Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op: primair:aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en een beroepsverbod van tweeënhalf jaar. Ter onderbouwing van het gevorderde beroepsverbod heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat verdachte verschillende zaken niet op orde had op zijn schip, zoals verlopen veiligheidscertificaten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat in het geval van een bewezenverklaring een gevangenisstraf en een beroepsverbod geen passende sancties zijn. Hij heeft verwezen naar vergelijkbare zaken waarin taakstraffen zijn opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan dood door schuld. Hij heeft als schipper van een oud zeilschip nagelaten de giek voldoende te controleren en de tuigage tijdig te laten keuren. Verdachte is toch met het schip gaan varen. Op 31 augustus 2022 waren schoolkinderen en hun begeleiders aan boord. Die dag vond er een ongeluk plaats met vreselijke gevolgen. Tijdens het zeilen brak de giek omdat er houtrot in zat. Een deel van de giek viel op het slachtoffer. Het slachtoffer, een scholiere van 12 jaar oud, is ter plaatse overleden. Verdachte heeft als schipper van een charterschip een zeer grote verantwoordelijkheid. Hij moet ervoor zorgen dat zijn gasten veilig aan boord kunnen verblijven. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij nalatig heeft gehandeld. Door deze nalatigheid is de giek gebroken en het slachtoffer overleden.
Door het ongeluk is onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden. Uit de indringende slachtofferverklaringen van de nabestaanden blijkt hoe veel pijn en verdriet zij ervaren. Er is een grote leegte ontstaan en het gemis is onbeschrijfelijk zwaar. De rechtbank begrijpt dat geen enkele straf recht zal doen aan het leed en het verdriet dat het verlies met zich meebrengt.
Vast staat dat verdachte het ongeluk absoluut niet heeft gewild. De rechtbank heeft oog voor het feit dat het ongeluk grote impact heeft gehad en nog heeft op het leven van verdachte. Hij ondervindt nog steeds psychische gevolgen en volgt een behandeling bij een traumapsycholoog.
Verdachte is niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat dit een soortgelijk culpoos delict betreft. De oriëntatiepunten adviseren in geval van het veroorzaken van een verkeersongeval met de dood als gevolg, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld, een forse taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid.
De rechtbank heeft daarnaast gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
De rechtbank is anders dan officier van justitie van oordeel dat verdachte niet grovelijk maar in aanmerkelijke mate nalatig heeft gehandeld. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank een taakstraf een meer passende afdoening. De rechtbank zal daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om daarmee de ernst van het feit uit te drukken.
De officier van justitie heeft tevens een beroepsverbod gevorderd. Een beroepsverbod is een zwaarwegende sanctie en strekt ertoe om te voorkomen dat een veroordeelde in de specifieke context waarin het delict is begaan opnieuw de fout in zal gaan. In dit verband is het van belang dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit en dat niet is gebleken dat er eerder ongelukken zijn gebeurd op zijn schip. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat verdachte de giek heeft vervangen door een verlijmde giek waarbij de kans op windscheuren nihil is. De rechtbank acht het [naam] dat verdachte zich in zijn hoedanigheid als schipper nogmaals zal schuldig maken aan een strafbaar feit zeer klein. De rechtbank zal daarom geen beroepsverbod opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 150 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 307 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf voor de duur van 150 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 uur zal worden toegepast.
een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. K. Bunk, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 december 2023.