In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 december 2023 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen een veroordeelde, geboren in 1995. De officier van justitie had op 20 januari 2023 gevorderd dat de rechtbank het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 128.861,46, maar de rechtbank heeft uiteindelijk het bedrag vastgesteld op € 6.900,00. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 4.985,00 aan de staat. De behandeling vond plaats op 28 november 2023, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.J. Jager. De officier van justitie, mr. D.P. Menting, had gevorderd dat de veroordeelde zou worden veroordeeld tot betaling van het geschatte voordeel van € 86.546,46, maar de rechtbank heeft de verklaring van de veroordeelde als uitgangspunt genomen voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich gedurende 46 dagen schuldig heeft gemaakt aan de verkoop en aflevering van heroïne en cocaïne. De totale opbrengst werd berekend op € 6.900,00, zonder dat er kosten in rekening werden gebracht. De rechtbank heeft de verbeurdverklaarde goederen, waaronder een geldbedrag van € 915,00 en de waarde van een Moose Knuckles jas van € 1.000,00, in mindering gebracht op de betalingsverplichting. De rechtbank heeft de betalingsverplichting vastgesteld op € 4.985,00, en de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 99 dagen.