ECLI:NL:RBNNE:2023:5175

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
18-218253-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en opzetheling door meerdere verdachten in Groningen

Op 18 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, diefstal in vereniging en opzetheling. De verdachte, geboren in 2000 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van meerdere diefstallen, waaronder het stelen van portemonnees en telefoons, waarbij geweld werd gebruikt tegen de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden passend achtte, gezien de ernst van de feiten en de justitiële documentatie van de verdachte. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank rekening hield met de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank overwoog dat de verdachte geen verantwoordelijkheid had genomen voor zijn daden en dat zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten meegewogen werden in de strafmaat. De rechtbank legde ook schadevergoedingsmaatregelen op aan de verdachte, ter compensatie van de slachtoffers.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/218253-23
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/115240-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 december 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande, thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 december 2023. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.K. Bulthuis, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Homans-de Boer.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18/115240-23 dat:
hij op of omstreeks 4 mei 2023 te Groningen, drie portemonnees en/of pasjeshouders, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
in de zaak met parketnummer 18/218253-23 dat:
1
hij op of omstreeks 27 mei 2023, te [adres] , op of aan de openbare weg, te weten de [adres] in [adres] , tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een portemonnee, een 50 euro biljet, een identiteitskaart, een bankpas, een ov-chipkaart, een VCA-pas, een Albert Heijn klantenpas, een zorgverzekeringspas en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door één of meerdere malen
  • tegen het achterhoofd van die [slachtoffer 1] te slaan/klappen
  • al dan niet met de vuist (met kracht) op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan
  • duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 1] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, vast tehouden en/of te tonen
  • vervolgens met dat mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, terwijl die [slachtoffer 1] op de grondlag, het telefoonkoord om de nek van die [slachtoffer 1] door te snijden om zo de telefoon van die [slachtoffer 1] weg te nemen
  • op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen terwijl die [slachtoffer 1] op degrond lag en waardoor die [slachtoffer 1] (even) buitenbewustzijn raakte;
2
hij op of omstreeks 28 mei 2023 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te [adres] , een telefoon (merk: Samsung), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18/115240-23 ten laste gelegde feit en het onder parketnummer 18/218253-23 feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het feit dat ten laste is gelegd onder parketnummer 18/115240-23 heeft zij aangevoerd dat verdachte niets wist van de diefstal en dus ook niet dat de portemonnees van diefstal afkomstig waren. Dat hij mogelijk de portemonnees zou overkopen, betekent nog niet dat hij moest vermoeden dat het om een diefstal zou gaan. Verdachte moet derhalve worden vrijgesproken van dit feit.
Ten aanzien van het feit dat ten laste is gelegd onder parketnummer 18/218253-23 feit 1 heeft zij aangevoerd dat verdachte inderdaad in de trein zat met medeverdachte, maar dat hij hem kort daarvoor nabij het station heeft ontmoet. Dat verdachte uren later is gesignaleerd met medeverdachte die de gestolen goederen bij zich had, plaatst hem nog niet op het plaats delict. Ook is het signalement dat aangever geeft te weinig specifiek en onderscheidend om te kunnen concluderen dat dit over verdachte gaat. Er kan niet buiten redelijke twijfel worden geconcludeerd dat verdachte degene is geweest die de diefstal met geweld heeft gepleegd en hij dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van 18/218253-23 feit 2 heeft de raadvrouw aangevoerd dat verdachte geen medepleger is, maar slechts medeplichtig is en om deze reden van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van 18/218253-23 feit 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte inderdaad de telefoon voor 150 euro heeft gekocht, maar dat verdachte niet had hoeven te vermoeden dat de telefoon van diefstal afkomstig was. Er is geen sprake van opzetheling en ook niet van schuldheling, dus moet er vrijspraak volgen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 18/115240-23:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 4 december 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik de portemonnees had gekregen van [naam 1] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 mei 2023, opgenomen oppagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023113622 d.d. 25 mei 2023, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Op 4 mei 2023 was ik aan het werk in de winkel [bedrijf 1] . Tevens ben ik manager van het filiaal aan de [adres] . Ik werd gebeld door een collega van de filiaal aan de [adres] , [naam 3] . [naam 3] vertelde mij dat er zojuist een diefstal had plaatsgevonden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 mei 2023, opgenomenop pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik, verbalisant, zag dat er camerabeelden van een kleding winkel aanwezig waren. Hier zie ik het volgende, namelijk:
Ik, verbalisant, zie een manspersoon gericht de kledingwinkel binnen lopen ter hoogte van waar drietal portemonnees lagen. Ik zal deze persoon als verdachte 1 verder in mijn bevindingen benoemen. Ik, verbalisant, zag verdachte 1 ter hoogte van de portemonnees stilstaan, naar kijken en vervolgens een voor een in zijn jaszak stoppen. Ik zag dat hij in de richting van uitgang keek. Ter hoogte van de uitgang zag ik een tweede persoon stilstaan die in de richting van verdachte 1 aan het kijken was. Ik, verbalisant, zie dat hij in tussentijd om zich heen aan het kijken was terwijl hij buiten ter hoogte van de deur stond en vervolgens wegliep. Ik zag verdachte 1 kort hierna gelijk richting de uitgang lopen, de winkel verlaten en in de zelfde richting lopen als verdachte 2. Uit het onderzoek van collega's die later de verdachten hadden aangehouden kon verdachte 1 aan [naam 1] worden. Verdachte 2 kon aan [verdachte] gekoppeld worden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 mei 2023,opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
V: Je bent aangehouden voor diefstal van portemonnees. Wat kan je hierover verklaren?
A: Ow ja ik ga niet tegen u liegen. Die heb ik gepakt uit een winkel.
V: Hoeveel portemonnees heb jij gestolen?
A: Drie. Ik heb de portemonnees gepakt en ben toen weggegaan.
V: Toen jij de portemonnees gepakt had waar heb je ze toen gelaten?
A: In de tas van mijn vriend.
V: Wie had die tas vast?
A: Mijn vriend.
V: Wie is je vriend?
A: De gene die gisteren ook met mij was.
V: Die tegelijk met jou is aangehouden?
A: Ja.
V: Waarom stond hij buiten?
A: Mijn vriend wilde naar binnen, ik zei doe maar niet. Ik zei ik ga spullen meenemen die ik wil verkopen.
Die heb ik later dus in zijn tas gedaan.
Ten aanzien van parketnummer 18/218253-23, feit 1:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 mei 2023, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023136041, 2023155220 en 202337760 d.d. 4 oktober 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik was zaterdag 27 mei 2023 met een aantal vrienden in de stad Groningen. Tussen 23.00 uur en 23.59 uur besloot ik om naar huis te gaan. Aangekomen op het station te [adres] ben ik uit de trein gestapt. Ik ben lopend vanaf het treinstation vetrokken over de [adres] Ter hoogte van de sporthal [naam 4] zag ik een man die in tegenovergestelde richting op mij af kwam lopen. Deze man (hierna te noemen NN1) kan ik als volgt omschrijven:
  • Man;
  • circa 175cm tot 185cm;
  • sprak Engels;
  • licht getint;
  • spitse kaaklijn;
  • donker kort geknipt haar;- bodywarmer (weet ik niet zeker); - joggingsbroek.
Ik hoorde dat de man zei: "Hello friend" en tegelijkertijd zag en voelde ik dat de man mij met twee armen omhelsde. Ik was hier niet van gediend en duwde de man met twee handen stevig van mij af. Ik voelde op dat moment dat mijn portemonnee weg was. Mijn portemonnee is gemaakt van leer en voorzien van een blauwe kleur. In mijn portemonnee zat het volgende:
  • Biljet 50 Euro;
  • bankpas van Bunq, rekeningnummer: [nummer 2] t.n.v. [slachtoffer 1] ;
  • VCA-pas;
  • OV-chipkaart;
  • identiteitskaart;
  • Albery Heijn bonuskaart;
  • zorgverzekeringspas van De Friesland.
Ik vermoed dat ik toen een klap op mijn achterhoofd heb gekregen. Ik weet dit niet zeker, maar vanaf dat moment voelde ik mij een beetje duizelig. Ik zag toen een tweede man die op mij af kwam lopen. Deze man kwam uit het pad dat is gelegen tussen de sporthal [naam 4] en de aldaar gelegen tennisvelden. Ik kan deze man (hierna te noemen NN2) niet goed omschrijven. Ik zag dat ook hij licht getint was. Ik zag dat NN2 een mes in zijn handen had. Ik kwam toen in een gevecht terecht met NN1. Ik zag en voelde dat de NN1 met zijn vuist mij sloeg op mijn hoofd. Op een gegeven moment kwam ik op de grond te liggen. NN2 heeft toen met zijn mes het koord om mijn nek doorgesneden. Aan dit koord, die over mijn jas hing, zat mijn telefoon bevestigd.
Mijn telefoon betreft:
  • Iphone 13;
  • wit;
  • telnummer [telefoonnummer] ;
  • IMEI-nummer: [nummer 1] ;
  • doorzichtig hoesje voorzien van twee ringen waaraan het koord om mijn nek was bevestigd.Ik ben weer opgestaan en met beide mannen in een gevecht geraakt. Ik heb beide mannen diverse vuistslagen gegeven op hun hoofden. Ik kwam op een gegeven moment weer op de grond te liggen. Ik zag en voelde dat beide mannen op mij inschopten. Ik voelde dat ik werd geraakt op mijn hoofd en beide knieën. Ik denk dat ik toen even buiten bewustzijn ben geraakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 juni 2023, opgenomenop pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op woensdag 14 juli 2023, kreeg ik het verzoek om de gevorderde beelden van Arriva te bekijken en te beschrijven. Na 16 minuten zie 2 mannen instappen. Beide met een petje op, en 1 met een donkere broek met een rode streep, lijkend op een joggingbroek. Het betreffen 2 licht getinte mannen. Dit is dan 00:26 uur. Ik zie dat de mannen gaan zitten en met elkaar praten. Dan zie ik dat de man met de gele pet op en lichte broek aan, een zwarte telefoon uit zijn broekzak pakt. En vervolgens pakt de man met het bewerkte petje en joggingbroek aan, een witte telefoon uit zijn jaszak. Ik zie dat de mannen op een gegeven ogenblik hun telefoons weer opbergen. En dan zie ik dat de man met het gele petje op een portemonnee uit zijn linker broekzak pakt en deze doorkijkt. Dan zie ik dat de man met het gele petje een witte iPhone pakt, welke hij onder zijn t-shirt uit pakt. Deze heeft hij bij zijn broek in zitten. Ik zie dat dit een iPhone is aan logo wat in het midden van de telefoon zichtbaar is. En ook de man met het bewerkte petje probeert, met iets wat lijkt op een pin, aan de zijkant van de telefoon iets in te drukken Hiermee probeert hij nogmaals om de telefoon open te krijgen. Dit lukt ook niet en de man met het bewerkte petje op loopt vervolgens nog weer naar andere dames in de coupe.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 augustus 2023,opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Vandaag opnieuw telefonisch contact gehad met aangever [slachtoffer 1] . Hem gevraagd of hij de opsporingsbeelden uit de trein had bekeken. Hij vertelde dat hij deze beelden inderdaad had gezien. Hij vertelde dat hij de beide personen herkende als zijnde de personen die betrokken waren bij de straatroof waarvan hij aangifte heeft gedaan. Ik heb vervolgens aan de aangever gevraagd waaraan hij de beide personen herkende. Hierop hoorde ik aangever zeggen dat hij ze herkende aan hun gezicht, kleding en de manier van lopen. Hij vertelde verder nog dat de persoon met het zwart/witte petje hem met de schouder heeft aangetikt en hem wilde omhelzen. Hierbij is zijn portemonnee weggenomen die hij in zijn linker broekzak had aan de voorzijde van zijn broek. Hij kon zich ook nog herinneren dat deze persoon een tasje bij zich had. Dit was net zo'n tasje als de persoon in de trein ook bij zich had. De persoon met het gele petje stond achter hem en heeft hem een klap tegen zijn hoofd gegeven. Deze persoon had ook een survival mes in zijn handen. Aangever vertelde nog dat ze met dit mes het koord van zijn telefoon hadden doorgesneden. Hij had de telefoon met een koord om zijn nek.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 augustus 2023,opgenomen op pagina 100 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring:
0: Aan de verdachte worden foto's getoond van 2 mannen die in [adres] in de trein waren gestapt.
V: Volgens ons ben jij de man met het zwarte petje.
A: Ja, dat ben ik.
5. Een geneeskundige verklaring, op opgemaakt en ondertekend door J. Aardema, ANIOS SEH, namens ir.S.G.J. Tr Rodel, Chirurg, voor zover inhoudend, als zijn/haar geneeskundige verklaring:
Conclusie
LTSH na mishandeling waarbij op CT geen aanwijzingen voor posttraumatische intracraniele pathologie
Slotklachten knie links DD bij contusie DD meniscusklachten DD bandletsel
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 4 december 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik geef toe dat ik erbij betrokken was. Ik stond er zo bij dat [naam 1] de diefstal kon plegen zonder dat hij gezien werd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 juni 2023, opgenomen oppagina 107 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 28 mei, heb ik bij [bedrijf 2] betaald bij de snackmuur met mijn telefoon. Een kwartier later merkte ik op dat mijn telefoon was weggenomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2023,opgenomen op pagina 114 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 31 augustus 2023 zijn de door Snack Hoek aangeleverde camerabeelden van 28 mei 2023, door mij bekeken. Ik heb de beelden vervolgens meerdere keren bekeken en heb de beelden in chronologische volgorde beschreven. Aangeefster staat met meerdere personen in haar buurt te praten. De beide verdachten staan achter haar. Beide verdachten kijken naar de aangeefster. Verdachte 1 staat rechts achter de aangeefster en verdachte 2 links achter de verdachte. Dan gaat verdachte 2 met zijn rug rechts achter de aangeefster staan. De verdachte 1 loopt voor verdachte 2 langs en het lijkt dat ze met elkaar staan te praten. Verdachte 1 gaat met zijn rechterhand langs de rechter kant van verdachte 2 richting de jas van de aangeefster. Verdachte 1 trekt zijn rechterhand weer terug en stopt iets onder of in zijn sweater. Verdachte 2 blokkeert voor een groot deel het zicht van de camera waardoor de handelingen van verdachte 1 aan het zicht van de camera werd onttrokken.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 4 december 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb de telefoon van iemand gekocht voor 150 euro.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 september 2023,opgenomen op pagina 116 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 5] :
Op 17 augustus 2023 was ik op bezoek bij mijn dochter in [adres] . Na het bezoek wilde ik met de trein weer naar huis. Op het station te [adres] is mijn telefoon kennelijk weggenomen. Toen ik in de trein zat merkte ik dat de telefoon weg was.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 september 2023,opgenomen op pagina 122 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
De verdachte bleek tijdens zijn aanhouding in het bezit te zijn van een mobiel telefoontoestel. Ik, verbalisant, zag dat het een telefoontoestel betrof van het merk Samsung, type A51. Vervolgens nam aangever/benadeelde [naam 5] contact met mij, verbalisant, op. Aangever/benadeelde [naam 5] verklaarde dat voornoemde telefoon op 17 augustus 2023 op het treinstation te [adres] was weggenomen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte voor de winkel blijft staan, dat zijn mededader de portemonnees ontvreemdt uit de winkel en vervolgens aan verdachte geeft. Door verdachte is wisselend verklaard over de reden van het voorhanden hebben van de portemonnees, hij zou ze op de markt hebben gekocht en later verklaart hij dat hij de portemonnees van medeverdachte heeft gekocht. Tevens verklaart de medeverdachte tegen verdachte te hebben gezegd dat hij buiten moest blijven wachten terwijl hij de portemonnees zou wegnemen. De rechtbank oordeelt daarom dat het niet anders kan dan dat hij wist gestolen goederen voorhanden te hebben.
De rechtbank is op grond van de voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat de diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daartoe overweegt de rechtbank dat verdachte iets na het tijdstip waarop de diefstal zou zijn gepleegd in de trein is gezien met de gestolen goederen en medeverdachte. Verdachte erkent dat ook en aangever herkent de beide mannen als degenen die de diefstal hebben gepleegd. De geneeskundige verklaring, waaruit duidelijk wordt dat het slachtoffer een lichte hersenschudding heeft opgelopen en knieklachten, ondersteunen eveneens de aangifte. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij zijn medeverdachte toevallig in [adres] is tegengekomen, pas na de diefstal met geweld, ongeloofwaardig.
De rechtbank vindt, gelet op de verklaring van verdachte, bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal in vereniging. Verdachte heeft naast medeverdachte gestaan en het zicht ontnomen zodat medeverdachte de diefstal kon plegen. Er is daarmee sprake van een nauwe en bewuste samenwerking ter uitvoering van het gepleegde feit.
Op 19 augustus 2023 is de telefoon van aangever [naam 5] gestolen. Deze telefoon is op 6 september 2023 bij verdachte aangetroffen. Door de verdachte is ter zitting verklaard dat hij de telefoon heeft gekocht voor 150 euro. De verkoper van de telefoon zei tegen verdachte dat hij bij een aantal nummers niet moest opnemen. Gelet op het feit dat de gestolen telefoon is aangetroffen bij verdachte en gelet op zijn eigen verklaring over de manier waarop hij die telefoon heeft verkregen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dat die telefoon niet eerlijk was verkregen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/115240-23 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 4 mei 2023 te Groningen, drie portemonnees en/of pasjeshouders, heeft verworven, terwijl hij ten tijde van de verwerving van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/218253-23 feit 1, feit 2 en feit 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 27 mei 2023, te [adres] , op of aan de openbare weg, te weten de [adres] in [adres] , tezamen en in vereniging met een ander, een portemonnee, een 50 euro biljet, een identiteitskaart, een bankpas, een ovchipkaart, een VCA-pas, een Albert Heijn klantenpas, een zorgverzekeringspas en een telefoon, die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door één of meerdere malen
  • tegen het achterhoofd van die [slachtoffer 1] te slaan/klappen
  • al dan niet met de vuist (met kracht) op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan
  • duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 1] een mes vast te houden en/of te tonen
  • vervolgens met dat mes, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, het telefoonkoord om de nek van die
[slachtoffer 1] door te snijden om zo de telefoon van die [slachtoffer 1] weg te nemen
- op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen terwijl die [slachtoffer 1] op degrond lag en waardoor die [slachtoffer 1] (even) buitenbewustzijn raakte;
2
hij op 28 mei 2023 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander, een telefoon, die geheel aan
[slachtoffer 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op 29 augustus 2023 te [adres] , een telefoon (merk: Samsung), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzetheling
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen,gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen
diefstal door twee of meer verenigde personen
3.opzetheling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor de oplegging van een lagere gevangenisstraf dan de eis van de officier van justitie, namelijk voor de duur van ten hoogste enkele maanden, wanneer de rechtbank tot een volledige bewezenverklaring zou komen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en een diefstal in vereniging.
Verdachte heeft daarmee (financiële) overlast en schade veroorzaakt bij de slachtoffers en bovendien heeft hij de fysieke integriteit van het slachtoffer van de diefstal met geweld ernstig geschonden. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij tot op heden geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor hetgeen hij aangever heeft aangedaan. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan opzetheling van een mobiele telefoon en drie portemonnees. Heling bevordert het plegen van vermogensdelicten, zoals diefstallen, nu heling bijdraagt aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen. Verdachte heeft er keer op keer blijk van gegeven geen respect voor de eigendommen en de persoonlijke levenssfeer van een ander te hebben. Dergelijke feiten leiden tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving en in het bijzonder bij de slachtoffers ervan. Verdachte is slechts uit geweest op eigen financieel gewin. Dat rekent de rechtbank hem aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op de ernst van de feiten en de justitiële documentatie van verdachte acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van 939,20 ter vergoeding van materiële schade en
5.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 812,55 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de beide vorderingen van de benadeelde partijen integraal kunnen worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair aangevoerd dat de vordering van [slachtoffer 1] in zijn geheel nietontvankelijk verklaard dient te worden, gelet op haar vrijspraakverweer. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat er van de materiële schade ten aanzien van de telefoon een percentage van 33,5% af moet worden getrokken, nu dat de afschrijving van de telefoon per jaar is. Met betrekking tot de immateriële schade heeft zij aangevoerd dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat deze schade niet is onderbouwd, of anders gematigd dient te worden nu [slachtoffer 1] geen ernstig letsel heeft opgelopen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft zij tevens aangevoerd dat er ten aanzien van de telefoon een percentage van 33,5% van het bedrag in mindering moet worden gebracht, omdat dat de afschrijving is van de telefoon.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de materiële schade overweegt de rechtbank het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/218253-23 feit 1 bewezen verklaarde. De rechtbank zal hierbij rekening houden met de afschrijving van de telefoon. De telefoon is gekocht voor een bedrag van 768,-. Op dat bedrag zal een percentage van 33,5% in mindering worden gebracht, zodat er nog een bedrag van 510,72 overblijft. Het totaalbedrag voor de materiële schade komt dan neer op 681,92. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel nietontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat het voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/218253-23 feit 1 bewezen verklaarde. Wel zal de rechtbank dit bedrag matigen. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de immateriële schade op 2.500. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/218253-23 feit 2 bewezen verklaarde. De rechtbank zal hierbij rekening houden met de afschrijving van de telefoon. De telefoon is gekocht voor een bedrag van 741,-. Op dat bedrag zal een percentage van 33,5% in mindering worden gebracht, zodat er nog een bedrag van 492,77 overblijft. Het totaalbedrag voor de materiële schade komt dan neer op 564,32. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 57, 63, 311, 312, 416 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder parketnummer 18/218253-23 feit 1, feit 2 en feit 3 en het onder parketnummer 18/115240-23 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/218253-23 feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 3.181,92 (zegge: drie duizendhonderdeenentachtig euro en tweeënnegentig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 mei 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag 3.181,92 (zegge: drie duizendhonderdeenentachtig euro en tweeënnegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 681,92 aan materiële schade en 2.500,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 41 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Ten aanzien van 18/218253-23 feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 564,32 (zegge: vijfhonderdvierenzestig euro en tweeëndertig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 mei 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 564,32 (zegge: vijfhonderdvierenzestig euro en tweeëndertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2023tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat volledig uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 11 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. H. van der Werff en mr. H. Supèr, rechters, bijgestaan door mr. L.M. Jongman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2023.
Mr. H. Supèr en mr. H. van der Werff zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.