ECLI:NL:RBNNE:2023:5112

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
C/18/226931 / FA RK 23-5197
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing ouderlijk gezag aan de man na erkenning van een nog ongeboren kind, ondanks curatele van de vrouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 november 2023 een beschikking gegeven in een familierechtelijke kwestie. De man heeft verzocht om het ouderlijk gezag over zijn nog ongeboren kind, dat hij met toestemming van de vrouw heeft erkend. De vrouw staat onder curatele, wat haar onbevoegd maakt om het gezag uit te oefenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw, ondanks haar curatele, in staat is om haar belangen te waarderen en heeft haar als verweerster met zelfstandige procesbevoegdheid aangemerkt. De rechtbank heeft de curator van de vrouw opgeroepen, maar deze was niet aanwezig, omdat de vrouw dat niet nodig vond. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, dat positief adviseerde over de verzoeken van de man. De rechtbank concludeert dat er geen belangenverzet is voor het kind en dat het in het belang van het kind is dat de man met het gezag wordt belast. De rechtbank heeft daarom de man belast met het ouderlijk gezag over het kind, dat op [geboortedatum 1] 2023 is geboren, en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rekestnummer: C/18/226931 / FA RK 23-5197
beschikking van de enkelvoudige kamer van 14 november 2023
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. C. Kamp-Wiggers, kantoorhoudende te Leek,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
in persoon verschenen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift van de man, door de rechtbank ontvangen op 28 september 2023;
- de e-mail van de man met bijlagen, door de rechtbank ontvangen op 12 oktober 2023;
- de e-mail van de curator van de vrouw, door de rechtbank ontvangen op 12 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord de man, bijgestaan door zijn advocaat, de vrouw, [naam 1] die de Raad voor de Kinderbescherming (hierna "de Raad") vertegenwoordigt en [naam 2] , casemanager Jeugd van het WIJ-team.
1.3.
Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank op 19 oktober 2023 van de man een e-mail met bijlage ontvangen en op 2 november 2023 heeft de rechtbank van de man een F9-formulier ontvangen met als bijlage een afschrift van de akte van erkenning, waaruit blijkt dat de man de nog ongeboren baby heeft erkend op 25 oktober 2023, waarbij is gekozen voor de geslachtsnaam [geslachtsnaam] . Daarnaast is bij dat F9-formulier een bevestiging van geboorteaangifte overgelegd, waaruit blijkt dat op [geboortedatum 1] 2023 is geboren [de minderjarige] (hierna [de minderjarige] ).
1.4.
Op 3 november 2023 heeft de rechtbank van de gemeente Groningen een afschrift van de geboorteakte van [de minderjarige] ontvangen.
1.5.
Ten slotte is bepaald dat deze beschikking wordt gegeven.

2.De feiten

2.1.
Bij de beoordeling van het verzoek gaat de rechtbank uit van de volgende feiten, die volgen uit de onweersproken gebleven inhoud van de processtukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
2.2.
De man en de vrouw hebben een affectieve relatie met elkaar en zij wonen samen. Ten tijde van de indiening van het verzoekschrift en ten tijde van de mondelinge behandeling was de vrouw in verwachting en uitgerekend op [datum 1] . Op [datum 2] is de vrouw bevallen van [de minderjarige] .
2.3.
Bij beschikking van de kantonrechter in deze rechtbank van 17 mei 2011 zijn de goederen en gelden van de vrouw onder bewind gesteld en is er ten behoeve van de vrouw een mentorschap ingesteld. Bij beschikking van de kantonrechter van deze rechtbank van 5 april 2023 is de vrouw, op verzoek van de bewindvoerder en mentor Senturra Bewindvoering B.V., onder curatele gesteld wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand en is Senturra Bewindvoering B.V. tot curator benoemd. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter van 5 april 2023. De uitkomst van dit hoger beroep is nog niet bekend.
2.4.
De vrouw heeft de man toestemming gegeven om het nog ongeboren kindje te erkennen. De man heeft het ongeboren kindje erkend op [datum 3] . Omdat de vrouw op dat moment reeds onder curatele stond, is die erkenning nietig op grond van artikel 1:204 , vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna "BW"), omdat de vrouw geen toestemming van de kantonrechter had om aan de man toestemming te geven het nog ongeboren kindje te erkennen.
2.5.
Op 9 augustus 2023 heeft de vrouw de kantonrechter in deze rechtbank verzocht om aan haar (achteraf) toestemming te verlenen voor de erkenning van het nog ongeboren kindje van haar en de man, welke erkenning reeds op [datum 3] heeft plaatsgevonden, althans de gedane rechtshandeling te dien aanzien te bekrachtigen. Bij de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van de kantonrechter in deze rechtbank van 10 oktober 2023 is aan de vrouw toestemming gegeven om de man toestemming te geven om het nog ongeboren kindje te erkennen. De man heeft de - op dat moment nog ongeboren- baby erkend op [datum 4] .

3.Het verzoek

3.1.
De man verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat, indien de rechtbank (naar de rechtbank begrijpt: "de kantonrechter") vervangende toestemming tot erkenning verleent (naar de rechtbank begrijpt "aan de vrouw toestemming geeft om aan de man toestemming tot erkenning te verlenen"), de man met ingang van de datum geboorte van het kind van ouders (wiens geboorte op of omstreeks [datum 1] wordt verwacht) met het ouderlijk gezag belast zal worden, althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie juist acht.
3.2.
De man legt aan dit verzoek, samengevat weergeven, het navolgende ten grondslag.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:246 BW is de vrouw onbevoegd tot het gezag. De wet bepaalt in artikel 1:253q lid 3 BW dat het het uitgangspunt is dat, indien de ene ouder onbevoegd is tot het gezag, de andere ouder met het gezag belast wordt. Omdat het kindje van partijen nog niet is geboren, wijst de man op het bepaalde in artikel 1:2 BW: het kind waarvan de vrouw zwanger is, wordt als geboren aangemerkt, zo dikwijls als het belang van het kind dit vordert. Hij vindt dat direct in het gezag moet worden voorzien na de geboorte en dat het in het belang van het kind is dat hij met het gezag wordt belast.

4.Het verweer

4.1.
De vrouw is in persoon verschenen bij de mondelinge behandeling. Zij voert geen verweer tegen het verzoek van de man, omdat zij het eens is met het verzoek van de man. De vrouw hoopt dat haar hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van 5 april 2023 slaagt, zodat zij binnenkort niet meer onder curatele staat en bevoegd is tot het uitoefenen van het gezag. Zij hoopt dan samen met de man het ouderlijk gezag over hun baby uit te kunnen oefenen.

5.Het advies van de Raad

5.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad van 27 september 2023 dat is ingediend in de procedure tot verkrijging toestemming voor toestemming voor erkenning bij de kantonrechter. Uit dit rapport blijkt dat de Raad voldoende mogelijkheden ziet om de man te belasten met het gezag en het ook in het belang van de baby acht dat de man de baby kan erkennen en hiervoor vervangende toestemming verkrijgt. De Raad heeft het onderzoek afgesloten zonder een verzoek met betrekking tot een gezagsvoorziening of kinderbeschermingsmaatregel in te dienen.
5.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad het onderzoek en het rapport toegelicht. De Raad is tot de conclusie gekomen dat de ouders de verantwoordelijkheid met beide handen aanpakken en vindt dat ouders de kans moeten krijgen om te laten zien dat zij de verantwoordelijkheid voor hun kindje met hulpverlening in het vrijwillig kader kunnen dragen. In dat kader benoemt de Raad dat de ouders zelf hulp hebben gezocht bij het WIJ-team en dat zij deze hulpverlening ook daadwerkelijk aanvaarden. Het WIJ-team heeft benoemd dat zij betrokken zijn bij beide ouders en dat de ouders altijd beschikbaar zijn voor de hulpverlening. De Raad kan derhalve instemmen met het verzoek zodat de man het eenhoofdig gezag zal uitoefenen.

6.De beoordeling

6.1.
Omdat de vrouw onder curatele staat en de wet in artikel 1:381 BW in lid 2 bepaalt dat de curandus onbekwaam is rechtshandelingen te verrichten, betekent dit dat de vrouw procesonbevoegd is (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 28 maart 1980, NJ 1980/378). Om die reden heeft de rechtbank de curator van de vrouw opgeroepen voor de mondelinge behandeling, maar de curator heeft de rechtbank laten weten niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn, omdat de vrouw dat niet nodig vond. De rechtbank maakt uit de tussen de curator en de advocaat van de man gewisselde e-mailcorrespondentie op dat de curator zich bovendien -gelet op het bepaalde in de Aanbevelingen Curatele, punt B "De taken van de curator" onder 3 en 7- op het standpunt stelt dat de curator niet bevoegd is om hoogstpersoonlijke rechtshandelingen voor de betrokkene te verrichten. Daarnaast ziet de curator zich bij een ondercuratelestelling genoodzaakt melding te doen van een zwangerschap bij de Raad om een gezagsvacuüm te voorkomen. De curator vindt dat het niet aan hem is om een standpunt in te nemen aangaande gezag of opvoedingsvaardigheden, maar vindt dat dit op de weg ligt van de daarvoor in het leven geroepen instanties.
6.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:381 lid 2 BW is de onder curatele gestelde onbekwaam rechtshandelingen te verrichten voor zover de wet niet anders bepaalt. Dit geldt ook voor familierechtelijke rechtshandelingen en procesrechtelijke handelingen. Het zesde lid van dit artikel bepaalt dat in zaken van curatele degene wiens curatele het betreft bekwaam is in rechte op te treden en tegen een uitspraak beroep in te stellen. Hieruit volgt in beginsel dat de curandus in zaken die geen betrekking hebben op de curatele niet procesbekwaam is en door de curator vertegenwoordigd moet worden. De vertegenwoordigingsbevoegdheid van de curator dient echter te wijken voor, ondanks de curatele, nog bestaande feitelijke bekwaamheid van de curandus. Dit strookt met de gedachte dat de curandus, voor zover hij tot een dergelijke waardering in staat is, zeggenschap moet hebben over zaken die hem persoonlijk betreffen, zoals bijvoorbeeld zijn verzorging of verpleging (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 28 januari 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1246). Naar het oordeel van de rechtbank is de vraag over het gezag over de baby van de curandus bij uitstek een zaak die de curandus persoonlijk betreft waarvoor deze uitzondering op de procesonbekwaamheid ook moet gelden.
6.3.
Een curandus is feitelijk bekwaam indien hij tot een redelijke waardering van zijn bij het conflict betrokken belangen in staat is. Daarvan is sprake indien aan betrokkene de nodige informatie is gegeven voor het nemen van een beslissing, die informatie is afgestemd op het bevattingsvermogen van betrokkene, voor zover dat met het oog op de aard en reikwijdte van de te nemen beslissing noodzakelijk is en betrokkene er blijk van geeft de verstrekte informatie te begrijpen. De betrokkene moet dan ook in staat zijn de betekenis van de desbetreffende rechtshandeling te overzien.
6.4.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw als curandus in deze zaak tot een redelijke waardering van haar belangen in staat is. De rechtbank vindt dat zij er blijk van heeft gegeven te kunnen overzien wat het zou betekenen als de man het ouderlijk gezag over [de minderjarige] zou uitoefenen. De rechtbank merkt de vrouw daarom in deze zaak aan als verweerster met zelfstandige procesbevoegdheid.
6.5.
Omdat de vrouw onder curatele staat, is zij gelet op het bepaalde in artikel 1:246 BW onbevoegd om het gezag over [de minderjarige] uit te oefenen. Op dit moment is er derhalve sprake van een gezagsvacuüm, hetgeen de rechtbank niet in het belang van [de minderjarige] acht. Omdat er dus geen sprake is van een situatie waarin één ouder reeds het gezag over [de minderjarige] heeft, heeft de erkenning door de man niet het rechtsgevolg dat er automatisch sprake is van gezamenlijk ouderlijk gezag, zoals de wet sinds 1 januari 2023 in artikel 1: 251b lid 1, eerste volzin, BW bepaalt. Naar het oordeel van de rechtbank is namelijk sprake van de uitzonderingsgrond zoals is genoemd in artikel 1:251b lid 1 onder b BW. Dat betekent dat de rechtbank het verzoek van de man dient te beoordelen aan de hand van het bepaalde in artikel 1:253q lid 3 BW. Uit dit wetsartikel volgt dat, wanneer een ouder die alleen het gezag uitoefent, op één van de in artikel 1:246 BW genoemde gronden daartoe onbevoegd is, de rechtbank de andere ouder met het gezag belast, tenzij de rechter oordeelt dat het belang van de minderjarige zich hiertegen verzet.
6.6.
De man is door de erkenning van [de minderjarige] gelet op het bepaalde in artikel 1: 199 sub c BW de (juridisch) ouder van [de minderjarige] geworden. Dat betekent dat hij ontvankelijk is in zijn verzoek en dat de rechtbank het verzoek in principe dient toe te wijzen, tenzij het belang van [de minderjarige] zich daartegen verzet.
6.7.
Uit de processtukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat er geen sprake is van een situatie waarin het belang van [de minderjarige] zich tegen toewijzing van het verzoek van de man verzet. Uit het rapport van de Raad blijkt dat de Raad voldoende mogelijkheden ziet om de man te belasten met het gezag. Beide ouders spreken van een gewenste zwangerschap en zij hebben erg uitgekeken naar de komst van hun baby. De ouders hebben op eigen initiatief hulp gevraagd aan het WIJ-team, staan open voor hulpverlening en kunnen instemmen met de door de Raad gestelde voorwaarden en de reeds gezamenlijk met het WIJ-team gemaakte afspraken op 19 september 2023. De rechtbank kan zich met die conclusie en de gronden waarop deze berust, verenigen en maakt die conclusie tot de hare.
Conclusie
6.8.
Uit het vorenstaande volgt dat de volgende beslissing genomen wordt.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
belast [de man] , geboren op [geboortedatum 2] 1993, met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] , die is geboren op [geboortedatum 1] 2023;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
7.3.
gelast de griffier deze voorziening in het gezag aan te tekenen in het gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.R. Bosker, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: GLHB