Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische Pro Justitia onderzoeksrapportage van 21 juli 2023, opgemaakt door drs. F. Jonker (klinisch psycholoog) en dr. J.F. ter Harmsel (GZ-psycholoog).
De conclusie van de rapportage luidt, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis, een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en een licht verstandelijke beperking.
Tevens is er sprake van een stoornis in het alcoholgebruik, die nu in remissie is. Daarnaast is er sprake van stoornissen in de cognitieve functies, waarvan geen eenduidige oorzaak valt vast te stellen. Voornoemde stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. De deskundigen adviseren verdachte het ten laste gelegde in (sterk) verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met de conclusie in de Pro Justitia rapportage verenigen en neemt deze over, en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu geen sprake is van volledige ontoerekeningsvatbaarheid en er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 976 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 720 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering in het reclasseringsadvies van 28 november 2023. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de te stellen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De officier van justitie heeft tevens oplegging van een
Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (GVM) als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke straf gelijk aan de duur van het voorarrest, en een voorwaardelijke straf met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering in het reclasseringsadvies van 28 november 2023. Tevens heeft zij betoogd dat dit voorwaardelijke strafdeel korter moet zijn dan is geëist door de officier van justitie. De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen oplegging van een Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (GVM) als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de over verdachte opgemaakte rapportages (de Pro Justitia rapportage van 21 juli 2023 en de reclasseringsadviezen van 28 juli 2023, 29 september 2023 en 28 november 2023), twee e-mailberichten van 30 november 2023 met daarin een aanvulling op het reclasseringsadvies van 28 november 2023 en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal brandstichtingen, waarbij gevaar voor goederen dan wel (bij twee van de drie brandstichtingen) levensgevaar voor anderen is ontstaan. Dit zijn zeer ernstige strafbare feiten. Brandstichting betreft een (potentieel) bijzonder destructief en gevaarzettend feit, waarbij voor goederen en/of personen zeer gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Een brand kan snel een grote vorm aannemen en een onbeheersbaar karakter krijgen. Daarnaast kan brandstichting gevoelens van angst en onveiligheid oproepen bij anderen, leiden tot maatschappelijke onrust en aanzienlijke materiële schade tot gevolg hebben.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Tevens heeft de rechtbank bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoon van verdachte zoals naar voren komt in voornoemde Pro Justitia rapportage, alsmede het feit dat de rechtbank van oordeel is dat de feiten aan verdachte verminderd kunnen worden toegerekend. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van voornoemde reclasseringsadviezen waarin wordt geadviseerd tot oplegging van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden een aantal bijzondere voorwaarden. De geadviseerde bijzondere voorwaarden zijn een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de ernst van het bewezenverklaarde en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat oplegging aan verdachte van een gevangenisstraf voor de duur van 616 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden is. Het voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat zij zich nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit. Tevens zullen aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden.
Verdachte heeft zich onder andere schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten tweemaal een brandstichting waarbij onder meer levensgevaar voor anderen te duchten was. Gelet op voornoemde rapportages en de omstandigheden waaronder de delicten zijn begaan is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder hulp en bijstand wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank zal daarom bepalen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank ziet, mede gelet op de proeftijd die de rechtbank vaststelt op 3 jaren, geen aanleiding tot oplegging van een Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (GVM) als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf , niet zal
worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden: