ECLI:NL:RBNNE:2023:5070

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
LEE 22/3470
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verkeersbesluit tot afsluiting van parkeerterreinen bij Midwolderbos en Emergobos met betrekking tot belangen van homo-ontmoetingsplaatsen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van Stichting Platform Keelbos tegen een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt, dat op 8 november 2018 is genomen. Dit besluit houdt in dat de parkeerterreinen bij het Midwolderbos en Emergobos worden afgesloten. Eiseres, die opkomt voor de belangen van homo-ontmoetingsplaatsen (HOP), stelt dat het besluit in strijd is met de Wegenverkeerswet 1994 en dat het college niet bevoegd was om het besluit te nemen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat het college onvoldoende heeft gemotiveerd hoe de belangen van eiseres zijn meegenomen in de besluitvorming. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de belangen van de HOP. De rechtbank wijst erop dat het college de belangen van de HOP niet voldoende heeft onderbouwd en dat er onvoldoende is aangetoond dat het gebruik van de parkeerterreinen schadelijk is voor de flora en fauna. De rechtbank concludeert dat het college in zijn besluitvorming tekortschiet en dat de belangen van eiseres niet adequaat zijn gewogen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/3470

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2023 in de zaak tussen

Stichting Platform Keelbos, uit Nuth, eiseres

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt,verweerder,
(gemachtigde: P.H. Smit).

Als derde-belanghebbende heeft aan het geding deelgenomen: Staatsbosbeheer

(gemachtigden: G. Durville en J. Nijland).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een verkeersbesluit van het college van 8 november 2018, waarin is besloten de parkeerterreinen bij het Midwolderbos en Emergobos af te sluiten.
1.1.
Met het bestreden besluit van 15 augustus 2022 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Staatsbosbeheer heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2023 op zitting behandeld. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.
1.4.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht uiterlijk 31 oktober 2023 uitspraak te doen.

Totstandkoming van het besluit

2. Bij besluit van 8 november 2018 heeft het college besloten een parkeerterrein bij het Emergobos en een parkeerterrein bij het Midwolderbos af te sluiten (het verkeersbesluit).
2.1.
Het besluit van 25 maart 2019, waarin het bezwaar van eiseres door het college niet-ontvankelijk is verklaard, is bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 8 september 2021, vernietigd.
2.2.
Bij besluit van 15 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Volgens het college zijn de doelen en belangen van artikel 2, tweede lid onder a en b, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994), van belang voor het verkeersbesluit. Volgens het college verdraagt het gebruik voor auto’s en motorvoertuigen zich niet met de natuurlijke waarden van de gebieden en worden het natuurlijke en landschappelijke karakter aangetast. Ook is volgens het college sprake van overlast en verstoring van de rust voor het gebied door auto’s en motorvoertuigen. Volgens het college worden de belangen voor de homo-ontmoetingsplaats (HOP) waar eiseres voor opkomt nadrukkelijk erkend, maar bestaan binnen de gemeente Oldambt ruime mogelijkheden elders. Verder blijft het gebied openbaar en voor voetgangers en fiets toegankelijk zodat de mogelijkheid van ontmoeten niet wordt uitgesloten.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de beslissing op het bezwaar van eiseres van 15 augustus 2022. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Bevoegdheid
5. Eiseres betoogt dat het besluit in strijd zou zijn met de Wvw 1994 omdat het door één ambtenaar, [de ambtenaar] zou zijn genomen. Daarnaast voert eiseres aan dat niet het college maar de gemeenteraad bevoegd is om op grond van de Wegenwet het verkeersbesluit te nemen.
6. De rechtbank stelt vast het bestreden besluit niet is genomen op grond van de Wegenwet, maar op grond van artikel 15 en artikel 18 van de Wvw 1994. Anders dan eiseres betoogt, is op grond daarvan het college bevoegd om dergelijke verkeersbesluiten te nemen en niet de gemeenteraad. Dat betoog faalt.
7. De rechtbank stelt vast dat [de ambtenaar] , beleidsmedewerker Verkeer & Vervoer, namens het college zowel het primaire besluit als het bestreden besluit heeft genomen.
7.1.
De rechtbank stelt vast dat de mandaatregeling die geldig was ten tijde van het primaire besluit ontbreekt in het dossier en niet online beschikbaar is. De rechtbank heeft dan ook niet kunnen vaststellen of ten tijde van het primaire besluit door het college aan [de ambtenaar] een mandaat was verleend voor het nemen van dat besluit. De gemachtigde van het college kon desgevraagd ter zitting op dit punt evenmin opheldering bieden. Uit het ten tijde van het bestreden besluit geldende ‘Mandaatbesluit gemeente Oldambt 2020’ met bijbehorend Mandaatregister [1] volgt overigens dat aan een beleidsmedewerker Verkeer & Vervoer geen mandaat is verleend voor dergelijke verkeersbesluiten.
7.2.
Voor zover aan [de ambtenaar] ten tijde van het primaire besluit wel een mandaat zou zijn verleend voor het nemen van een verkeersbesluit was hij in elk geval niet bevoegd om in deze procedure zowel het primaire besluit als de beslissing op bezwaar te nemen. Dat is namelijk in strijd met artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het betoog van eiser slaagt.
7.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het college, via een bestuurlijke lus, in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen door het bestreden besluit te bekrachtigen. De rechtbank is namelijk van oordeel dat de overige beroepsgronden van eiseres eveneens slagen en overweegt daartoe als volgt.
Uniforme openbare voorbereidingsprocedure
8. Eiseres stelt dat ten onrechte niet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in Afdeling 3.4 van de Awb is gevolgd. Eiseres verwijst naar de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 november 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:5794.
8.1.
Dit betoog slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. Afdeling 3.4 van de Awb is van toepassing op de voorbereiding van besluiten als dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald. Daarvan is in dit geval geen sprake.
Advisering Korpschef
9. Eiseres voert aan dat de korpschef niet om advies is gevraagd voorafgaand aan verkeersbesluit. Eiseres stelt dat dit eerst na de hoorzitting is gedaan.
9.1.
De rechtbank stelt vast dat de Korpschef op 16 maart 2022 het college heeft geadviseerd over het verkeersbesluit. Dit is, anders dan artikel 24 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) bepaalt, ruim na het verkeersbesluit van 8 november 2018, maar in ieder geval nog voor de beslissing op bezwaar. Gelet op de volledige heroverweging in bezwaar waarin dergelijke gebreken hersteld kunnen worden, ziet de rechtbank hierin geen aanleiding om het bestreden besluit te vernietigen.
9.2.
Anders dan eiseres betoogt is het advies bovendien voorafgaand aan de hoorzitting uitgebracht. Hoewel eiseres in bezwaar door het college ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld zich uit te laten over dit advies van de Korpschef, heeft zij in beroep op dit advies kunnen reageren. De rechtbank ziet daarom aanleiding om met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, dit zorgvuldigheidsgebrek te passeren nu niet gebleken is dat eiseres hierdoor in haar belangen is geschaad.
Grondslag verkeersbesluit
10. Eiseres betoogt dat het college niet met onderzoeken heeft aangetoond dat het gemotoriseerd verkeer op de parkeervoorzieningen de flora en fauna aantast of onverharde wegen schaadt. Eiseres wijst erop dat de bestemmingsplannen recreatie noch parkeren uitsluit. Ook wordt gewezen op de Omgevingsvisie die aangeeft dat natuurgebieden toegankelijk moeten zijn en beleefd moeten kunnen worden.
10.1.
De rechtbank stelt vast dat het college in het bestreden besluit de volgende in artikel 2, tweede lid onder a en b, van de Wvw 1994 genoemde belangen heeft vermeld:
- voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast of hinder of schade;
- voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte gevolgen voor het milieu;
- voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of de functie van objecten of gebieden.
Deze zijn volgens het college van belang voor het genomen verkeersbesluit. Volgens het college is de intensieve recreatieve functie van de Midwolderplas alsook het Emergobos verloren gegaan. Het college wijst op de geldende bestemmingsplannen, ‘Buitengebied Oldambt’ (Emergobos) en ‘Herziening bestemmingsplan Blauwe stad 2021’ (Midwolderbos), op grond waarvan voor beide gebieden de bestemming ‘natuur’ geldt. Volgens het college verdraagt het gebruik voor auto’s en motorvoertuigen zich niet met deze functie van het gebied en tast dat gebruik onder andere het natuurlijke en landschappelijke karakter aan.
10.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college onvoldoende gemotiveerd in hoeverre met het verkeersbesluit de in artikel 2, tweede lid onder a en b, van de Wvw 1994 genoemde belangen worden gediend. Het college heeft namelijk niet onderbouwd waarom het gebruik voor auto’s en motorvoertuigen zich niet verdraagt met de functie van het gebied. De verwijzing naar de ter plaatse geldende bestemmingen is hiervoor niet voldoende, nu deze ook parkeervoorzieningen ten behoeve van recreatie toestaan. Verder heeft het college niet onderbouwd waarom door dit gebruik voor auto’s en motorvoertuigen, mede gezien het voormelde planologische kader, het natuurlijke en landschappelijke karakter zou worden aangetast. Het college heeft evenmin de stelling onderbouwd dat door het gebruik voor auto’s en motorvoertuigen sprake is van negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit en flora en fauna, en waarom dit een belang oplevert in de zin van artikel 2, tweede lid, van de Wvw 1994. De rechtbank overweegt in dit verband volledigheidshalve dat artikel 2, tweede lid, van de Wvw 1994 alleen ziet op de gevolgen voor het milieu als bedoeld in de Wet milieubeheer. Het bestreden besluit is gelet op het vorenstaande onvoldoende gemotiveerd. Het betoog van eiseres slaagt.
Belangenafweging
11. Eiseres voert aan dat in het verkeersbesluit onvoldoende rekening is gehouden met het belang van de aanwezigheid van een HOP op die plekken. Eiseres betoogt dat het een legitieme vorm van recreatie is. Verder bestrijdt eiseres de stelling van het college dat er vervangende HOP-locaties zijn, nu ook recreatiegebied Beersterplas is gesloten. Het college zou juist de aanwezigheid van HOP ontmoedigen. Verder betoogt eiseres dat het college grote waarde hecht aan het natuurbelang, terwijl de geldende natuurbestemmingen ook recreatie omvatten en de aanwezigheid van parkeervoorzieningen.
11.1.
De rechtbank is met eiseres van oordeel dat onvoldoende is gemotiveerd in hoeverre in de besluitvorming rekening is gehouden met de belangen van eiseres. In het bestreden besluit wordt alleen vermeld dat de belangen waar eiseres voor opkomt, door het college worden erkend. Naar het oordeel van de rechtbank is echter onvoldoende inzichtelijk met welke belangen het college nu rekening heeft gehouden en hoe deze zijn betrokken in de besluitvorming. Voor zover in het bestreden besluit wordt gesteld dat er elders in de gemeente Oldambt ruime mogelijkheden zijn voor HOP, heeft het college niet toegelicht welke alternatieve locaties dat zijn. Eiseres heeft gemotiveerd bestreden dat elders in de gemeente geen HOP aanwezig is, en gesteld dat eerder aanwezige alternatieven zijn gesloten door het college. Dat is door het college onvoldoende bestreden. Het betoog van eiseres slaagt.
Overige beroepsgronden
12. Aangezien het betoog van eiseres reeds vanwege vorenstaande overwegingen slaagt, ziet de rechtbank geen aanleiding de overige beroepsgronden te bespreken.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep van eiseres is gegrond. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 10:3, derde lid, en artikel 7:12 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet gelet op de aard van de geconstateerde gebreken, geen reden om zelf in de zaak te voorzien.
14. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college een nieuw besluit moet nemen met in achtneming van deze uitspraak.
15. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres te vergoeden en krijgt zij ook een vergoeding van haar proceskosten. De kosten worden berekend op basis van het openbaar vervoer, tweede klas. De rechtbank stelt deze vergoeding vast op € 76,88. Daarnaast worden de verletkosten vastgesteld op € 197,11,-
(1 werkdag voor de reistijd en het bijwonen van de zitting). De rechtbank ziet geen aanleiding om andere proceskosten toe te kennen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 15 augustus 2022;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van in totaal € 273,99.
  • draagt het college op om het door eiseres betaalde griffierecht van € 365,- aan haar te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Gemeenteblad 2020 nr 103294, van 20 april 2020.