ECLI:NL:RBNNE:2023:5102

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
188586
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en ouderschapsplan met internationale aspecten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 september 2023 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 17 september 2005 in het huwelijk zijn getreden. De vrouw heeft verzocht om een scheiding van tafel en bed, terwijl de man verzocht om een volledige echtscheiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, wat door beide partijen wordt erkend. De vrouw wenst de huwelijksband in stand te houden om religieuze redenen, terwijl de man de echtscheiding wenst. De rechtbank heeft geoordeeld dat de echtscheiding moet worden uitgesproken, omdat de man niet de wens heeft om het huwelijk voort te zetten.

Daarnaast heeft de rechtbank de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen bij de vrouw vastgesteld, aangezien de man ermee instemt dat de kinderen bij de vrouw verblijven. De rechtbank heeft ook een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen eenmaal per twee weken op zaterdag contact hebben met de man. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) verzocht om onderzoek te doen naar de zorg- en opvoedingstaken, gezien de emotionele situatie van de man en de noodzaak voor communicatie tussen de ouders. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw tot scheiding van tafel en bed en het ouderschapsplan afgewezen, en de man is verplicht om een bijdrage in de kosten van de kinderen te betalen van € 27,- per kind per maand. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling van de zorgregeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
Zaak-/rekestnummer: C/17/188586 / FA RK 23-534
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 27 september 2023
inzake
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. R.A. Schütz, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. R. Tamourt, kantoorhoudende te Burgum.

1.Procesverloop

1.1.
Door de vrouw is een verzoekschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op de griffie op 15 maart 2023.
1.2.
Door de man is een verweerschrift tevens zelfstandige verzoeken ingediend, ingekomen op de griffie op 26 mei 2023.
1.3.
Door de vrouw is een verweerschrift tegen de zelfstandige tegenverzoeken ingediend, ingekomen op de griffie op 10 juli 2023.
1.4.
Nadien heeft de rechtbank kennisgenomen van de volgende stukken:
- een aanvullend verzoek, ingekomen op de griffie op 11 augustus 2023 namens de vrouw;
- een F9-formulier met bijlagen, ingekomen op de griffie op 17 augustus 2023 namens de man.
1.5.
De minderjarigen [naam] en [naam] zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken. [naam] heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt door een brief te sturen, die de rechtbank op 18 augustus 2023 heeft ontvangen.
1.6.
De mondelinge behandeling heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 30 augustus 2023. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door mr. Schütz;
- de man, bijgestaan door mr. Tamourt;
- mevrouw [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna RvdK).
2.
Vaststaande feiten
2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op 17 september 2005 te [plaats] , [plaats] . Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
Uit het huwelijk van partijen zijn de navolgende minderjarige kinderen geboren:
- [naam] , geboren op [datum] 2006 te [plaats] ;
- [naam] , geboren op [datum] 2009 in de gemeente [plaats] ;
- [naam] , geboren op [datum] 2013 in de gemeente [plaats] ;
- [naam] , geboren op [datum] 2015 in de gemeente [plaats] ;
- [naam] , geboren op [datum] 2017 in de gemeente [plaats] ;
- [naam] , geboren op [datum] 2020 in de gemeente [plaats] ;
- [naam] , geboren op [datum] 2022 in de gemeente [plaats] .
2.3.
Partijen zijn van rechtswege gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen. De kinderen verblijven bij de vrouw.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank in een voorlopige voorzieningenprocedure van 18 juli 2023 is bepaald dat de kinderen voor de duur van de echtscheidingsprocedure aan de vrouw worden toevertrouwd en de man een bedrag van € 33,- per kind per maand aan de vrouw moet betalen als bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen.

3.Het verzoek

3.1.
De vrouw heeft, zakelijk weergegeven, de rechtbank verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de scheiding van tafel en bed tussen partijen uit te spreken;
II. voor zover partijen overeenstemming kunnen bereiken over een gezamenlijk ouderschapsplan, dit ouderschapsplan op te nemen in de te wijzen beschikking en partijen te veroordelen tot nakoming van het in het ouderschapsplan opgenomen afspraken;
III. voor zover partijen niet overeenstemming kunnen komen over een gezamenlijk ouderschapsplan, te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de vrouw zullen hebben;
IV. te bepalen dat de man een onderhoudsbijdrage van € 34,- per kind per maand ten behoeve van de voornoemde kinderen bij wijze van vooruitbetaling aan de vrouw zal voldoen.
3.2.
De man voert verweer en heeft de rechtbank verzocht om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad het verzoek van de vrouw onder I. af te wijzen en de verzoeken onder II. en III. toe te wijzen en bij zelfstandig verzoeken de rechtbank verzocht om, zakelijk weergegeven, bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- tussen partijen de echtscheiding uit te spreken;
- een omgangsregeling vast te stellen tussen de man en [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en [naam] , waarbij de kinderen gedurende een zaterdagmiddag per veertien dagen omgang hebben met de man van 13.30 uur tot 17.00 uur alsmede één keer per week een belmoment tussen de man en de kinderen.
3.3.
De vrouw voert verweer en heeft de rechtbank verzocht om de zelfstandige tegenverzoeken van de man af te wijzen.

4.De standpunten van partijen en de beoordeling daarvan

De echtscheiding
4.1.
De rechtbank stelt vast dat het verzoek tot echtscheiding internationaal privaatrechtelijke aspecten heeft. De rechtbank zal dan ook ambtshalve eerst hieraan toetsen, voordat overgegaan wordt tot een inhoudelijke behandeling van het verzoek.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift beide partijen de Nederlandse nationaliteit bezaten, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
4.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
Erkenning huwelijk en rechtsgeldigheid
4.4.
Vervolgens moet de voorvraag gesteld worden of er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk tussen partijen en of dit huwelijk kan worden erkend in Nederland.
4.5.
Op grond van het bepaalde in artikel 10:31, eerste lid, BW, wordt een buiten Nederland gesloten huwelijk als zodanig in Nederland erkend, als de huwelijksvoltrekking rechtsgeldig plaatsvond naar het recht waar het huwelijk is voltrokken. Uit het vierde lid van het artikel blijkt dat een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn voltrokken indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit.
4.6.
Gelet op de door de vrouw overgelegde huwelijksakte met vertaling in het Nederlands, afgegeven door het Ministerie van Binnenlandse Zaken in Tanzania, wordt op grond van het vierde lid van voornoemd artikel vermoed dat het huwelijk tussen partijen rechtsgeldig is voltrokken.
4.7.
Artikel 10:32 BW bepaalt vervolgens dat, ongeacht artikel 10:31, aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning wordt onthouden, indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde en in ieder geval indien bij een der echtgenoten op het tijdstip van de sluiting van het huwelijk sprake was van de onder a tot en met e genoemde situaties.
4.8.
Nu niet gebleken is dat erkenning op grond van artikel 10:32 BW onthouden dient te worden, is er sprake van een rechtsgeldig huwelijk dat kan worden erkend in Nederland.
Ontvankelijkheid van het verzoek
4.9.
Op grond van artikel 815, vijfde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient bij de indiening van het verzoekschrift (onder a.) een afschrift of uittreksel van de huwelijksakte te worden overgelegd. Partijen beschikken niet over een originele huwelijksakte. Door de vrouw is een kopie van de huwelijksakte overgelegd. De rechtbank zal partijen ontheffing verlenen van de verplichting om een origineel van de opgemaakte huwelijksakte over te leggen. Partijen zijn kennelijk destijds gevlucht en om die reden, mocht er al een akte aanwezig zijn, kan niet van hen verlangd worden dat zij zich wenden tot de autoriteiten van dat land om een en ander op te vragen.
4.10.
Op grond van artikel 815, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, dient zowel een verzoekschrift tot scheiding van tafel en bed als een verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot scheiding van tafel en bed c.q. echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot scheiding van tafel en bed c.q. echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv).
4.11.
Door partijen is geen ouderschapsplan overeenkomstig artikel 815, tweede lid, Rv overgelegd. Uit de stukken en wat ter zitting naar voren is gekomen volgt dat de onderlinge verstandhouding tussen partijen ernstig is verstoord. De vrouw stelt dat de man niet met haar in gesprek wil gaan. Veilig Thuis en Fier zijn betrokken geraakt vanwege een gevecht tussen de man en [naam] , aldus de vrouw. Volgens de vrouw wil de man ook niet onder begeleiding van hulpverlening met haar in gesprek gaan. Ter zitting heeft de man aangegeven dat hij sinds de verbreking van de samenwoning eind september 2022 overmand wordt door heftige emoties waardoor het voor hem onmogelijk is om ook maar enige vorm van contact te hebben met de vrouw. Ook staat hij op dit moment niet open voor het inschakelen van hupverlening hiervoor. Het is de rechtbank ter zitting duidelijk geworden dat de man veel verdriet heeft van de breuk en hij zich erg gekrenkt voelt. De man is hier heel stellig in en hij ziet geen mogelijkheden om zich hierin anders op te stellen naar de vrouw toe.
4.12.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat van partijen redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat zij binnen een redelijke termijn alsnog een ouderschapsplan in het geding brengen dat voldoet aan de vereisten van artikel 815, derde lid, Rv. Nu aan de overige voorwaarden van artikel 815 Rv is voldaan, zal de rechtbank zowel de vrouw ontvankelijk verklaren in haar verzoek tot scheiding van tafel en bed en de man ontvankelijk verklaren in zijn verzoek tot echtscheiding.
Inhoudelijke beoordeling van het verzoek
4.13.
Op grond van artikel 1:151 BW wordt de echtscheiding op verzoek van één der echtgenoten uitgesproken, indien het huwelijk duurzaam is ontwricht. Op dezelfde grond kan, gezien het bepaalde in artikel 1:169 BW, de scheiding van tafel en bed worden uitgesproken.
4.14.
De vrouw heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Ondanks de door haar gestelde duurzame ontwrichting wenst de vrouw dat de huwelijksband vanwege haar religieuze levensovertuiging in stand blijft en om die reden vraagt zij niet om ontbinding van het huwelijk maar om de scheiding van tafel en bed. Ter zitting heeft de vrouw ook de hoop uitgesproken dat partijen op termijn weer bij elkaar komen. De man heeft verweer gevoerd en aangevoerd dat hij, nu volgens hem ook het huwelijk duurzaam is ontwricht, niet alleen financieel, maar ook (volledig) wettelijk wil scheiden. De man heeft bij zelfstandig verzoek de rechtbank verzocht om tussen de partijen de echtscheiding uit te spreken.
4.15.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen overeenstemming is dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht. Partijen zijn al geruime tijd, sinds eind september 2022, uit elkaar en leven niet meer in gezinsverband met elkaar. Op het moment dat één van partijen tot de conclusie komt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en de andere partij dat niet weerspreekt of erkent kan de echtscheiding worden uitgesproken. Een scheiding van tafel en bed kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden uitgesproken wanneer beide partijen de wens hebben de huwelijksband in stand te laten. Binnen het Nederlandse rechtstelsel is geen ruimte om een huwelijksband tegen de wil van één van partijen in stand te laten. De man heeft ter zitting nogmaals uitdrukkelijk aangegeven dat hij niet de wens heeft om het huwelijk met de vrouw voort te zetten.
4.16.
Gelet op voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de man, inhoudende dat tussen partijen de echtscheiding wordt uitgesproken, toewijzen. Het verzoek van de vrouw tot het uitspreken van de scheiding van tafel en bed zal de rechtbank afwijzen.
Hoofdverblijf
4.17.
De vrouw heeft verzocht om te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar zal zijn.
4.18.
Nu de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen.
4.19.
De man stemt er mee in dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw hebben. De kinderen verblijven ook feitelijk bij de vrouw. De rechtbank zal het verzoek met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de kinderen toewijzen, nu haar dit niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en het belang van de kinderen zich daartegen niet verzet.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
4.20.
Hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 4.18, geldt ook ten aanzien van het verzoek over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van de kinderen. De Nederlandse rechter heeft dus ook rechtsmacht ten aanzien van dit verzoek en past het Nederlands recht toe.
4.21.
De man stelt dat hij geruime tijd geen contact heeft gehad met de kinderen. Inmiddels heeft hij enkele kinderen weer kort gezien. De man acht het in het belang van de kinderen dat er omgang is en hij heeft de rechtbank verzocht om een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen waarbij de kinderen [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en [naam] gedurende een zaterdagmiddag per veertien dagen omgang hebben met hem van 13.30 uur tot 17.00 uur. De man begrijpt dat er voor [naam] een passende en opbouwende regeling moet gelden nu zij nog erg jong is en de man nog maar kort in het leven van [naam] aanwezig is geweest. Het belang van [naam] staat hierin voorop. De oudste kinderen, [naam] en [naam] , kunnen volgens de man, gelet op hun leeftijd, zelf beslissen of zij omgang met de man wensen. Daarnaast wenst de man één keer per week een belmoment te hebben met de kinderen. De man heeft ter zitting aangegeven dat hij veel verdriet en pijn heeft van de breuk tussen partijen. De man zegt de keuze van de vrouw inmiddels te hebben gerespecteerd. De man begrijpt dat van hem verlangd wordt dat hij in gesprek gaat met de vrouw, maar hij zegt dit vanwege alle emoties, ook als gevolg van een zware hartoperatie die hij heeft moeten ondergaan en een noodgedwongen verblijf in de daklozenopvang, niet op te kunnen brengen. De man heeft zich hierbij neergelegd en vindt het niet nodig om hiervoor hulp in te schakelen. De communicatie die nodig zal zijn in het kader van de omgang kan volgens de man via de kinderen verlopen.
4.22.
De vrouw heeft aangevoerd dat zij de omgang tussen de man en de kinderen niet in de weg wil staan, maar dat voor het plaatsvinden van omgang enige vorm van communicatie tussen partijen noodzakelijk is. Dit geldt te meer ten aanzien van de twee jongste kinderen, [naam] en [naam] . Gelet op hun leeftijd kunnen zij zelf nog niet hun behoeftes kenbaar maken waardoor onderlinge afstemming tussen partijen noodzakelijk is. De vrouw heeft begrip voor het verdriet en de pijn die de man voelt vanwege het uit elkaar gaan van partijen, maar acht het in het belang van de kinderen dat partijen, ondanks hun eigen emoties, onder begeleiding in gesprek gaan met elkaar om de onderlinge communicatie en verstandhouding te verbeteren en goede afspraken te kunnen maken ten behoeve van de kinderen. Volgens de vrouw is het gebiedsteam al betrokken zodat de gesprekken ook op korte termijn kunnen plaatsvinden. Vanwege de standvastige houding van de man heeft de vrouw voorgesteld om de RvdK onderzoek te laten doen naar welke mogelijkheden er zijn voor contact met de jongste twee kinderen en welke zorgregeling in het belang van alle kinderen is.
4.23.
De RvdK heeft ter zitting verklaard dat niet vaak genoeg benadrukt kan worden hoe belangrijk het is dat partijen met elkaar in gesprek gaan. De huidige situatie waarin geen enkel contact is tussen partijen is niet wenselijk. De RvdK heeft, gelet op wat er allemaal is gebeurd, begrip voor de hevige emoties en de pijn die de man ervaart, maar adviseert de man dringend om individuele hulp/begeleiding te zoeken om dit te kunnen verwerken. Het is niet in het belang van de kinderen dat de communicatie via de kinderen verloopt. In eerste instantie achtte de RvdK een raadsonderzoek een stap te ver, maar nu ter zitting gebleken is dat de man nergens aan wil meewerken en niet bereid is om hulp te aanvaarden om zijn emoties te kunnen verwerken, lijkt een raadsonderzoek nu toch de aangewezen weg. Tijdens het onderzoek kan in kaart worden gebracht wat er precies allemaal speelt en welke mogelijkheden er zijn voor contact tussen de man en de kinderen.
4.24.
Op grond van artikel 827, eerste lid, onder c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de rechtbank een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen.
4.25.
De rechtbank overweegt dat het in het belang van de kinderen is dat er omgang is tussen de man en de kinderen. De rechtbank kan op dit moment, vanwege de stelligheid van de man dat hij geen enkel contact met de vrouw wil hebben en geen hulpverlening wil accepteren, niet overzien hoe in praktische zin vorm gegeven zou moeten worden aan een (definitieve) zorgregeling tussen de man en de jongste twee kinderen. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van [naam] en [naam] geen voorlopige zorgregeling moet worden vastgelegd. Vanwege hun jonge leeftijd en omdat zij geruime tijd geen contact hebben gehad met de man, kennen zij de man niet als hun vader. De rechtbank zal de RvdK daarom de opdracht geven om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor contact tussen de man en de twee jongste kinderen en welke zorgregeling in het belang van de kinderen is en daarover te rapporteren en advies uit te brengen. Voor hen zal eerst het raadsonderzoek moeten worden afgewacht. Het contact kan wel eerder worden opgestart als dit onder begeleiding van hulpverlening gebeurt. Partijen kunnen in dat kader bijvoorbeeld Comfortzorg inschakelen via het gebiedsteam.
4.26.
De rechtbank acht het niet in het belang van de andere kinderen dat er in de tussenliggende periode helemaal geen omgang plaatsvindt tussen de kinderen en de man. Te meer omdat recent weer kort contact is geweest tussen de man en enkele kinderen, de vrouw ook achter het contact staat en er ook geen sprake is van één van de ontzeggingsgronden van artikel 1:377a BW.
4.27.
Ten aanzien van [naam] zal de rechtbank geen (voorlopige) zorgregeling vastleggen. [naam] is 17 jaar en de relatie tussen hem en de man is gespannen. [naam] heeft in zijn brief aan de rechtbank ook aangegeven op dit moment niet de behoefte te voelen om contact te zoeken met de man.
4.28.
De rechtbank overweegt dat dit ten aanzien van [naam] anders ligt. [naam] is 13 jaar en in tegenstelling tot wat de man heeft aangevoerd, acht de rechtbank [naam] nog niet in staat om zelfstandig de afweging te kunnen maken of hij wel of geen contact met zijn vader wil hebben. De rechtbank zal [naam] dan ook meenemen in de te bepalen voorlopige zorgregeling.
4.29.
De rechtbank zal ten behoeve van [naam] , [naam] , [naam] en [naam] bepalen dat de zij voorlopig eenmaal per twee weken op zaterdag van 14.00 uur tot 16.00 uur contact zullen hebben met de man. De man en de kinderen kunnen dan gezamenlijk een activiteit ondernemen. Hoewel de rechtbank het zeer zorgelijk acht dat er geen communicatie zal zijn bij de overdracht van de kinderen, vindt de rechtbank het niet hebben van contact nog zorgelijker. Deze regeling geldt als een voorlopige basisregeling waar de kinderen op moeten kunnen vertrouwen. De man haalt de kinderen op bij de vrouw en brengt ze ook bij haar terug. De rechtbank zal de RvdK verzoeken onderzoek te doen naar welke definitieve zorgregeling in het belang van de kinderen is.
4.30.
Het verzoek van de man om één keer per week een belmoment tussen hem en de kinderen vast te leggen, zal de rechtbank niet honoreren. Naar het oordeel van de rechtbank is bellen met [naam] en [naam] vanwege hun jonge leeftijd niet haalbaar. Ten aanzien van de oudere kinderen is het bellen eveneens niet mogelijk omdat de vrouw het bellen zal moeten faciliteren, maar de man ieder contact met de vrouw weigert. Het bellen naar de telefoon van de vrouw kan daarom veel spanning met zich brengen, wat de rechtbank niet in het belang van de kinderen acht.
4.31.
De rechtbank merkt tot slot op enerzijds begrip te hebben voor de emoties en pijn die bij de man spelen, maar betreurt het anderzijds ten zeerste dat de man niet bereid is om hiervoor hulp te zoeken en op geen enkele wijze in gesprek wil gaan met de vrouw. Partijen zijn dan wel geen partners meer van elkaar, maar blijven wel de ouders van hun kinderen. Partijen hebben in dat kader samen nog een lange weg te gaan en zij zijn het aan de kinderen verplicht om hierin hun verantwoordelijkheid te nemen. Het is in het belang van de kinderen noodzakelijk dat partijen met elkaar in gesprek gaan, zodat zij afspraken kunnen maken over hoe de zorg voor de kinderen zal worden verdeeld. De vrouw heeft in de overgelegde stukken en ook op de zitting aangegeven onder begeleiding van de hulpverlening in gesprek te willen met de man. Het is de man die het op dit moment laat afweten. De rechtbank adviseert de man dan ook dringend om hulp te zoeken in verband met zijn eigen problematiek en om contact op te nemen met het gebiedsteam of de huisarts. Het gebiedsteam is al betrokken en kan op korte termijn met partijen in gesprek gaan en partijen daarnaast doorverwijzen naar het Kenniscentrum Kind en Echtscheiding of bijvoorbeeld Comfortzorg die de omgang tussen de man en [naam] en [naam] zou kunnen vormgeven.
4.32.
De beslissing over de definitieve zorgregeling zal worden aangehouden voor de duur van zes maanden, in afwachting van het raadsonderzoek. Tegen die tijd kan aan de hand van de informatie van partijen worden bezien wat de stand van zaken is, of de man mogelijk zelf hulp heeft gezocht en daarmee beweging in de zaak is gekomen en hoe het contact tussen de man en de kinderen verlopen is.
Kinderalimentatie
4.33.
De vrouw heeft verzocht een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 34,- per kind per maand vast te stellen.
4.34.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij op grond van artikel 3 sub c van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
4.35.
De rechtbank zal op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 het recht van Nederland op het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige toepassen, nu de onderhoudsgerechtigde gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
Ingangsdatum
4.36.
Nu bij de beschikking voorlopige voorzieningen van deze rechtbank van 18 juli 2023 een voorlopige bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen is vastgesteld, zal de rechtbank als ingangsdatum voor de vast te stellen kinderalimentatie de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking hanteren.
Behoefte
4.37.
Partijen hebben ter zitting bevestigd dat de berekening van de behoefte van de kinderen in de procedure voorlopige voorzieningen, te weten een bedrag van € 214,- per kind per maand (totaal € 1.498,- per maand), abusievelijk niet op de juiste wijze is berekend. Ten onrechte is rekening gehouden met zowel een netto uitkering op grond van de Participatiewet voor gehuwden/samenwonenden als met het inkomen van de man uit arbeid. Hiervan was niet gelijktijdig sprake. Partijen zijn het erover eens dat de behoefte van de kinderen (afgerond) € 125,- per kind per maand bedraagt (totaal € 874,- per maand).
Draagkracht vrouw
4.38.
Voor de berekening van de draagkracht volgt de rechtbank de aanbevelingen van de landelijke Expertgroep Alimentatienormen (ook wel Alimentatienormen). In deze aanbevelingen is de navolgende formule opgenomen voor de berekening van de draagkracht: 70% x [NBI - (30% x NBI + 1.175)] in 2023, waarbij NBI staat voor netto besteedbaar inkomen. De rechtbank rekent met de tarieven van 2023-II.
4.39.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vrouw een uitkering uit hoofde van de Participatiewet ontvangt en dat zij op grond van de Tremnormen niet wordt geacht te kunnen bijdragen in de behoefte van de kinderen.
Draagkracht man
4.40.
De rechtbank gaat er voor de berekening van uit dat man in 2023 een jaarinkomen uit arbeid heeft van € 29.147,- bruto per jaar inclusief vakantietoeslag, zoals uit te door de man ingediende berekening blijkt. De rechtbank stelt vast de man een bedrag van € 364,- bruto per jaar betaalt aan premie ZW aanvullend en een bedrag van € 151,- netto per jaar aan premie WHK. Rekening houdende met de door de man betaalde premies bedraagt het netto besteedbaar inkomen van de man van € 2.123,- per maand.
4.41.
De man heeft gesteld dat bij de berekening van zijn draagkracht rekening moet worden gehouden met de maandelijkse aflossing van € 40,- vanwege de huwelijkse schuld van € 1.126,99 aan energieleverancier Greenchoice. Ter onderbouwing heeft de man een bankafschrift van 10 juli 2023 overgelegd waaruit volgt dat de man een bedrag van € 40,- heeft betaald aan Greenchoice. De vrouw betwist dat de man aflost op de schuld aan Greenchoice en heeft aangevoerd dat bij de omschrijving van de afboeking van het bedrag van € 40,- staat vermeld dat het een factuur van juli betreft en dat van een dusdanige vermelding geen sprake kan zijn als het om de aflossing van de schuld zou gaan. De vrouw stelt dat de betaling van het bedrag van € 40,- door de man dan ook niet in mindering moet worden gebracht op de draagkracht van de man tenzij de man de aflossing alsnog nader kan onderbouwen. De man is vervolgens door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na de mondelinge behandeling de aflossing van de schuld aan Greenchoice nader te onderbouwen met stukken. De man heeft hier geen gebruik van gemaakt. Desalniettemin ziet de rechtbank aanleiding om de het door de man betaalde bedrag van
€ 40,- aan te merken als aflossing van de huwelijkse schuld van partijen aan Greenchoice. Vasstaat dat de vrouw niet aflost op de schuld aan Greenchoice. De vrouw heeft ter zitting aangegeven dat zij een nieuw contract met Greenchoice heeft afgesloten voor de duur van drie jaar en maandelijks een bedrag van € 169,- per maand als voorschot betaalt aan Greenchoice. De rechtbank stelt vast dat in de omschrijving van de overboeking aan Greenchoice op 10 juli 2023 ' [plaats] ' staat vermeld. Dit ziet op de postcode van de voormalige echtelijke woning waar de vrouw nog steeds woont en de man al geruime tijd niet meer. De man verblijft in een daklozenopvang en heeft aangegeven dat hij een vast bedrag per maand aan de opvang betaalt en dat hij in dat kader niet rechtstreeks aan Greenchoice betaalt. De rechtbank acht het aannemelijk dat de man een vast bedrag aan de opvang betaalt, inclusief energiekosten. Gelet op voorgaande zal de rechtbank het door de man betaalde bedrag van € 40,- per maand aan Greenchoice, als een huwelijkse schuld, in mindering brengen op zijn draagkracht. Dit leidt ertoe dat de man een draagkracht van
€ 190,- per maand heeft (bijlage 1).
Zorgkorting
4.42.
De zorgkorting bestaat uit een percentage - afhankelijk van de hoeveelheid omgang of zorg - van de behoefte. Partijen zijn het eens over dat er een zorgkortingspercentage van 5% wordt gehanteerd. De zorgkorting bedraagt daarmee (5% x € 874,- =) € 43,70 per maand en (afgerond) € 6,- per kind per maand.
Verdeling kosten kinderen en conclusie
4.43.
Partijen beschikken samen over een draagkracht van (€ 0,- + € 190,- =) € 190,- per maand. Daarmee zijn ze niet in staat om geheel in de behoefte van de kinderen van € 874,- per maand te voorzien. Het tekort bedraagt (€ 874,- - € 190,- =) € 684,-. Partijen dienen ieder de helft van dit tekort te dragen, hetgeen neerkomt op € 342,- per ouder. Dit leidt ertoe dat de man zijn zorgkorting niet kan verzilveren. Concluderend betekent dit dat de man een bedrag van € 190,- per maand, zijnde (afgerond) € 27,- per kind per maand moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (bijlage 2). De rechtbank zal dit hierna vastleggen.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] , op [datum] 2005;
5.2.
bepaalt dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
5.3.
bepaalt dat de man met ingang van datum van inschrijving van deze beschikking een bedrag van € 27,- per kind per maand moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarigen [naam] , geboren op [datum] 2006 te [plaats] , [naam] , geboren op [datum] 2009 in de gemeente [plaats] , [naam] , geboren op [datum] 2013 in de gemeente [plaats] , [naam] , geboren op [datum] 2015 in de gemeente [plaats] , [naam] , geboren op [datum] 2017 in de gemeente [plaats] , [naam] , geboren op [datum] 2020 in de gemeente [plaats] , [naam] , geboren op [datum] 2022 in de gemeente [plaats] , telkens bij vooruitbetaling - voor zover de termijnen nog niet zijn verstreken - te voldoen aan de vrouw;
5.4.
bepaalt
voorlopig- dat wil zeggen tot er een nadere rechterlijke beslissing over de zorgregeling van kracht wordt, dan wel partijen, al dan niet onder begeleiding van de hulpverlening, in onderling overleg tot andere afspraken komen - ten aanzien van het contact tussen de man en de minderjarigen [naam] , [naam] , [naam] en [naam] dat zij eenmaal per twee weken op zaterdag van 14.00 uur tot 16.00 uur tijd met de man doorbrengen en gezamenlijk een activiteit ondernemen, waarbij de man de kinderen ophaalt en terugbrengt bij de vrouw;
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, behoudens ten aanzien van de echtscheiding;
5.6.
verwijst de zaak ten aanzien van de zorgregeling naar de pro forma datum van
26 maart 2024;
5.7.
verzoekt de RvdK om:
onderzoek te verrichten naar welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen het meest in het belang is van [naam] , geboren op [datum] 2009 in de gemeente [plaats] , [naam] , geboren op [datum] 2013 in de gemeente [plaats] , [naam] , geboren op [datum] 2015 in de gemeente [plaats] , [naam] , geboren op [datum] 2017 in de gemeente [plaats] , [naam] , geboren op [datum] 2020 in de gemeente [plaats] en [naam] , geboren op [datum] 2022 in de gemeente [plaats] ;
de rechtbank
uiterlijk op 12 maart 2024te rapporteren en te adviseren, althans te berichten over de voortgang van het onderzoek;
5.8.
bepaalt dat partijen
uiterlijk binnen twee wekenna ontvangst van het rapport van de RvdK door de rechtbank schriftelijk te berichten over:
  • hun actuele standpunten ten aanzien van het advies van de RvdK en het voorliggende verzoek;
  • hoe de procedure voortgezet moet worden;
5.9.
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de zorgregeling aan;
5.10.
wijst het verzoek tot de scheiding van tafel en bed af en het verzoek van de vrouw onder II. ten aanzien van het ouderschapsplan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 902