsplaats heeft, er geen sprake is van middelenmisbruik en dat hij ondersteuning vanuit het GKB en het maatschappelijk werk aanvaardt. De reclassering merkt tevens op dat verdachte eerder een toezicht gericht op zeden positief heeft afgerond en een reclasseringstoezicht als stok achter de deur kan fungeren.
Alles overwegende acht de rechtbank evenals geëist door de officier van justitie een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden opleggen met een proeftijd van drie jaren.
Nu de reclassering heeft aangegeven dat een reclasseringstoezicht zinvol kan zijn en de rechtbank dit eveneens zinvol acht, zal de rechtbank aan de voorwaardelijke gevangenisstraf als bijzondere voorwaarde enkel een meldplicht opleggen.
De rechtbank neemt in aanmerking dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] formeel een verzoek tot schadevergoeding hebben ingediend, maar op het formulier geen bedrag hebben ingevuld. Nu ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partijen slechts het formulier wilden invullen maar verder geen schadevergoeding willen, zal de rechtbank deze verzoeken verder buiten beschouwing laten.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde: