ECLI:NL:RBNNE:2023:516

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
18/215012-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van politieambtenaar wegens meineed, diefstal en oplichting

Op 16 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een politieambtenaar, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder meineed, diefstal, verduistering en oplichting. De verdachte, geboren in 1992, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meineed door opzettelijk een onjuist proces-verbaal van bevindingen op te maken. Dit gebeurde in zijn hoedanigheid als politieambtenaar, waarbij hij een valse verklaring op ambtsbelofte had afgelegd. De rechtbank benadrukte de ernst van dit feit, aangezien het de integriteit van de politie in gevaar bracht.

Daarnaast bleek de verdachte ook betrokken te zijn bij diefstal van in beslag genomen geld en meerdere gevallen van oplichting. Hij had gebruik gemaakt van zijn gezag als politieambtenaar om burgers te misleiden en hen geld afhandig te maken. De rechtbank vond het gedrag van de verdachte onacceptabel en schond het vertrouwen dat burgers in de politie moeten hebben. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten een aanzienlijke gevangenisstraf rechtvaardigde, ondanks de verslavingsproblematiek van de verdachte. De rechtbank sprak de hoop uit dat de verdachte zijn behandeling in een vrijwillig kader zou voortzetten.

De rechtbank verklaarde niet bewezen wat de verdachte onder 2 primair was ten laste gelegd en sprak hem daarvan vrij. De overige feiten werden bewezen verklaard, en de verdachte werd strafbaar geacht voor de gepleegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering werd gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/215012-22

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 16 februari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 02 februari 2023.
Verdachte is in persoon ter terechtzitting verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.
Mr. M. van der Steeg, advocaat te Deventer, heeft schriftelijk aan de rechtbank bericht dat zij zich om haar moverende redenen onttrekt als raadsvrouw van verdachte.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2021 t/m 15 oktober 2021 te Emmen een in beslag genomen geldbedrag ter hoogte van 110 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
hij op of omstreeks 28 juli 2021 te Emmen een geldbedrag ter hoogte van 233 euro (104 en 129 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] en/of de Nederlandse Staat, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op in omstreeks de periode van 28 juli 2021 t/m 19 november 2021 te Emmen opzettelijk een geldbedrag ter hoogte van 233 euro (104 en 129 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of de Nederlandse Staat, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als medewerker van de politie verantwoordelijk voor het innen van een tweetal OH-vonnissen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3 hij op of omstreeks 19 november 2021 te Emmen in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vorderde en/of daaraan rechtsgevolgen verbond, schriftelijk, persoonlijk en opzettelijk een valse verklaring en/of een verklaring ten dele in strijd met de waarheid, onder ede heeft afgelegd, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar, in het door hem, verdachte, schriftelijk, op ambtseed, opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 19 november 2021 (proces-verbaal nr. PL0100-2021317030-2) opzettelijk in strijd met de waarheid vermeld: "Ik,
[verdachte] heb dit bedrag samen met collega ... afgestort middels de betaalzuil aan het bureau te
Emmen.";
4 hij op of omstreeks 17 november 2021 te Emmen, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag ter hoogte van 150 euro, door als (bonafide) medewerker van de politie
  • in strijd met de waarheid (na contact met ZSM) aan die [benadeelde partij 3] mede te delen dat hijeen geldboete ter hoogte van 150 euro kreeg opgelegd voor het plegen van een winkeldiefstal,
  • in strijd met de waarheid aan die [benadeelde partij 3] mede te delen dat het bedrag direct aanhem, verdachte, betaald moest worden en/of
  • vervolgens met die [benadeelde partij 3] naar een pinautomaat te rijden waar die [benadeelde partij3] het bedrag kon pinnen ten behoeve van de directe betaling;
5
hij in of omstreeks de periode van 23 juli 2021 t/m 19 november 2021 te Emmen, althans in
Nederland, meermalen, op verschillende tijdstippen, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse
hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, telkens [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten meerdere geldbedragen met een totaal van 450 euro, door als (bonafide) medewerker van de politie
- in strijd met de waarheid (na een aanrijding) aan die [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij
5] mede te delen dat de wederpartij geen aangifte zou doen als [benadeelde partij 4] en/of
[benadeelde partij 5] een bedrag van 500 euro zou betalen ten behoeve van de schadeafhandeling,
  • met die [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] een betalingsregeling overeen te komenomdat zij het schadebedrag niet in één keer konden voldoen en/of
  • vervolgens die [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] meermalen thuis te bezoeken omgeld op te halen en/of met die [benadeelde partij 4] naar een pinautomaat te rijden waar die [benadeelde partij 4] een geldbedrag kon pinnen ten behoeve van betaling;
6
hij in of omstreeks de periode van 28 juli 2021 t/m 14 september 2021 te Emmen, althans in
Nederland, meermalen, op verschillende tijdstippen, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, telkens meerdere collega's, vrienden en/of bedrijven uit de omgeving van Emmen en/of Schoonebeek heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten meerdere sponsorbedragen uiteenlopend van 25 tot 100 euro met een totaal van 3416,10 euro, door als (bonafide) medewerker van de politie
  • die collega's, vrienden en/of bedrijven mede te delen dat hij, verdachte, mee wilde doen aan eensponsorloop van KIKA (de Dam tot Damloop), terwijl hij zich nooit heeft aangemeld,
  • die collega's, vrienden en/of bedrijven te vragen geld over te maken voor die sponsorloop en/of- die collega's vrienden en/of bedrijven een betaalverzoek te sturen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie verwijst daartoe naar de bekennende verklaringen van de verdachte en de inhoud van het dossier. Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde verwijst de officier van justitie naar de aangifte van [naam 1] , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] inhoudende de bevindingen met betrekking tot het inloggen in de betaalzuil aan het politiebureau te Emmen, de verklaring van de getuige [benadeelde partij 2] en het door verdachte op 19 november 2021 op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen. De officier van justitie vordert veroordeling van hetgeen onder feit 2 primair is ten laste gelegd, omdat verdachte van meet af aan het oogmerk zou hebben gehad zich het geldbedrag wederrechtelijk toe te eigenen.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft de onder 1, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten bekend. De verdachte ontkent hetgeen onder 2 en 3 is ten laste gelegd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 1
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 02 februari 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 oktober 2021,opgenomen op pagina 28 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer IOONN214238/ IOONN214345/ IOONN214497 d.d. 2 juni 2022, inhoudend de verklaring van [naam 1] , teamchef.

Feiten 2 en 3

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 november 2021, opgenomen op pagina 103 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer IOONN214238/ IOONN214345/ IOONN214497 d.d. 2 juni 2022, inhoudend als verklaring van [naam 1] , teamchef:
A: (…) Er is binnen mijn basisteam en dan specifiek binnen het bureau Emmen, gevestigd aan Westeind 60 een bedrag van €233 verdwenen.
(…)
Het betrof de OH-vonnissen:
€104, CJIB-nummer 7022542403433675, parketnummer 9619353219
€129, CJIB-nummer 6022542403378990, parketnummer 9600984219
[naam 2] verklaarde dat [naam 3] in de maand juli 2021 in verband met de betaling van deze OHvonnissen was aangehouden en naar het politiebureau gebracht. De afhandeling daarvan zou worden geregeld door de medewerker basispolitiezorg, de hoofdagent [verdachte] (…). [naam 2] verklaarde dat [naam 3] op 19 november 2021 nog steeds administratief stond gesignaleerd in het opsporingsregister terwijl de vonnissen wel waren betaald.
(…)
[naam 2] verklaarde verder dat hij telefonisch contact had opgenomen met het CJIB met de vraag of de genoemde OH-vonnissen al waren betaald. Het CJIB had gezegd dat het niet zo was en dat beide vonnissen nog open stonden.
(…)
[verdachte] verklaarde in het proces-verbaal van bevindingen dat beide vonnissen op 28 juli 2021 door een begeleider van [naam 3] waren betaald en dat hij de geldbedragen samen met een collega van wie hij de naam niet meer wist, had afgestort bij de betaalzuil aan het bureau van politie, te
Emmen.
(…)
Uit onderzoek is inmiddels gebleken dat er op 28 juli niet is ingelogd op de genoemde betaalvoorziening en dat de genoemde vonnissen niet zijn betaald en daarom ook niet bekend zijn bij het CJIB.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
29 november 2021, opgenomen op pagina 107 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer IOONN214238/ IOONN214345/ IOONN214497 d.d. 2 juni 2022, inhoudend de relatering van verbalisant [verbalisant 2] :
(…)
Na controle bij het CJIB bleken de volgende OH-vonnissen niet te zijn afgeboekt bij het CJIB.
1: €104, CJIB-nummer 7022542403433675, parketnummer 9619353219 2: €129, CJIB-nummer 6022542403378990, parketnummer 9600984219
(…)
Ik heb aan [naam 4] gevraagd of hij kon uitzoeken of de genoemde vonnissen waren betaald en of er op 28 juli 2021 met het dienstnummer [nummer] van collega [verdachte] was ingelogd in het betalingssysteem.
[naam 4] deelde mede dat genoemde vonnissen niet waren betaald en dat er op en rondom de datum 28 juli 2021 helemaal niet was ingelogd in de betaalzuil aan het politiebureau te Emmen.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 en onder 3 ten laste gelegde
In tegenstelling tot hetgeen de officier van justitie heeft betoogd, is het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen nu de verdachte geen wegnemingshandeling heeft verricht, maar aan hem is gevraagd de boetes van [naam 3] af te handelen, zodat de verdachte het geld rechtmatig onder zich had en zich het geld pas nadien wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Gelet hierop zal de rechtbank verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde vrijspreken.
De rechtbank acht het onder 2 subsidiair ten laste gelegde op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank dat uit de opgenomen bewijsmiddelen volgt dat, in tegenstelling tot hetgeen verdachte heeft opgenomen in zijn op ambtsbelofte opgemaakte procesverbaal van 19 november 2021, het door hem ontvangen geld ten behoeve van de boetes van [naam 3] niet is afgestort. Daarmee is vast komen te staan dat verdachte zijn proces-verbaal opzettelijk in strijd met de waarheid heeft opgemaakt om de verduistering van het geïnde geld te verdoezelen. De rechtbank komt daarmee tot wettig en overtuigend bewijs van het onder 3 ten laste gelegde.
Feit 4
De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, Sv.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 02 februari 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 december 2021,opgenomen op pagina 204 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer IOONN214238/ IOONN214345/ IOONN214497 d.d.2 juni 2022, inhoudend de relatering van verbalisant [verbalisant 2]
.

Feit 5

De rechtbank acht feit 5 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, Sv.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 02 februari 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 december 2021,opgenomen op pagina 220 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer IOONN214238/ IOONN214345/ IOONN214497 d.d. 2 juni 2022, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 4] .

Feit 6

De rechtbank acht feit 6 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, Sv.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 02 februari 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 maart 2022, metbijlage, opgenomen op pagina 247 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer IOONN214238/ IOONN214345/ IOONN214497 d.d. 2 juni 2022, inhoudend de relatering van verbalisant [verbalisant 3] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
23 maart 2022, met bijlage, opgenomen op pagina 252 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer IOONN214238/ IOONN214345/ IOONN214497 d.d. 2 juni 2022, inhoudend de relatering van verbalisant [verbalisant 3] .
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de feiten 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5 en 6 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 14 oktober 2021 tot en met 15 oktober 2021 te Emmen een in beslag genomen geldbedrag ter hoogte van 110 euro, dat aan [benadeelde partij 1] , toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiairhij op 28 juli 2021 te Emmen opzettelijk een geldbedrag ter hoogte van 233 euro (104 en 129 euro), toebehorende aan de Nederlandse Staat, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als medewerker van de politie verantwoordelijk voor het innen van een tweetal OHvonnissen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
hij op 19 november 2021 te Emmen in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vorderde, schriftelijk, persoonlijk en opzettelijk een valse verklaring, onder ede heeft afgelegd, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar, in het door hem, verdachte, schriftelijk, op ambtseed, opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van
19 november 2021 (proces-verbaal nr. PL0100-2021317030-2) opzettelijk in strijd met de waarheid vermeld: "Ik, [verdachte] , heb dit bedrag samen met collega ... afgestort middels de betaalzuil aan het bureau te Emmen.";
4 hij op 17 november 2021 in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag ter hoogte van 150 euro, door als (bonafide) medewerker van de politie
  • in strijd met de waarheid (na contact met ZSM) aan die [benadeelde partij 3] mede te delen dat hijeen geldboete ter hoogte van 150 euro kreeg opgelegd voor het plegen van een winkeldiefstal,
  • in strijd met de waarheid aan die [benadeelde partij 3] mede te delen dat het bedrag direct aanhem, verdachte, betaald moest worden en
  • vervolgens met die [benadeelde partij 3] naar een pinautomaat te rijden waar die [benadeelde partij3] het bedrag kon pinnen ten behoeve van de directe betaling;
5 hij in de periode van 23 juli 2021 tot en met 19 november 2021 te Emmen, meermalen, op verschillende tijdstippen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, telkens [benadeelde partij 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten meerdere geldbedragen met een totaal van 450 euro, door als medewerker van de politie
  • in strijd met de waarheid (na een aanrijding) aan die [benadeelde partij 4] mede te delen dat dewederpartij geen aangifte zou doen als [benadeelde partij 4] een bedrag van 500 euro zou betalen ten behoeve van de schadeafhandeling,
  • met die [benadeelde partij 4] een betalingsregeling overeen te komen omdat zij het schadebedragniet in één keer konden voldoen en
  • vervolgens die [benadeelde partij 4] meermalen thuis te bezoeken om geld op te halen of met die[benadeelde partij 4] naar een pinautomaat te rijden waar die [benadeelde partij 4] een geldbedrag kon pinnen ten behoeve van betaling;
6 hij in de periode van 28 juli 2021 t/m 14 september 2021 in Nederland, meermalen, op verschillende tijdstippen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, telkens meerdere collega's, vrienden en bedrijven uit de omgeving van Emmen en Schoonebeek heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten meerdere sponsorbedragen uiteenlopend van 25 tot 100 euro met een totaal van 3416,10 euro, door als medewerker van de politie
- die collega's, vrienden en bedrijven mede te delen dat hij, verdachte, mee wilde doen aan een sponsorloop van KIKA (de Dam tot Damloop), terwijl hij zich nooit heeft aangemeld, - die collega's, vrienden en bedrijven te vragen geld over te maken voor die sponsorloop en - die collega's vrienden of bedrijven een betaalverzoek te sturen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

diefstal;
verduistering;
in de gevallen, waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert, schriftelijk,persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen;
oplichting;
oplichting;
oplichting, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 tot en met 6 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur. Daarnaast heeft de officier van justitie een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren en daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde verplicht toezicht door de reclassering en in dit kader een meldplicht bij de reclassering.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft op de terechtzitting niet inhoudelijk gereageerd op de strafeis van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van 25 januari 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meineed, doordat hij in zijn hoedanigheid van politieambtenaar opzettelijk onjuist een proces-verbaal van bevindingen heeft opgemaakt. Hij heeft met het op ambtsbelofte opmaken van een valse verklaring een ernstig misdrijf gepleegd. De rechtbank tilt hier zeer zwaar aan. Op basis van artikel 344, tweede lid, Wetboek van Strafvordering, komt extra bewijskracht toe aan een proces-verbaal opgemaakt door een opsporingsambtenaar. Dat vereist dat de rechter moet kunnen uitgaan van de volledige integriteit en betrouwbaarheid van de politieambtenaar die een proces-verbaal op ambtsbelofte of ambtseed opmaakt. Wanneer doelbewust in strijd met de waarheid een proces-verbaal wordt opgemaakt, zal in beginsel reeds hierom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende reactie dienen te zijn. Dit is ook overeenkomstig de landelijke oriëntatiepunten. Verdachte heeft, om te verbloemen dat hij geld in eigen zak had gestoken, een proces-verbaal opgemaakt waarin is vermeld dat hij het geld van de boetes had afgestort in een geldzuil. Gevolg van dit alles is dat de persoon die de boetes diende te voldoen, gesignaleerd bleef staan en aldus op elk moment kon worden aangehouden voor nog openstaande boetes die in werkelijkheid al waren voldaan. Ook om deze reden tilt de rechtbank zeer zwaar aan dit bewezenverklaarde feit.
Verdachte heeft verder, eveneens in zijn hoedanigheid van politieagent, inbeslaggenomen geld gestolen en meerdere malen mensen opgelicht. In een geval heeft hij na aanhouding van een verdachte, contact gezocht met het openbaar ministerie. Hoewel hij de telefonische opdracht kreeg om aan de desbetreffende verdachte een beslissing tot voorwaardelijk sepot uit te reiken, leidde hij niet alleen deze verdachte, maar ook zijn directe collega, eveneens verantwoordelijk voor de afhandeling van de melding, om de tuin door aan te geven dat er direct een boete van €150,- diende te worden betaald. Hij is vervolgens meegereden met de aangehouden verdachte om deze te laten pinnen en heeft het geld in eigen zak gestoken. Dit gedrag van verdachte getuigt van een doortrapte manier van doen, waarbij hij geen enkel probleem had met het voorliegen van kwetsbare burgers, collega’s en instanties. Dit geldt eveneens zo voor de bewezenverklaarde oplichting waarbij hij na een auto-ongeval geld van de veroorzaker wist te verkrijgen en het slachtoffer met alle schade liet zitten. Tot slot heeft verdachte meerdere collega’s, vrienden en bedrijven opgelicht door zich te laten sponsoren voor een loop voor een goed doel (KIKA). Verdachte heeft ter terechtzitting beaamd dat hij zijn eigen verhaal dat hij nu nog steeds van plan is de benadeelden schadeloos te stellen, moeilijk te geloven vindt.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van veel feiten waarvan de straf bij tenlastelegging van de strafverzwarende omstandigheid van artikel 44 Wetboek van Strafrecht met een derde had kunnen worden verhoogd. Hoewel deze strafverzwarende omstandigheid niet aan verdachte is ten laste gelegd en daarmee niet kan worden gekwalificeerd, kan wel worden vastgesteld dat verdachte de feiten heeft gepleegd door gebruik te maken van zijn gezag en macht als politieambtenaar, dan wel door gebruik te maken van gelegenheid of middelen door zijn ambt hem geschonken.
De ernst van de door verdachte gepleegde feiten wordt er daarmee niet minder op. Daar waar hij hulp en bijstand had dienen te verlenen in zijn positie als politieagent, heeft hij mensen ernstig benadeeld en met schade laten zitten of zelfs schade veroorzaakt. Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen het vertrouwen dat burgers in de politie moeten kunnen hebben ernstig geschonden, maar ook de politie in het algemeen in diskrediet gebracht. Het gedrag van verdachte dat hij gedurende langere tijd, keer op keer, vertoonde, rechtvaardigt in beginsel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Dat verdachte dit alles heeft gedaan om zijn gokverslaving te bekostigen, plaatst een en ander niet direct in een ander licht. De inhoud van het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport kan de rechtbank niet goed plaatsen, gelet op het aantal bewezenverklaarde feiten en de houding van verdachte ter terechtzitting. Dit rapport spreekt over het vertrouwen dat verdachte zijn verslaving in een vrijwillig kader het hoofd kan bieden en over een lage kans op recidive. Reclasseringstoezicht wordt niet nodig geacht. De rechtbank heeft van verdachte ter terechtzitting niet de indruk gekregen dat hij zijn verslaving onder controle heeft, noch dat zijn naasten volledig op de hoogte zijn van de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de ernst van zijn verslaving. Evenmin is de rechtbank overtuigd van het inzicht van verdachte in de laakbaarheid van zijn handelen.
Strafoplegging
Voorgaande overwegingen van de rechtbank maken dat zij de eis van de officier van justitie geenszins passend acht gelet op de ernst van de feiten in het licht van de persoon van de verdachte. Een deels voorwaardelijke gevangenisstraf als in het dictum te noemen, acht de rechtbank hier de enige passende reactie. De rechtbank ziet geen toegevoegde waarde in het opleggen van een reclasseringstoezicht met alleen de meldplicht als bijzondere voorwaarde, als door de officier van justitie geëist. De rechtbank spreekt echter wel de hoop uit dat verdachte de door hem ingezette behandeling in een vrijwillig kader voortzet en afmaakt, waarbij het geven van openheid van zaken cruciaal wordt geacht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 57, 207, 310, 321 en 326, van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot
3 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarde niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. R. Depping en mr. H. Hanssen, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 februari 2023.