18/222523-22mishandeling;
18/318734-22
primairpoging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer
18/243329-22, het feit onder parketnummer 18/222523-23 en het primaire feit onder parketnummer 18/318734-22 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden en terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden, welke dadelijk uitvoerbaar dient te worden verklaard. Verder heeft de officier van justitie oplegging van een gedragsbeïnvloedende maatregel in de zin van artikel 38z Sr gevorderd. Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat de feiten verdachte in verminderde mate moeten worden toegerekend gelet op de adviezen van de deskundigen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een zo kort mogelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf, in elk geval niet langer dan 30 maanden, zodat er spoedig kan worden gestart met de tbs met voorwaarden. De raadsman heeft bepleit dat verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de gevorderde gedragsbeïnvloedende maatregel ex. art. 38z Sr.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de Pro Justitia psychiatrische rapportage d.d. 15 augustus 2022, de Pro Justitia psychologische rapportage d.d. 19 juni 2023, het reclasseringsrapport Tactus d.d. 20 oktober 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en bedreiging met geweld, een wederrechtelijke vrijheidsberoving en een diefstal van een auto. Wat begon als een gezellige avond, eindigde voor aangever in een ware nachtmerrie. Verdachte en zijn medeverdachten waren op 23 september aan het chillen bij aangever thuis. De gezellige avond sloeg om door het handelen van verdachte en zijn medeverdachten en mondde uit in een gewelddadige overval op aangever in zijn eigen woning. Aangever is door verdachte en zijn medeverdachten vastgebonden met ducttape en een telefoonsnoer terwijl geweld op hem werd uitgeoefend. Aangever werd gedwongen om geld af te geven en zijn huis werd doorzocht. Aangever kon geen kant op en heeft, in de hoop dat het geweld stopte, enige tijd gedaan alsof hij knock-out was gegaan. Verdachte en zijn medeverdachten zijn er, nadat zij tassen hadden gevuld met spullen van aangever, in de auto van aangever vandoor gegaan.
Dit zijn zeer ernstige feiten, waarbij verdachte de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffer in vergaande mate heeft geschonden. Het handelen van de verdachte heeft bovendien een forse psychische impact gehad op aangever, zo blijkt onder meer uit de door hem ingediende vordering.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van twee personen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat de mishandeling zonder enige aanleiding plaatsvond tegen twee volstrekt willekeurige personen. Met zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daarnaast heeft verdachte geprobeerd om in te breken in een woning door het kozijn te forceren. Dit is een vervelend feit dat niet alleen leidt tot schade bij het slachtoffer maar ook tot overlast en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft geen respect gehad voor andermans eigendom.
Verdachte heeft bij de politie, maar met name tijdens de terechtzitting, verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Verdachte heeft daarbij een open proceshouding gehad. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor gewelds- en vermogensfeiten. Bovendien liep verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten in een proeftijd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst, van met name de gewelddadige woningoverval en wederrechtelijke vrijheidsberoving, de bewezenverklaarde feiten in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Uit het rapport van de psycholoog en het rapport van de psychiater volgt zakelijk weergegeven dat bij verdachte sprake is van een aandachtsdeficientie-/hyperactiviteitsstoornis (ADHD), overwegend hyperactief-impulsief beeld, antisociale persoonlijkheidsstoornis en histrionische persoonlijkheidsstoornis. Voorts kan geconcludeerd worden tot een stoornis in gebruik van cocaïne (ernstig), in vroege remissie in een gereguleerde omgeving, en een stoornis in gebruik van alcohol (ernstig), eveneens in vroege remissie in een gereguleerde omgeving. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, was er sprake van de hiervoor genoemde problematiek. Vanuit de gediagnosticeerde problematiek was verdachte minder dan de gemiddelde mens in staat de ernst en gevolgen van de eigen gedragingen in te zien en zijn gedrag bij te sturen. Derhalve wordt geadviseerd verdachte het ten laste gelegde, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich, voor wat betreft de vastgestelde stoornissen, verenigen met de inhoud van de voornoemde rapportages, gelet op de onderbouwing daarvan, en neemt deze over. De rechtbank concludeert op basis van de rapporten dat de geschetste problematiek aanwezig was ten tijde van alle bewezen verklaarde feiten en is dan ook van oordeel dat deze allen in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Het bovengenoemde psychiatrisch rapport houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Er is sprake van complexe psychiatrische problematiek bij een man die grotendeels zelfbepalend is geweest in zijn leven. Tegelijkertijd zijn er veel beperkingen en een hoog recidiverisico. Verdachte is duurzaam aangewezen op externe structurering en monitoring. Een kader binnen bijzondere voorwaarden is te kortdurend en geeft bovenal forensisch gezien een hoog afbreukrisico omdat indien verdachte zich niet meer zou willen committeren aan de voorwaarden, een terugplaatsing in detentie volgt. Verdachte is derhalve aangewezen op een steviger kader zoals tbs met voorwaarden. Vooralsnog heeft verdachte herhaaldelijk aangegeven in te stemmen met een klinische behandeling en een langdurig resocialisatie traject.
Het bovengenoemde psychologisch rapport houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Van belang is om verdachte aansluitend op de eerste klinische fase geleidelijk toe te leiden naar steeds meer openheid en eigen verantwoordelijkheid. Het is de vraag of verdachte binnen de therapeutische dynamiek van een gesloten behandelsetting ook langdurig gemotiveerd kan blijven voor zijn behandeling. Niet uit te sluiten is dat verdachte op enig moment besluit om te kiezen voor het uitzitten van zijn gevangenisstraf en/of dat het toezicht door de reclassering geretourneerd wordt. Het risico bestaat dan dat verdachte terugkeert in de maatschappij zonder dat het (hoge) delictsrisico voldoende bewerkt en afgenomen is. In die zin biedt het kader van tbs met voorwaarden meer waarborgen voor een adequaat en continuïteit biedend behandeltraject, resocialisatie incluis. Verdachte ziet zelf de meerwaarde in van een tbs met voorwaarden.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat zij overeenkomstig de Pro Justitia rapporteurs positief adviseert over tbs met voorwaarden. De reclassering heeft een maatregelenrapport met concrete voorwaarden opgesteld en kan het toezicht daarop uitoefenen. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot medewerking van deze voorwaarden.
Gelet op al hetgeen hierboven is overwogen staat vast dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de tbs-maatregel eisen. Aan de voorwaarden voor het opleggen van een tbs-maatregel wordt voldaan. De door verdachte onder parketnummer 18/243329-22 tenlastegelegde en bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts was bij verdachte ten tijde van het plegen van de feiten sprake van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens, vastgesteld door een psychiater en een psycholoog.
De tbs maatregel met voorwaarden zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Indien alsnog wordt beslist dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, kan de tbs maatregel daarna langer duren dan vier jaren.
De rechtbank leidt uit de stukken omtrent de persoon van verdachte af dat de kans op herhaling van het plegen van soortgelijke feiten aanzienlijk is. Bij verdachte is sprake van complexe problematiek op grond waarvan langdurig toezicht op verdachte is vereist om het recidiverisico in te kunnen perken. Mede gelet op de inschatting van de deskundigen en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat het creëren van een mogelijkheid om verdachte, ook na beëindiging van de tbs met voorwaarden, langdurig onder toezicht te stellen noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst terug te kunnen dringen. De rechtbank constateert dan ook dat de oplegging van deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen is en dat daarmee aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een GVM is voldaan. De rechtbank zal daarom tot slot, overeenkomstig de adviezen, aan verdachte een GVM als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 2.126,49 ter vergoeding van materiële schade en 5.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 18/243329-22 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 september 2022.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Bij onherroepelijk vonnis van 15 augustus 2022 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 29 augustus 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 3 november 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 45, 47, 55, 57, 282, 300, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 18/243329-22 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/222523-22 ten laste gelegde en het primaire feit onder parketnummer 18/318734-22 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.