ECLI:NL:RBNNE:2023:5128

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
18-269735-22 ontn.
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsbeslissing inzake wederrechtelijk verkregen voordeel in drugszaken

Op 12 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een ontnemingsbeslissing genomen in de zaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij de handel in harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde € 6.900,00 bedraagt. De officier van justitie had eerder gevorderd dat dit bedrag op € 128.861,46 zou worden vastgesteld, maar de rechtbank volgde de verdediging in hun standpunt dat het voordeel lager moest worden vastgesteld. De verdediging stelde dat de ontnemingsperiode slechts 46 dagen besloeg, van 30 september 2022 tot en met 15 november 2022, en dat de veroordeelde in die periode € 150,00 per dag verdiende aan de drugshandel. De rechtbank heeft de verklaring van de veroordeelde als geloofwaardig beschouwd en heeft de totale opbrengst berekend op € 6.900,00, zonder dat er kosten in rekening zijn gebracht. De rechtbank heeft de veroordeelde verplicht om dit bedrag aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Tevens is de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 138 dagen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-269735-22
Beslissing van de meervoudige strafkamer d.d. 12 december 2023 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde]

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] , wonende [adres] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 20 januari 2023 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr), wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van 128.861,46 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18-269735-22 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 28 november 2023, waarbij veroordeelde is verschenen, bijgestaan door mr. L.E. Buiting, advocaat te Gouda.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. D.P. Menting, heeft gevorderd dat veroordeelde zal worden veroordeeld tot betaling aan de Staat van het voordeel, dat door de officier van justitie wordt geschat op 86.546,46. Hierbij is de officier van justitie uitgegaan van de gehele ten laste gelegde periode minus de dag dat veroordeelde is aangehouden (17 mei 2022 tot 15 november 2022, omgerekend 182 dagen). Voor wat betreft de berekening van de totale winst aan heroïne heeft de officier van justitie het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 16 november 2022 (verder: het Rapport) als uitgangspunt genomen.
Anders dan in het Rapport staat beschreven stelt de officier van justitie zich evenals de raadsman op het standpunt dat de winst van een bolletje cocaïne moet worden vastgesteld op een lager bedrag.
Op grond van artikel 36e, zevende lid, Sr, vordert de officier van justitie dat de betalingsverplichting pondspondsgewijs wordt opgelegd, te weten 43.273,23.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft primair bepleit dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden vastgesteld op een bedrag van 6.900,00. Door de raadsman is bepleit dat slechts een kortere dealperiode, vanaf 30 september 2022 tot en met 15 november 2022, wettig en overtuigend bewezen kan worden. Voor de vaststelling van de ontnemingsperiode dient de laatste dag buiten beschouwing te blijven, omdat veroordeelde op 15 november 2022 in de vroege ochtend is aangehouden. Gelet op het voorgaande bedraagt de ontnemingsperiode 46 dagen. Veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in voornoemde periode 150,00 per dag heeft verdiend aan de harddrugshandel.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden vastgesteld op een bedrag van 21.874,38 en pondspondsgewijs moet worden verdeeld over verdachte en zijn medeverdachte.

Bewijsmiddelen

Met betrekking tot het door veroordeelde verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel gebruikt de rechtbank als bewijsmiddelen:
- het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 12 december 2023 in de
onderliggende strafzaak tegen de veroordeelde gewezen, inhoudende een bewezenverklaring dat de veroordeelde in de periode van 30 september 2022 tot en met 15 november 2022 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens opzettelijk cocaïne en heroïne heeft verkocht en afgeleverd;
- de verklaring van veroordeelde afgelegd ter terechtzitting van 28 november 2023, onder meer inhoudende dat hij als drugskoerier optrad voor een vaste vergoeding van 150,00 per dag.

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 12 december 2023 in de zaak met parketnummer 18- 269735-22 veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van dit door hem gepleegde strafbare feit.
De rechtbank neemt voornoemde verklaring van veroordeelde als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van voornoemd strafbaar feit is geschat. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van veroordeelde niet zondermeer onaannemelijk is. Veroordeelde heeft openheid van zaken gegeven en de rechtbank acht diens verklaring op het punt van het verkregen voordeel geloofwaardig.

Periode

De rechtbank heeft bewezenverklaard dat veroordeelde zich 46 dagen schuldig heeft gemaakt aan het verkopen en afleveren van heroïne en cocaïne. De rechtbank heeft daarbij de dag van de aanhouding niet meegerekend. Gelet op het tijdstip van aanhouding heeft veroordeelde die dag immers geen wederrechtelijk verkregen voordeel genoten.

Opbrengst

De totale opbrengst bedraagt daarmee 150,00 x 46 dagen = 6.900,00.

Kosten

Nu uit de verklaring van veroordeelde niet is gebleken dat hij enige kosten heeft moeten maken ten aanzien van de harddrugshandel stelt de rechtbank de kosten vast op nihil.

Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel

Opbrengsten minus kosten: 6.900,00.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde
6.900,00voordeel heeft genoten.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
6.900,00.
Legt
[veroordeelde]voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van
6.900,00(zegge: zesduizend negenhonderd euro) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 138 dagen.
Deze uitspraak is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. M.E. Joha en mr. H. de Ruijter, rechters, bijgestaan door mr. M. Linde, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 december 2023.