ECLI:NL:RBNNE:2023:5148

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
18-280416-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging, oplichting en wapenbezit met gevangenisstraf

Op 15 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De feiten omvatten diefstal in vereniging door zich voor te doen als politieambtenaar, medeplegen van oplichting door zich voor te doen als belastinginspecteur, het voorhanden hebben van cocaïne en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank verwierp het beroep op psychische overmacht en zag geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte heeft zich in de periode van 5 maart 2022 tot en met 31 oktober 2022 schuldig gemaakt aan deze feiten, waarbij hij gebruik maakte van valse identiteiten en hoedanigheden om slachtoffers te bedriegen en goederen te stelen. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar, maar legde desondanks een aanzienlijke straf op, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/280416-22 ter terechtzitting gevoegd parketnummers 18/338607-22, 08/159092-22 en 18/096921-23.

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 15 december 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte [verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 december 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. Seker, advocaat te Enschede. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Broerse.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/338607-22
hij, op of omstreeks 5 maart 2022, te [plaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 17,77 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
parketnummer 08/159092-22
hij op of omstreeks 23 mei 2022 te [plaats] , gemeente [plaats] - [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sieraden en/of servies, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid door zich voor te doen als politie medewerker;
parketnummer 18/096921-23
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 oktober 2022 t/m 26 oktober 2022 te [plaats] en/of te [plaats] en/of te [plaats] en/of te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten (onder meer) tot afgifte van contant geld, in elk geval een geldbedrag van 14.268 euro en/of tot afgifte van een pakket ter waarde van 4788 euro en/of tot het geven van toestemming voor het investeren in cryptovaluta, door
  • zich tegenover die [slachtoffer 2] voor te doen als zijnde [naam] en/of
  • zich tegenover die [slachtoffer 2] voor te doen als belasting inspecteur van de Belastingdienst en/of
  • zich tegenover die [slachtoffer 2] voor te doen om hem te helpen met zijn schulden en/of
  • die [slachtoffer 2] voor te houden dat zijn tegoeden zouden worden bevroren waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
parketnummer 18/280416-22
hij op of omstreeks 31 oktober 2022, althans in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 oktober 2022, te [plaats] , althans in de gemeente [plaats] - [plaats] , een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Olympic, kaliber .22, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de tenlastegelegde feiten zoals vermeld in de zaken met parketnummers 18/338607-22, 08/159092-22, 18/096921-23 en 18/280416-22.
Standpunt van de verdedigingparketnummer 18/338607-22
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De aangetroffen cocaïne lag in de auto waar verdachte in zat, welke auto op naam stond van een ander dan verdachte. Verdachte ontkent dat de cocaïne aan hem toebehoorde. De raadsman heeft betoogd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte deze cocaïne opzettelijk voorhanden heeft gehad.
parketnummer 08/159092-22
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte ontkent opzet te hebben gehad op wederrechtelijke toeeigening van de weggenomen goederen. De raadsman heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat de bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit betreft.
parketnummer 18/096921-23
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte ontkent het tenlastegelegde feit te hebben begaan. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat uit het dossier niet volgt dat aangever gedwongen is tot het afgeven van geld en goederen.
parketnummer 18/280416-22
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat de bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit betreft.
Oordeel van de rechtbankparketnummer 18/338607-22
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 5 maart 2022,opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022097805 d.d. 20 april 2022, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Ik, verbalisant [verbalisant] , ben op 5 maart 2022 naar de bijrijderskant van het de lichtblauwe
Volkswagen polo met kenteken [kenteken] gelopen. Ik herkende de passagier aan de bijrijderskant als de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Ik, verbalisant, vroeg aan [verdachte] wat er in het zwarte Nike tasje zat wat op de grond lag voor de linkervoet van [verdachte] . Ik, verbalisant, zag vervolgens dat [verdachte] met zijn rechterhand in het tasje iets wegnam en dit opzettelijk probeerde te verstoppen onder een bontje dat [verdachte] op zijn schoot had liggen. Hierop heb ik, verbalisant, de vuist van [verdachte] vastgepakt die hij nog niet had geopend. Ik, verbalisant, voelde dat [verdachte] tegenstand bood tegen het openen van zijn vuist. Ik, verbalisant, heb uiteindelijk onder lichte dwang de vuist van [verdachte] geopend. Ik, verbalisant, zag dat [verdachte] een doorzichtig plastic zakje met een witte harde substantie in zijn hand had. Ik, verbalisant, vermoedde dat het hier ging om harddrugs op de Opiumlijst I, namelijk cocaïne.
2.
Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier:

Inbeslagneming

Plaats: [adres] [plaats]
Datum en tijd:5 maart 2022 te 17:05 uur

Beslagene

Achternaam: [verdachte]
Voornamen:[verdachte]

Volgnummer 1

Goednummer:PL0100-2022056785-1471746
Object:Verdovende mid (cocaïne crack)
Spoor identificatienr:AAPP6588NL
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 5 april 2022, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :

Goednummer: PL0100-2022056785-1471146

SIN:AAPP6588NL
Omschrijving:een dichtgeknoopte, kleurloze, plastic zak met daarin een open stuk kleurloos plastic met daarin een grote witte brok, brokjes en poeder.
Netto gewicht:17,77 gram

SIN Monster:AAPP7399NL

Indicatieve testen
Positief voor cocaïne
Identificerend onderzoek
NFiDENT:positief voor cocaïne
Cocaïne staat vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands
Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer
2022.04.05.031 (aanvraag 001), d.d. 5 april 2022 opgemaakt door ing. F. Wallace op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 25 van voornoemd dossier:
KenmerkAAPP7399NL

Omschrijving FOpoeder en brokjes, wit, 17,77 gram

Conclusiebevat cocaïne

De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 5 maart 2022 opzettelijk 17,77 gram cocaïne aanwezig heeft gehad. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het proces-verbaal van aanhouding opgemaakt door verbalisanten
[verbalisant] en [verbalisant] onjuistheden bevat en dat de aangetroffen cocaïne uit het zwarte Nike-tasje niet aan hem, verdachte, toebehoorde. De verdediging heeft tevens aangevoerd dat verdachte de aangetroffen cocaïne niet opzettelijk voorhanden heeft gehad. De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan de juistheid van het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal door de verbalisanten en acht de verklaring van verdachte hierover volstrekt ongeloofwaardig. Uit dit proces-verbaal volgt dat verdachte, nadat verbalisant [verbalisant] de uitlevering van drugs had gevorderd, de cocaïne uit het zwarte tasje heeft weggenomen en geprobeerd heeft dit te verstoppen. Gelet op voornoemd handelen van verdachte acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aangetroffen cocaïne opzettelijk voorhanden had.
parketnummer 08/159092-22
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
De door verdachte ter terechtzitting van 1 december 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 23 mei 2022 te [plaats] in de woning van mevrouw [slachtoffer 1] ben geweest en servies dat aan haar toebehoorde heb weggenomen.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 mei 2022, opgenomenop pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Oost-Nederland met nummer PL0600-2022227866 d.d. 28 juni 2022, inhoudend als verklaring van [naam] :
Ik doe namens het slachtoffer [slachtoffer 1] , de oma van mijn verloofde, aangifte van diefstal uit haar woning. De sieraden die oma op de vensterbank in de keuken had gelegd, een gouden trouwring van oma met de mogelijke inscriptie [naam] [geboortedatum] , een gouden ring met steentjes en een gouden
ketting, zijn weggenomen. Uit de kast in de woonkamer mist voornamelijk servies, kopjes, bordjes en dergelijke. Op de kast stonden drie Chinese porseleinen potten die ook weg zijn. Tevens missen wij de trouwring van opa.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 mei 2022,opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Maandag 23 mei 2022 was ik werkzaam als thuiszorghulpverlener bij mevrouw [slachtoffer 1] . Ik zag dat mevrouw [slachtoffer 1] , toen ik de woning binnen kwam, volledig overstuur was. Mevrouw [slachtoffer 1] vertelde mij geheel in paniek dat er net een man aan de deur was gekomen. Deze man had haar verteld dat hij van de politie/recherche was en dat hij namens de kinderen kwam om al haar waardevolle spullen mee te nemen en deze in een kluis zou bewaren in verband met de vele inbraken. Ze vertelde dat de man alle kopjes en bordjes uit de kast in de woonkamer had meegenomen. Ik ben samen met mevrouw [slachtoffer 1] naar boven gegaan, om te kijken of daar iets was weggenomen. Mevrouw [slachtoffer 1] deed het laatje van een nachtkastje open en ik hoorde haar zeggen dat de man hier ook alles had weggenomen. Ik hoorde mevrouw [slachtoffer 1] zeggen dat het gouden horloge van haar overleden zus weg was. Ik zag inderdaad een doosje voor een horloge liggen, en ik zag dat dit doosje leeg was. Mevrouw [slachtoffer 1] vertelde dat haar sieraden die op de vensterbank van de keuken lagen ook weg waren.
4.
De bijlage bij het naar wettelijk voorschrift opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juni2022, opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op maandag 23 mei 2022 heeft er een diefstal plaatsgevonden aan de [adres] te [plaats] . De verdachte deed zich voor als politiemedewerker en is binnengelaten door aangeefster. Voorafgaand en tijdens de diefstal werd de verdachte geholpen door een medeverdachte aan de telefoon. De verdachte heeft sieraden en servies weggenomen. In de woning van aangeefster is een camera geïnstalleerd.

23.mei 2022 om 02.02.34 PM

Aangeefster loopt in haar woonkamer. Ze heeft de telefoon aan haar oor en loopt door de woonkamer. Aan de andere kant van de lijn klinkt een vrouwenstem. Er wordt door de vrouwenstem gesproken over beveiliging.

23.mei 2022 om 02.12.20 PM

De vrouwenstem klinkt vanuit de telefoon. Aangeefster pakt de telefoon op en het gesprek gaat verder. De vrouwenstem vraagt iets, niet te verstaan. Aangeefster zegt dat ze overal al is geweest en dat ze haar trouwring ook niet om heeft. Ze kijkt hierbij naar haar rechterhand.

23.mei 2022 om 02.54.01 PM

Aangeefster loopt door de woonkamer met een onbekende man. Ze opent de bovenste deur van de buffetkast en vraagt aan de man of dit ook belangrijk is.

23.mei 2022 om 02.54.42 PM

Aangeefster zegt dat de man zelf maar even moet kijken wat belangrijk is. De man begint zelf lades en deurtjes van de buffetkast te openen.

23.mei 2022 om 02.55.35 PM

De man heeft iets in zijn afkomstig uit de buffetkast. Hij zegt tegen aangeefster: "ik had ook begrepen van mijn collega dat u een tasje boven had?" Aangever zegt dat dit klopt en beiden verdwijnen ze uit beeld.

23.mei 2022 om 03.16.38 PM

Aangeefster staat in de woonkamer. De man staat naast haar. De man heeft de telefoon van aangeefster in zijn hand en kijkt naar de buffetkast, waarvan het deurtje openstaat. In zijn andere hand heeft hij een wit plastic tasje. Dit tasje is gevuld.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 23 mei 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, sieraden en servies toebehorende aan [slachtoffer 1] heeft weggenomen en zich hierbij heeft voorgedaan als politiemedewerker. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij enkel servies heeft weggenomen en heeft ontkend dat hij tevens sieraden heeft weggenomen. Uit de aangifte en de verklaring van getuige [naam] volgt dat het slachtoffer direct na het incident heeft verklaard dat er naast servies ook sieraden zijn weggenomen door verdachte. Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt dat door de mededader van verdachte en het slachtoffer wordt gesproken over sieraden, namelijk over de trouwring van het slachtoffer. Ook volgt uit de beschrijving van deze camerabeelden dat verdachte en het slachtoffer samen de woonkamer verlaten om naar de bovenverdieping te gaan, waardoor zij een poosje uit beeld blijven. Wanneer zij weer in beeld verschijnen, heeft verdachte een wit tasje vast. Op grond van voornoemde omstandigheden acht de rechtbank derhalve bewezen dat verdachte naast servies ook sieraden heeft weggenomen.
Verdachte ontkent daarnaast dat hij zich heeft voorgedaan als politiemedewerker tegenover het slachtoffer. Uit de verklaring van getuige [naam] volgt dat het slachtoffer direct na het incident heeft verklaard dat er een politiemedewerker is geweest en dat deze politiemedewerker spullen van haar heeft meegenomen. De rechtbank ziet geen enkele reden te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring. Uit de camerabeelden volgt daarnaast dat door de mededader van verdachte met het slachtoffer wordt gesproken over beveiliging.
De rechtbank acht op grond van voornoemde omstandigheden bewezen dat verdachte zich ten tijde van de diefstal heeft voorgedaan als politiemedewerker.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geen opzet had op het wegnemen van de goederen. Verdachte stelt dat hij aangestuurd werd door derden en niet wist met welk doel hij het huis van het slachtoffer naar binnen ging. Verdachte heeft daarover tevens verklaard dat hij dacht dat het de bedoeling was dat de goederen een paar uren na het wegnemen daarvan weer aan het slachtoffer zouden worden teruggegeven. Verdachte heeft het voorgaande niet aannemelijk gemaakt en de rechtbank acht deze verklaring van verdachte volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank acht het ten laste gelegde opzet op wederrechtelijke toe-eigening van de weggenomen goederen derhalve bewezen. De rechtbank is tevens van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte(n), die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank ook het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
parketnummer 18/096921-23
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 november 2022, opgenomen op pagina 10 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022284123 d.d. 9 maart 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :

Op maandag 10 oktober [2022] werd ik gebeld door een vrouw die zich voorstelde als [naam] . Zij zei tegen mij dat ik een belastingschuld van 24.000,00 zou hebben en dat de Belastingdienst vorderingen op mijn tegoeden zou hebben. Ik hoorde dat ze zei dat het beter zou zijn dat er een belastinginspecteur langs zou komen voor fiscale hulp, dit naar aanleiding van controle op de toeslagenaffaire.
Op woensdag 12 oktober 2022 omstreeks 10.00 uur kwam de heer [naam] langs. Ik zag dit een man was. Hij was getint, slank, ongeveer 28 jaar en had lange dunne benen. Ik heb de man binnen gelaten en hij stelde zich voor als iemand die namens de Belastingdienst de toeslagenaffaire in behandeling heeft. Hij kwam langs om mij te helpen met de schulden. Ik heb de man de papieren laten zien die door een man van de ANBO waren ingevuld. Ik had namelijk aan de vrouw aan de telefoon verteld dat ik belastingpapieren had laten invullen door iemand van de ANBO. De man heeft foto's gemaakt van deze papieren. Daarop stond onder andere mijn burgerservicenummer, jaaropgave en telefoonnummer. De man heeft op 12 oktober al 13.000,00 overgeheveld van mijn spaarrekening [rekeningnummer] naar betaalrekening [rekeningnummer] . Ik heb toen niet ingelogd in mijn bankgegevens, en het is mij dus een raadsel hoe dit is gebeurd. Woensdag 12 oktober 2022 is er 10.000,00 bijgeschreven naar betaalrekening
[rekeningnummer] . Op woensdag 12 oktober 2022 zie ik op mijn afschrift diverse af- en bij boekingen naar Blockchain en Coinbase met Landcode EE, dit is vermoedelijk Estland.
Op 13 oktober 2022 heeft de heer [naam] een briefje gemaakt waarvoor ik hem toestemming geef om bij Blockchain en Coinbase Trading bitcoins te kopen inclusief handtekening op een kladje. Hier heeft hij een foto van genomen. Ik heb zelf op 13 oktober 5.100,00 gepind in [plaats] en overgedragen aan de heer [naam] . Hij heeft bij mij thuis op mij gewacht en daar heb ik hem het geld gegeven.
Op 14 oktober 2022 ben ik met de heer [naam] naar de [winkel] in [plaats] geweest. Ik moest van hem een pakket afhalen met blijkbaar hardware en ik heb daar 4.788,00 betaald per pin, en ik heb het pakket aan de heer [naam] gegeven. Ik moest hem toen afzetten bij het station in [plaats] , waar ze het kantoor zouden hebben van de Belastingdienst en de hardware op mij zou worden aan gepast omdat ik verouderde software zou hebben. Ik hoorde dat [naam] tegen mij zei dat er nog steeds dreiging was dat mijn tegoeden zouden worden bevroren.
Op 17 oktober 2022 ben ik gebeld door de medewerkster dat ik naar het grenswisselkantoor moest gaan in
[plaats] . Ik moest daar Britse ponden opnemen. Ik ben daar heen gegaan en ik heb daar ponden opgenomen. Ik kan op mijn afschrift zien dat dit een bedrag was van 2588,84. Ik had met [naam] afgesproken maar die kwam niet. Ik zag dat er een meisje bij mijn auto kwam en die kwam naast mijn auto staan. Ze liep om en ging naast mij in de auto zitten. Ik had toen de medewerkster nog aan de lijn. Ik heb dit geld aan dit meisje gegeven en ze is weer uitgestapt. Ik hoorde dat dit meisje toen nog tegen mij zei dat het pakje in goede orde was ontvangen.
Op 18 oktober 2022 rond 15.00 uur kwam [naam] weer naar mijn huis. Ik hoorde dat [naam] het weer over de belastingschuld had. Ik had die vrouw ook al weer aan de telefoon gehad. Ik hoorde dat ze zei dat [naam] weer bij mij langs zou komen. Ik ben toen met [naam] naar het casino in [plaats] gereden. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat ik naar binnen moest gaan en dan binnen moest pinnen. Wij werden daar aangesproken door de medewerker. Wij moesten ons legitimeren. We zijn toen samen naar het pinapparaat gelopen en [naam] bleef ongeveer 3 meter achter mij staan. Ik heb daar toen 2 x 400,00 gepind. Ik hoorde dat [naam] tegen mij zei dat ik nogmaals een bedrag van 400,00 moest pinnen, dit heb ik gedaan.
Op 19 oktober 2022 stond [naam] weer bij mij voor de deur in [plaats] . Ik hoorde dat hij zei dat we weer naar het casino moesten. Ik ben toen met hem naar het casino in [plaats] gereden. Ik ben daar met [naam] naar binnen gegaan en we moesten ons legitimeren bij een medewerker. Ik ben naar boven gegaan met [naam] en naar het pinapparaat gelopen ik heb daar 2 keer gepind voor 300,00, en heb een derde keer gepind voor 150,00. Ik heb dit geld ook weer aan hem gegeven.
Op 20 oktober 2022 omstreeks 09.30 uur kwam [naam] ineens weer bij mij aan de deur. Ik hoorde dat hij zei dat we weer naar het casino in [plaats] moesten. Hier werden we geweigerd. Ik ben toen met hem naar de geldmaat in [plaats] gereden aan de [adres] 2. Ik heb daar 2 keer gepind, te weten 600,00 en 650,00. Ik heb dit geld aan hem gegeven.
Ik heb ook veel telefonische gesprekken gehad met de medewerkster die zich voorstelde als [naam] , en ik hoorde dat ze mij ook vroeg of ik een creditcard had. Ik hoorde dat ze zei dat wanneer [naam] er zou zijn dat ik de creditcard moest klaarleggen, zodat [naam] deze kon fotograferen. Ik hoorde dat ze mij ook instructies gaf over wat ik moest pinnen wat ik op 13 oktober 2022 heb gedaan. Ik hoorde dat [naam] steeds tegen mij zei dat hij mijn belastingdeskundige was en dat de hardware daarop zou worden aangepast. Ik hoorde dat hij zei dat ze daar mee bezig waren.
Op 25 oktober 2022 stond [naam] weer onverwachts bij mij voor de deur. Ik heb hem weer binnengelaten, en in huis vroeg hij naar mijn burgerservicenummer omdat hij mijn belastingformulier wou invullen. Ik hoorde dat hij zei dat dit op mijn pinpas zou staan. Ik heb hem toen mijn pinpas gegeven en ik zag dat hij een ander kaartje op mijn pinpas legde op de chip. Ik zag dat hij het kaartje wat er in zat eruit haalde. Ik zag dat hij toen dat hij een kaart terug stopte in de houder van de bankpas. Ik ben naar de [winkel] gelopen om boodschappen te doen. Ik zag dat hij mij even later belde en ik hoorde dat hij zei: ik heb je pinpas in de brievenbus gedaan. Ik zag later op mijn afschrift dat er die dag 25 oktober 2022 5 keer was gepind bij de Geldmaat in [plaats] aan de [adres] . Ik zag dat er de volgende bedragen waren gepind:
750,00, 750,00, 750,00, 750,00 en 680,00.
Ik ontving in mijn dienstemail de volgende informatie van [winkel] :
FACTUUR.
[winkel] B.V.
[slachtoffer 2]
[adres]
[plaats]
Factuurnummer: 432466104
Klantnummer: 26214126
Factuurdatum: 14 oktober 2022
Ordernummer: 67023276
Orderdatum: 14 oktober 2022
Artikel
Apple iPhone 14 128GB Midnight + MagSafe OplaadpakketPrijs1.089,00 E
Apple MacBook Pro 163.699,00 E
Exclusief BTW 3.957,02 E
BTW 21% 830,98 E
Totaal 4.788,00 E
Meastro op 17 oktober 2022 4.788,00 E
Aangever is onder andere op 18 oktober 2022 met de man bij het casino in [plaats] geweest. In het casino bleek een discussie te zijn ontstaan tussen de mannen en het personeel waarop de mannen zich dienden te legitimeren.
Middels een vordering 126NC heb ik, verbalisant [verbalisant] , de identificerende gegevens opgevraagd van deze mannen.
Van het casino ontving ik de volgende informatie:
[slachtoffer 2] [geboortedatum] 1957
[verdachte] [geboortedatum] 2001
Op 3 november 2022 heb ik, verbalisant [verbalisant] een vordering 126NC gestuurd naar [bedrijf] alwaar een bestelling was geplaatst welk middels iDeal was betaald via de rekening van aangever. Van [bedrijf] ontving ik de informatie dat de bestelling bezorgd moest worden op het volgende adres: [adres]
[plaats]
31620221590
Uit onderzoek in BVI bleken er meerdere personen ingeschreven te staan op bovengenoemd adres. Een van deze personen betreft [verdachte] , geboren [geboortedatum] 2001.
Naar aanleiding van de aangifte ter zake oplichting heb ik middels een vordering 126NC de identificerende gegevens opgevraagd van de persoon die op 30 oktober 2022 om 18:00 een bestelling heeft geplaatst bij [bedrijf] . Deze bestelling is via iDeal betaald vanaf de rekening van aangever.
Ik ontving van [bedrijf] de volgende informatie:
Klant: khh
[adres]
[plaats]
31620221590
Op vrijdag 31 maart 2023 deed ik, verbalisant [verbalisant] , onderzoek naar de geleverde camerabeelden in deze zaak welke waren opgevraagd naar aanleiding van de verklaring van de aangever in combinatie met zijn pintransacties.
Op 18 oktober 2022, conform de verklaring van de aangever en het transactieoverzicht, is de aangever met de verdachte naar het Casino in [plaats] geweest. Hier is gepind en men is vertrokken. Uit de beelden blijkt dat de aangever, zoals hij zelf ook verklaarde, niet alleen was.
Op 19 oktober 2022, conform de verklaring van de aangever en het transactieoverzicht, is de aangever met de verdachte naar het Casino in [plaats] geweest. Hier is gepind en zijn ze gecontroleerd. Dit omdat ze niet echt speelden maar slechts geld opnamen. Op beelden is te zien dat de aangever met de verdachte voor hem uit lopend het Casino binnen gaat. Voorts is op de camerabeelden te zien dat de aangever en de verdachte aan een controle worden onderworpen.
Op 25 oktober 2022 zijn er zoals dit op het transactieoverzicht van de aangever te zien is, opnames gedaan bij een Geldmaat. Uit de verklaring van de aangever blijkt dat in de loop van de dag contact tussen de verdachte en hem is waarin wordt aangegeven dat de pinpas van de aangever in de brievenbus is gedeponeerd. Uit de camerabeelden blijkt dat een persoon is wezen pinnen en uit de beelden blijkt dat deze persoon alleen was. De jas van deze persoon komt wel overeen met de jas die de verdachte droeg toen hij met de aangever het Casino te [plaats] betrad.
7.
Date: 13-10-2022
19.252.49 Eur [slachtoffer 2]
I authorize Blockchain.com that I want my pending withdrawls from the trading account to be approved.
Rekeningafschrift Rabo BasisRekening
[slachtoffer 2]
Datum afschrift 21-10-2022
DatumOmschrijvingMutaties af (debet) Mutaties bij (credit)
12-10[rekeningnummer] Coinbase 0,01
Ireland Ltd
12-10[rekeningnummer] Coinbase0,01
Ireland Limited
12-10[rekeningnummer] LHV3.000,00
12-10[rekeningnummer]3.000,00
Blockchain Access UK Ltd
12-10[rekeningnummer] LHV3.000,00
12-10[rekeningnummer] LHV14.000,00
10[rekeningnummer]3.000,00
Blockchain Access UK Ltd
12-10 [rekeningnummer]14.000,00
Blockchain Access UK Ltd
12-10[rekeningnummer]100,00
Coinbase Ireland Ltd
10[rekeningnummer]100,00
Coinbase Ireland Limited
13-10 [rekeningnummer] LHV500,00
10[rekeningnummer] Coinbase500,00
13-10[rekeningnummer] Coinbase 500,00
13-10[rekeningnummer]500,00
Blockchain Access UK Ltd
17-10[rekeningnummer] PPRO500,00
PAYMENT SERVICES SA
COINBASE
17-10[rekeningnummer] PPRO 500,00
PAYMENT SERVICES SA
COINBASE
Blockchain Access UK en Coinbase Ireland Limited
Door verdachte zijn verschillende bij- en afschrijvingen gedaan bij Blockchain Access UK en Coinbase Ireland Limited.
Blockchain Access UK 12-10-2022 3.000,00
Blockchain Access UK 12-10-2022 14.000,00
Coinbase Ireland Limited 12-10-2022 100,00 Coinbase Ireland Limited 12-10-2022 100,00 Coinbase Ireland Limited 13-10-2022 500,00
Coinbase Ireland Limited 13-10-2022 500,00
Blockchain Access UK 13-10-2022 500,00
Coinbase Ireland Limited 17-10-2022 500,00
Coinbase Ireland Limited 17-10-2022 500,00

Totaal 1100,00 18600,00

Uit de verschíllende af- en bijschrijvingen is te zien dat er geschoven is met geld bij Blockchain Access UK en bij Coinbase Ireland Limited. Er is in totaal 1100,00 van de rekening van benadeelde afgeschreven door Blockchain Access UK en Coinbase Ireland Limited en er is vervolgens 18.600,00
weer bijgeschreven. Dit betekent dat er in totaal 17.500,00 bijgeschreven is op de rekening van benadeelde.
Overboekingen
Er zijn op verschillende data overboekingen gedaan naar verschillende bankrekeningen bij de LHV Bank. Benadeelde heeft deze overboekingen niet gedaan en weet ook niet van wie deze bankrekening is. Op 12 oktober 2022 zijn de volgende overboekingen gedaan:
  • 3.000,00 naar bankrekeningnummer [rekeningnummer]
  • 14.000,00 naar bankrekeningnummer [rekeningnummer]
Op 13 oktober 2022 is de volgende overboeking gedaan:
500,00 naar bankrekeningnummer [rekeningnummer]
In totaal is er een bedrag van 17.500,00 overgeboekt naar deze rekeningnummers.
Rekeningafschrift Rabo BasisRekening
[slachtoffer 2]
Datum afschrift 21-10-2022
DatumOmschrijvingMutaties af (debet)
13-10Geldmaat [adres] [plaats]600,00
Geldautomaat 15:48 pasnr. 031
13-10Geldmaat [adres] 2 [plaats]650,00
Geldautomaat 15:49 pasnr. 031
13-10Geldmaat [adres] 2 [plaats]700,00
Geldautomaat 16:23 pasnr. 031
13-10Geldmaat [adres] 2 [plaats]700,00
Geldautomaat 16:25 pasnr. 031
13-10Geldmaat [adres] 2 [plaats]600,00
Geldautomaat 16:26 pasnr. 031
13-10Geldmaat [adres] 2 [plaats]650,00
Geldautomaat 16:29 pasnr. 031
13-10Geldmaat [adres] 2 [plaats]600,00
Geldautomaat 16:30 pasnr. 031
13-10Geldmaat [adres] 2 [plaats]500,00
Geldautomaat 16:40 pasnr. 031
18-10Pintransactie [plaats] 400,00
Betaalautomaat 18:00 pasnr. 031
18-10Pintransactie [plaats] 400,00
Betaalautomaat 18:02 pasnr. 031
18-10Pintransactie [plaats] 400,00
Betaalautomaat 18:13 pasnr. 031
19-10Geldopname [plaats] 300,00
Betaalautomaat 15:16 pasnr. 031
19-10Geldopname [plaats] 300,00
Betaalautomaat 15:16 pasnr. 031
19-10Geldopname [plaats] 150,00
Betaalautomaat 15:19 pasnr. 031
20-10Geldmaat [adres] 2 [plaats]600,00
Geldautomaat 12:39 pasnr. 031
20-10Geldmaat [adres] 2 [plaats]650,00
Geldautomaat 12:39 pasnr. 031
Rekeningafschrift Rabo BasisRekening
[slachtoffer 2]
Datum afschrift 04-11-2022 DatumOmschrijvingMutaties af (debet)
25-10Geldmaat [adres] 2 [plaats]750,00
Geldautomaat 13:21 pasnr. 031
25-10Geldmaat [adres] 2 [plaats]750,00
Geldautomaat 13:22 pasnr. 031
25-10Geldmaat [adres] 2 [plaats]750,00
Geldautomaat 13:23 pasnr. 031
25-10Geldmaat [adres] 2 [plaats]750,00
Geldautomaat 13:24 pasnr. 031
25-10Geldmaat [adres] 2 [plaats]680,00
Geldautomaat 13:25 pasnr. 031
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 10 oktober 2022 tot en met 26 oktober 2022, tezamen met een of meer anderen, meermalen [slachtoffer 2] heeft opgelicht. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft voorgedaan als [naam] , belastinginspecteur. Aan [slachtoffer 2] is voorgehouden dat hij een belastingschuld had en dat verdachte hem zou helpen met deze belastingschuld. Verdachte en zijn medeverdachte hebben hierbij telkens aangegeven dat wanneer voornoemde [slachtoffer 2] niet zou meewerken, zijn tegoeden zouden worden bevroren. Verdachte ontkent dat hij degene is die zich heeft voorgedaan als [naam] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat, op de momenten waarop hij te zien is met [slachtoffer 2] in het casino, hij voornoemde [slachtoffer 2] toevallig was tegengekomen. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte volstrekt ongeloofwaardig. Uit de aangifte volgt dat een persoon genaamd [naam] meermalen met slachtoffer [slachtoffer 2] op pad is geweest om geld te pinnen, onder andere in het casino. Op 18 oktober 2022 hebben zij zich moeten legitimeren bij het casino. Uit het dossier volgt dat de personen die zich toen aldaar hebben gelegitimeerd [slachtoffer 2] ( [geboortedatum] 1957) en [verdachte] ( [geboortedatum] 2001) zijn. Uit de aangifte volgt dat voornoemde [slachtoffer 2] deze [verdachte] kent als [naam] , de belastinginspecteur. Uit bestellingen gedaan bij [bedrijf] vanaf de rekening van aangever volgt bovendien dat deze bestellingen bezorgd werden op het adres waar verdachte stond ingeschreven. De overtuiging van de rechtbank dat verdachte degene is die zich heeft voorgedaan als [naam] wordt tevens versterkt door het feit dat het contact dat wordt gezocht door [naam] met het slachtoffer stopt op 31 oktober 2022. Dit is de dag waarop verdachte wordt aangehouden voor verboden vuurwapenbezit. Verdachte kon vanaf dat moment dus geen contact meer zoeken met [slachtoffer 2] .
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld. Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen.
Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang.
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier vast dat door verdachte en zijn medeverdachte(n) over een periode van ruim twee weken bijna dagelijks contact is gezocht met het slachtoffer. Er is meermalen gebeld met het slachtoffer over zijn zogenaamde belastingschuld en verdachte, die zich voordeed als belastinginspecteur, is in deze periode meermalen bij het slachtoffer thuis geweest. Verdachte heeft zich voorgedaan als een medewerker van de Belastingdienst die het slachtoffer zou helpen met zijn belastingschuld. Hierbij werd telkens aangegeven dat, wanneer het slachtoffer niet zou meewerken, de kans bestond dat zijn tegoeden zouden worden bevroren. Verdachte en zijn medeverdachte(n) hebben op zeer geraffineerde en kennelijk geloofwaardige wijze vertrouwen gewekt bij het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het aannemen van een valse naam en het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels bij het slachtoffer een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen waardoor deze is bewogen tot afgifte van contant geld, tot afgifte van een pakket ter waarde van 4.788,00 en tot het geven van toestemming voor het investeren in cryptovaluta. Op grond van hetgeen uit voornoemde bewijsmiddelen volgt en hetgeen de rechtbank heeft overwogen oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewust samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte(n) die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 december 2023;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 november 2022,opgenomen op pagina 27 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022287488 d.d. 15 november 2022, inhoudend het relaas van verbalisant
[verbalisant] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen, opgenomen op pagina 37
e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 5 maart 2022 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad 17,77 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
hij op 23 mei 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, sieraden en servies, die geheel aan [slachtoffer 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid door zich voor te doen als politiemedewerker. hij in de periode van 10 oktober 2022 t/m 26 oktober 2022 te [plaats] , [plaats] , [plaats] en [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten tot afgifte van contant geld, tot afgifte van een pakket ter waarde van 4788 euro en tot het geven van toestemming voor het investeren in cryptovaluta, door
  • zich tegenover die [slachtoffer 2] voor te doen als zijnde [naam] en
  • zich tegenover die [slachtoffer 2] voor te doen als belastinginspecteur van de Belastingdienst en
  • zich tegenover die [slachtoffer 2] voor te doen om hem te helpen met zijn schulden en
  • die [slachtoffer 2] voor te houden dat zijn tegoeden zouden worden bevroren waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte. hij in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 oktober 2022, te [plaats] , een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Olympic, kaliber .22, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid.
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is ten aanzien van het onder parketnummers 08/159092-22 en
18/096921-23 ten laste gelegde een beroep gedaan op psychische overmacht. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte deze feiten heeft begaan wegens meerdere bedreigingen richting hemzelf en zijn familie, welke dreigementen dusdanig ernstig waren dat verdachte geen andere keuze had dan het begaan van de strafbare feiten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van een geslaagd beroep op psychische overmacht geen sprake kan zijn.
Oordeel van de rechtbank
Door de verdediging is een beroep gedaan op psychische overmacht. Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. De rechtbank verwerpt het beroep op psychische overmacht, omdat door de verdediging niet concreet is gemaakt en tevens niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is betoogd dat de feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische Pro Justitia onderzoeksrapportage van 23 mei 2023, opgemaakt door drs. D. Breuker (forensisch GZ-psycholoog). Deze rapportage is opgemaakt met betrekking tot het ten laste gelegde onder parketnummer 18/280416-22.
De conclusie van de rapportage luidt, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een complexe combinatie aan stoornissen en beperkingen, bestaande uit een andere gespecificeerde psychotrauma- of stressor gerelateerde stoornis, zwakbegaafdheid, een steeds opspelende gestoorde hechtingsrelatie met ouders (reactieve hechtenisstoornis), een zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis en een matige tot ernstige verslaving aan drugs, in remissie sinds de aanhouding. Verdachte is verhoogd kwetsbaar en onvoldoende in staat om voor zichzelf te zorgen. Er wordt een verband aanwezig geacht tussen de stoornissen en het plegen van het tenlastegelegde feit. De deskundige adviseert verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met de conclusie in de Pro Justitia rapportage verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte niet enkel ten aanzien van het tenlastegelegde onder parketnummer 18/280416-22 verminderd toerekeningsvatbaar, maar acht verdachte tevens verminderd toerekeningsvatbaar voor hetgeen ten laste is gelegd onder parketnummers 18/338607-22, 08/159092-22 en 18/096921-23.
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu geen sprake is van volledige ontoerekeningsvatbaarheid en er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich verzet tegen toepassing van het jeugdstrafrecht. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van parketnummers 18/338607-22, 08/159092-22, 18/096921-23 en 18/280416-22 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering in het reclasseringsadvies van 20 oktober 2023.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om toepassing van het jeugdstrafrecht. De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en voor oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering in het reclasseringsadvies van 20 oktober 2023.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte opgemaakte rapportages (de Pro Justitia rapportage van 23 mei 2023 en de opgemaakte reclasseringsadviezen omtrent verdachte), het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal strafbare feiten, te weten het opzettelijk voorhanden hebben van cocaïne, diefstal in vereniging door middel van een valse naam en valse hoedanigheid, medeplegen van oplichting en het opzettelijk voorhanden hebben van een vuurwapen. Dit zijn ernstige strafbare feiten. Verdachte heeft sieraden en servies van een mevrouw op leeftijd weggenomen, door zich voor te doen als een politieagent die haar waardevolle spullen veilig zou stellen.
Tevens heeft verdachte een man opgelicht door zich voor te doen als een belastinginspecteur, die het slachtoffer zou helpen met zijn zogenaamde belastingschuld. Verdachte heeft door op deze wijze te handelen enkel gedacht aan zijn eigen geldelijk gewin en bovendien een ernstige inbreuk gemaakt op het vertrouwen van deze beide slachtoffers in de medemens. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. Daarnaast heeft verdachte opzettelijk cocaïne voorhanden gehad. Het gebruik van harddrugs, waaronder cocaïne, is zeer schadelijk voor de gezondheid van personen. Verdachte heeft met het bezit van cocaïne tevens een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit en alle daarmee gepaard gaande gevaren voor de openbare orde en de maatschappelijke veiligheid. Tot slot heeft verdachte een periode van ongeveer drie maanden een vuurwapen voorhanden gehad. De rechtbank acht dit tevens een ernstig strafbaar feit waartegen krachtig dient te worden opgetreden. Het gevaar van het voorhanden hebben van een dergelijk wapen bestaat eruit dat het vuurwapen daadwerkelijk kan worden gebruikt. Het voorhanden hebben van een vuurwapen is derhalve bijzonder gevaarzettend. Het bezit van een vuurwapen zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank neemt bij de strafoplegging tevens in aanmerking dat verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Het vorenstaande rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een langere duur rechtvaardigen.
De rechtbank ziet geen aanleiding tot toepassing van het jeugdstrafrecht en zal derhalve het meerderjarigenstrafrecht toepassen. De rechtbank overweegt hiertoe dat de verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten 20 en 21 jaar was, zodat in beginsel het reguliere
(meerderjarigen)strafrecht van toepassing is. Dit wordt gerechtvaardigd door de aard en ernst van de feiten, terwijl hetgeen over de huidige persoonlijkheid van de verdachte bekend is daartoe ook aanleiding geeft. De reclassering schrijft in haar advies dat er geen zwaarwegende contra-indicaties zijn om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. De rechtbank overweegt hieromtrent dat het uitgangspunt is dat het meerderjarigenstrafrecht van toepassing is, tenzij er indicaties zijn tot toepassing van het jeugdstrafrecht. Van indicaties tot toepassing van het jeugdstrafrecht is de rechtbank niet gebleken. Verdachte is zeer zelfstandig en gaat (op dit moment) niet naar school. Tevens heeft verdachte ter terechtzitting niet de indruk gewekt gebaat te zijn bij pedagogische ondersteuning. De rechtbank ziet al met al onvoldoende aanleiding om van het uitgangspunt dat verdachte volgens het reguliere
(meerderjarigen)strafrecht wordt veroordeeld, af te wijken. De rechtbank zal derhalve geen toepassing geven aan het bepaalde in artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoon van verdachte zoals naar voren komt in voornoemde Pro Justitia rapportage, en voorts met de omstandigheid dat de feiten aan verdachte verminderd worden toegerekend. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het advies van de reclassering van 20 oktober 2023 waarin wordt geadviseerd tot oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden een aantal bijzondere voorwaarden. De geadviseerde bijzondere voorwaarden zijn een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijk opvang, dagbesteding, meewerken aan middelencontrole en ambulante begeleiding.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de ernst van het bewezenverklaarde en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat conform de eis van de officier van justitie oplegging aan verdachte van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden is. Het voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat hij zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Tevens zullen aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen goederen, te weten een revolver, 5 patronen en 1 stuk munitie worden verbeurd verklaard. De officier van justitie heeft gevorderd dat de 17,77 gram inbeslaggenomen cocaïne wordt onttrokken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de voornoemde inbeslaggenomen goederen. De raadsman heeft de rechtbank verzocht tevens een beslissing te nemen over twee bij verdachte inbeslaggenomen telefoons, nu niet uit het dossier blijkt dat deze aan verdachte zijn teruggegeven.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de inbeslaggenomen goederen, te weten een revolver, 5 patronen, 1 stuk munitie en 17,77 gram cocaïne vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu de bewezenverklaarde feiten met betrekking tot deze goederen zijn begaan en deze goederen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Met betrekking tot de inbeslaggenomen telefoons overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet blijkt dat hier nog beslag op rust. De telefoons zijn niet genoemd op een beslaglijst. De rechtbank zal derhalve geen beslissing nemen over deze goederen.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 400,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij nietontvankelijk dient te worden verklaard, nu deze niet is onderbouwd. De officier van justitie heeft oplegging gevorderd aan verdachte van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van 500,00 ten behoeve van [slachtoffer 1] , vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu deze niet is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte, zoals gevorderd door de officier van justitie.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 19.256,84 ter vergoeding van materiële schade en 750,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag ter vergoeding van materiële schade en immateriële schade dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. De hoogte van de vordering is niet betwist door de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte en diens raadsman is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 26 oktober 2022.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte(n) deze al heeft/hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36c, 36f, 47, 57, 311 en 326 van het Wetboek van
Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder parketnummers 18/338607-22, 08/159092-22, 18/096921-23 en 18/280416-22 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Veroordeelde meldt zich na uitnodiging bij Reclassering Nederland ( [adres] [plaats] , telefoonnummer[nummer] ) op de door de reclassering aangegeven dag, tijd en plaats, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Binnen het toezicht volgt veroordeelde de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waarvoor veroordeelde zich inzet deze te behalen. De reclassering heeft de mogelijkheid om huisbezoeken af te leggen.
Veroordeelde werkt mee aan het opstellen van een delictanalyse en aan behandeling, gericht op destoornissen en problematiek die door het NIFP is vastgesteld, door de AFPN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Indien de reclassering dit noodzakelijk acht verblijft veroordeelde in een instelling voor beschermdwonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Indien de reclassering dit noodzakelijk acht, werkt veroordeelde mee aan ambulante (woon)begeleidingdoor een instantie voor ambulante woonbegeleiding, met als doel ondersteuning op de verschillende leefgebieden, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzing die de instantie geeft voor de begeleiding.
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/ofvrijetijdsbesteding of het volgen van een opleiding, met een vaste structuur.
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik tebeheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle.
De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een ofmeer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen. Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
de in beslag genomen goederen, te weten een revolver, 5
patronen, 1 stuk munitie en 17,77 gram cocaïne.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 1] haar eigen proceskosten draagt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 20.006,84 (zegge: twintigduizendzes euro en vierentachtig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 20.006,84 (zegge: twintigduizendzes euro en vierentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 19.256,84 aan materiële schade en 750,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 135 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter, mr. H.M. Lenting en
mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Nijmeijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 december 2023.