ECLI:NL:RBNNE:2023:5015

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
18-024127-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens dood door schuld na aanvaring met waterscooter

Op 5 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 19 juli 2022 betrokken was bij een fatale aanvaring met een andere waterscooter. De verdachte is veroordeeld voor dood door schuld, omdat hij aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gevaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met een te hoge snelheid voer en onvoldoende afstand hield van de andere waterscooter, wat leidde tot de aanvaring waarbij de bestuurder van de andere waterscooter, [slachtoffer 2], om het leven kwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen de snelheid niet had aangepast aan de omstandigheden, maar ook niet alle voorzorgsmaatregelen had genomen die volgens goed zeemanschap vereist waren. De verdachte heeft eerder, op 15 mei 2022, ook al een aanvaring veroorzaakt zonder de benodigde identificerende gegevens achter te laten. De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 120 uren opgelegd, een ontzegging van de vaarbevoegdheid voor een jaar, en geldboetes voor de eerdere feiten. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de waterscooter van de verdachte uitgesproken, aangezien deze is gebruikt bij het begaan van de feiten. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van materiële schade.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-024127-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 december 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , wonende [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 november 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Rademacher.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 19 juli 2022 te [plaats] , binnen de gemeente Sdwest-Frysln, in elk geval in Nederland, aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gehandeld,
door als schipper en/of bestuurder van een snelle motorboot, te weten een waterscooter (merk Yamaha, type Waverunner EX sport, voorzien van registratienummer [nummer] ), als bedoeld in artikel 1.01 onder A, sub 18 van het Binnenvaartpolitiereglement, op het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaande vaarwater, te weten [rivier] , te varen en tijdens dat varen
  • met een (te) hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan de aldaar geldende maximumsnelheid heeft gevaren en/of
  • zijn snelheid niet heeft aangepast aan de aldaar geldende maximumsnelheid van 9 km/uur en/of aan de situatie ter plaatse, waaronder de aanwezigheid van een of meerdere andere in het water aanwezige vaartuigen en/of personen/ zwemmers en/of
  • onvoldoende uitkijk heeft gehouden op het water en de daarin aanwezige andere vaartuigen en/of personen/ zwemmers en/of
  • met zijn waterscooter onvoldoende rechts heeft gevaren en/of
  • in onvoldoende mate heeft geanticipeerd en/of zijn vaargedrag in onvoldoende mate heeft aangepast aan de plaatselijke omstandigheden en/of het vaargedrag van anderen en/of
  • zijn waterscooter onvoldoende onder controle heeft gehouden en/of
  • niet alle voorzorgsmaatregelen heeft genomen die volgens goed zeemanschap waren geboden, ten einde te voorkomen dat het leven van personen in gevaar werd gebracht,
waarna de door hem, verdachte, bestuurde waterscooter in aanraking en/of aanvaring is gekomen met een andere snelle motorboot, te weten een waterscooter (merk SeaDoo, type XP, voorzien van registratienummer [nummer] ) en/of er een ongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor het (mede) aan zijn schuld te wijten is geweest dat de bestuurder van die waterscooter, te weten [slachtoffer 2] , is overleden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juli 2022 te [plaats] , binnen de gemeente Sdwest-Frysln, in elk geval in Nederland, als schipper en/of bestuurder van een snelle motorboot, te weten een waterscooter (merk Yamaha, type Waverunner EX sport, voorzien van registratienummer [nummer] ), als bedoeld in artikel 1.01 onder A, sub 18 van het Binnenvaartpolitiereglement, met die snelle motorboot heeft gevaren op het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaand vaarwater, te weten [rivier] , en tijdens dit varen niet heeft voldaan aan de verplichting om, ook bij het ontbreken van uitdrukkelijke voorschriften als bedoeld in het
Binnenvaartpolitiereglement, alle voorzorgsmaatregelen te nemen die volgens goed zeemanschap of door de omstandigheden waarin het door hem bestuurde schip zich bevindt zijn geboden teneinde (met name) te voorkomen dat het leven van personen in gevaar wordt gebracht, immers heeft hij, verdachte, (toen en aldaar)
  • met een (te) hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan de aldaar geldende maximumsnelheid gevaren en/of
  • zijn snelheid niet aangepast aan de aldaar geldende maximumsnelheid van 9 km/uur en/of aan de situatie ter plaatse, waaronder de aanwezigheid van een of meerdere andere in het water aanwezige vaartuigen en/of personen/ zwemmers en/of
  • onvoldoende uitkijk gehouden op het water en de daarin aanwezige andere vaartuigen en/of personen/ zwemmers en/of
  • met zijn waterscooter onvoldoende rechts gevaren en/of
  • in onvoldoende mate geanticipeerd en/of zijn vaargedrag in onvoldoende mate aangepast aan de plaatselijke omstandigheden en/of het vaargedrag van anderen en/of
  • zijn waterscooter onvoldoende onder controle gehouden en/of
  • niet alle voorzorgsmaatregelen genomen die volgens goed zeemanschap waren geboden, ten einde te voorkomen dat het leven van personen in gevaar werd gebracht,
waarna de door hem, verdachte, bestuurde waterscooter in aanraking en/of aanvaring is gekomen met een andere snelle motorboot, te weten een waterscooter (merk SeaDoo, type XP, voorzien van registratienummer [nummer] ) en/of er een ongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor het leven van de bestuurder van die waterscooter, te weten [slachtoffer 2] in gevaar is gebracht;
2
hij op of omstreeks 15 mei 2022 te [plaats] , gemeente Sdwest-Frysln, althans in de provincie Friesland, als schipper van een schip (een Yamaha waterscooter dan wel een jetski, (met registratienummer [nummer] )) daarmee heeft gevaren op het voor de scheepvaart openstaande, openbare vaarwater, het [meer] , en toen niet heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 785 van het Wetboek van Koophandel, immers heeft hij toen en aldaar, terwijl zijn schip bij een aanvaring betrokken was met een ander schip (motorboot, merk Boesch, type 680 costa brava voorzien van kenteken [nummer] ), aan de schipper/opvarenden van die motorboot, niet de naam van zijn schip en/of plaats van waar zijn schip thuisbehoort en/of de plaats waarvan zijn schip kwam en/of de plaats waarheen het bestemd was, opgegeven en/of geen inzage verstrekt van het bewijs van inschrijving in het register;
3
hij op of omstreeks 15 mei 2022 te [plaats] , gemeente Sdwest-Frysln, althans in de provincie Friesland, op het [meer] , een openbaar voor de scheepvaart openstaand water in het Rijk gelegen, als bestuurder van een snelle motorboot (Yamaha waterscooter) voorzien van het registratieteken [nummer] , tijdens het varen zich zodanig heeft gedragen, dat hinder of gevaar voor andere gebruikers van dat vaarwater werd veroorzaakt, door over en/of tegenin de hekgolven te varen waardoor hij in aanvaring is gekomen met een ander.
Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair, te weten dood door schuld. De schuld bestaat uit aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam handelen. Verdachte heeft immers met hoge snelheid onvoldoende rechts gevaren. Daarbij heeft hij zijn vaargedrag onvoldoende aangepast en onvoldoende afstand gehouden, waarna een aanvaring heeft plaatsgevonden. Hierbij is het slachtoffer [slachtoffer 2] geraakt door de waterscooter van verdachte, waarna het slachtoffer is overleden.
Feit 2 en 3
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 2 en 3. Uit de aangifte van [slachtoffer 1] en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat verdachte met zijn waterscooter dichtbij het schip van aangever voer om over golven te surfen en te springen. Verdachte heeft de boot van aangever geraakt, waarna hij is weggevaren.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsman heeft vrijspraak van feit 1 bepleit. Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte geen enkel verwijt kan worden gemaakt, zodat er geen sprake is van enige mate van schuld.
De getuigen hebben verschillende verklaringen afgelegd over de snelheid en de wijze waarop het ongeluk heeft plaatsgevonden. De gevaren snelheid is niet meer vast te stellen, terwijl verdachte heeft verklaard dat hij rustig voer. Dit komt overeen met de laatst uitgelezen seconden van het toerental van de waterscooter. De verklaring van verdachte dat hij rustig voer, voldoende afstand hield en geen manoeuvres maakte is geloofwaardig.
Tevens ontbreekt het causaal verband tussen het handelen van verdachte en het overlijden van het slachtoffer, omdat niet vastgesteld kan worden dat verdachte het slachtoffer raakte met zijn waterscooter.
De raadsman heeft, indien de rechtbank verdachte niet zal vrijspreken, verzocht om het alternatieve scenario dat het slachtoffer voor een aanvaring van zijn waterscooter in het water is gevallen, hetgeen bevestiging vindt in getuigenverklaringen en het ontbreken van het linker handvat van slachtoffers waterscooter nader te onderzoeken door het horen van de getuigen en het verrichten van technisch onderzoek.
Feit 2 en 3
De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit van feit 2 en 3, aangezien verdachte een aanvaring met aangevers boot heeft ontkend. Verdachte kan de schade niet hebben veroorzaakt met een waterscooter.
Het oordeel van de rechtbank

Feit 1 1

Bewijsmiddelen
Op 19 juli 2022 omstreeks 13.55 uur heeft de politie melding ontvangen van een aanvaring tussen twee waterscooters nabij [plaats] .
2Verbalisanten gaan ter plaatse waar zij onder meer het slachtoffer, naar later blijkt [slachtoffer 2]
3, aantreffen. Er is getracht het slachtoffer te reanimeren, maar het slachtoffer is kort daarna overleden.
4
Het overlijden van het slachtoffer is onderzocht. Uit het forensisch overlijdensonderzoek
5en het schouwverslag
6blijkt dat het slachtoffer onder meer op de linker flank van zijn borst een hematoom heeft van circa twaalf bij twaalf centimeter. Ook zijn alle ribben aan de linkerzijde borstkas voelbaar op verschillende plaatsen gebroken. Dit kan niet worden veroorzaakt door de reanimatie. Inwendig zijn waarschijnlijk verschillende vitale organen/bloedvaten kapot gegaan door de impact. Door de forensisch arts is geconcludeerd dat het (niet natuurlijke) overlijden van het slachtoffer zonder meer verklaard kan
worden door een hoog energetisch stomp uitwendige kracht/geweld aan de linkerzijde van de borstkas met verbloeding tot gevolg.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij tijdens de aanvaring aanwezig was. Er kwamen twee waterscooters aanvaren. De waterscooters waren een beetje aan het racen, gek aan het doen. Ze draaiden rondjes en voeren harder dan mocht. De getuige heeft de snelheid van de waterscooters geschat op 40 kilometer per uur. De waterscooters maakten kennelijk hetzelfde rondje en raakten over elkaar heen. De punt van de witte waterscooter kwam tegen het slachtoffer aan. Hierna viel het slachtoffer in het water.
7
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij eveneens tijdens de aanvaring aanwezig was. Er kwamen twee waterscooters aanvaren. De twee waterscooters voeren snel en maakten rondjes.
8Zij stond met haar gezicht naar het water en zag vanaf links een gele waterscooter aanvaren en vanaf rechts kwam een blauwe waterscooter. Ze hadden een flinke snelheid. De gele waterscooter ging trager varen en lag bijna stil. De gele waterscooter werd aan de linkerkant geraakt door de blauwe waterscooter. Zij hoorde een harde klap.
9De blauwe waterscooter ging snel op het moment dat hij de gele waterscooter raakte. De blauwe waterscooter vloog er overheen en de man op de gele waterscooter werd ook niet op het onderlichaam geraakt door de blauwe waterscooter. De man van de gele waterscooter is in het water terecht gekomen. De man op de blauwe waterscooter keerde daarna om en voer naar de man die in het water lag.
10
Verder blijkt dat tijdens het reanimeren het reddingsvest van het slachtoffer is uitgetrokken
11en in beslag genomen
12. Op het door slachtoffer gedragen zwemvest is op de linkerzijde van de voorzijde een verkleuring gezien.
13De verkleuring is waarschijnlijk ontstaan als gevolg van wrijvingshitte.
14
Uit onderzoek blijkt dat verdachte voer op een op zijn naam gestelde
15wit/blauwe waterscooter van het merk Yamaha, type Waverunner EX Sport, voorzien van registratienummer [nummer] . De Yamaha waterscooter is een waterscooter als bedoeld in artikel 1.01 onder A, sub 18 van het Binnenvaartpolitiereglement.
16
Het slachtoffer voer op een op zijn naam gestelde
17gele waterscooter van het merk SeaDoo, type XP, voorzien van het registratienummer [nummer] .
18
De waterscooter van verdachte is uitgelezen door een erkende Yamaha dealer.
19De dealer heeft verklaard dat de motor niet meer dan 8.000 toeren per minuut (ook aangeduid als rpm) kan maken, zodat dit vol gas is. De throttle position sensor geeft aan hoeveel gas er wordt gegeven met de gashendel uitgedrukt in volt (ook aangeduid als V). Door de dealer is verklaard dat 4.32V vol gas is.
Enkel de laatste 78 seconden van de gegevens van de motor van de waterscooter zijn bekend. Uit de veiliggestelde gegevens volgt de volgende tabel:
Aantal sec toerental (rpm) throttle position sensor (V)
- 78 sec 6550 rpm 3.52 V
- 72 sec1700 rpm0.7 V
- 66 sec5400 rpm0.98 V
- 60 sec1650 rpm0.68 V
- 54 sec3800 rpm1.13 V
- 48 sec 3800 rpm0.94 V
- 42 sec6600 rpm4.32 V
- 36 sec7600 rpm4.32 V
- 30 sec5650 rpm1.25 V
- 24 sec7900 rpm4.32 V
- 18 sec6550 rpm4.32 V
- 12 sec2500 rpm0.74 V
- 6 sec1700 rpm1.05 V
De Landelijke Eenheid, heeft met beide waterscooters ook een proefvaart gemaakt. Daaruit blijkt dat de waterscooter van verdachte geen gebreken vertoont en accelereert, decelereert en manoeuvreert zoals mag worden verwacht. Er zijn geen bijzonderheden waargenomen.
20Uit de proefvaart blijkt dat de maximum snelheid van de waterscooter van verdachte gemiddeld 78 kilometer per uur is.
21Stationair gaat de waterscooter gemiddeld 6 kilometer per uur, met een kwart vermogen gemiddeld 14 kilometer per uur, met half vermogen gemiddeld 43 kilometer per uur en op vol vermogen gemiddeld 79 kilometer per uur.
22
De waterscooter accelereert in 1,2 seconden van 0 tot 25 kilometer per uur en in 8 seconden van 0 tot de maximumsnelheid.
23De draaicirkel bij lage snelheid is 2-3 meter.
24Geconcludeerd is dat de waterscooter snel accelereert en binnen een paar seconden wordt een snelheid van tussen de 25-40 kilometer per uur gehaald.
25
Het Team Verkeersspecialisten heeft na de aanvaring een onderzoek ingesteld. Uit dit onderzoek blijkt dat de plaats van het ongeval het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaande vaarwater, te weten [rivier] , betreft. De maximumsnelheid voor alle schepen op [rivier] is door het bevoegd gezag vastgesteld op 9 kilometer per uur.
26
Uit dit onderzoek blijkt dat de waterscooter van het slachtoffer schade heeft. De waterscooter heeft schade aan het stuur, te weten een ingedrukte zwarte behuizing aan de voorzijde van de stuurinrichting, waarbij een deel is losgekomen. De behuizing aan de linkerzijde van het stuur is verdraaid.
27Aan de linkerzijde van de waterscooter loopt een kunststof zwarte constructie vanaf de aansluiting met de buddyseat omhoog naar het dashboard. Er bevindt zich een scheur bij de aansluiting bij de buddyseat. Aan de voorzijde op de gele kap boven het dashboard zijn donkere verkleuringen te zien. De verkleuringen bestaan uit krassen in de gele kap die vanaf de voorzijde van de waterscooter in de opgaande richting naar de achterzijde lopen. Aan de onderzijde van de gele kap, ter hoogte van de boeg van de waterscooter, bevinden zich donkere gekleurde krassen die in opgaande en zijdelingse richting, naar de linkerzijde van de waterscooter, lopen. Naast deze verkleuringen zijn twee lichte verkleuringen zichtbaar in de gele lak. In deze verkleuringen zijn krassen zichtbaar die een opgaand verloop hebben. Een van deze krassen is vrij diep in het materiaal van de kap gekerfd.
28
Uit dit onderzoek blijkt tevens dat de waterscooter van verdachte schade heeft. De waterscooter heeft aan de onderzijde van de romp aan de linkerzijde, van bovenaf gezien, een geelkleurig krasspoor. Het krasspoor verloopt vanaf de voorzijde van de waterscooter gezien in achterwaartse richting. Onder het gele krasspoor zijn meerdere lichtgekleurde krassen zichtbaar. Het gele krasspoor is gelijksoortig van kleur aan de gele gelcoating van de waterscooter van het slachtoffer.
29
Beide waterscooters verkeren in voldoende staat van onderhoud en er zijn geen technische gebreken of afwijkingen geconstateerd die van invloed geweest zouden kunnen zijn op het ontstaan van een aanvaring.
30
In het onderzoek zijn door het Expert Team Visualisatie en Reconstructie beide waterscooters gescand om een digitaal model te maken waardoor een schadepassing kan worden gemaakt en visueel inzichtelijk gemaakt kan worden hoe de waterscooters elkaar hebben geraakt.
31
Uit de meest logische eerste aanvaringspositie blijkt dat de waterscooter van verdachte met de voorzijde van de romp op de voorzijde van de waterscooter van het slachtoffer ligt. In deze positie komen de sporen aan de voorzijde van de waterscooter van het slachtoffer en de sporen aan de onderzijde van de
waterscooter van verdachte overeen.
32
Uit de meest logische vervolg positie blijkt dat de waterscooter van verdachte met de voorzijde van de romp hoog op de voorzijde van de waterscooter van het slachtoffer ligt. In deze positie komen de sporen hoger op de kap aan de voorzijde van de waterscooter van het slachtoffer en de sporen aan de onderzijde van de waterscooter van verdachte overeen. In deze positie kon de voorzijde van de waterscooter van verdachte in aanraking komen met het lichaam en het zwemvest van het slachtoffer.
33De wrijvingssporen op de linker borstzijde van het zwemvest van het slachtoffer kunnen hieruit worden verklaard.
34
Het Team Verkeersspecialisten heeft tevens de beschikking over de tijdens de proefvaart gemaakte beelden. Op de beelden is te zien dat beide waterscooters zeer kort kunnen wenden en keren. De draaicirkel is zeer kort waardoor de waterscooters snel van richting kunnen veranderen. Beide waterscooters hebben voortstuwing nodig om te kunnen sturen. Hoe meer gas wordt gegeven hoe kleiner de draaicirkel wordt. Bij het loslaten van de gashendel komen de waterscooters zeer snel uit de draai en komen stil te liggen. Ook blijkt uit de beelden dat beide waterscooters zeer snel accelereren.
35
Verdachte heeft verklaard dat hij op 19 juli 2022 met zijn waterscooter (van het merk Yamaha) voer op [rivier] in [plaats] . Hij voer daar op het water met het slachtoffer die op zijn gele waterscooter voer.
36Verdachte heeft verklaard dat zij wat aan het spelen en gek doen waren.
37Verdachte heeft ook verklaard dat hij en het slachtoffer rondjes aan het draaien waren. Het slachtoffer draaide met zijn waterscooter rondjes voor verdachte en in een keer was het bof.
38Verdachte kwam tegen het slachtoffer aan. Daarna is verdachte direct naar het slachtoffer toegegaan en is van zijn waterscooter afgegaan.
39
Schuld in de zin van artikel 307 Sr
Onder 1 primair is ten laste gelegde dat verdachte als schipper/bestuurder van een waterscooter zodanig heeft gevaren dat een aan zijn schuld te wijten aanvaring heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam te varen.
De rechtbank overweegt dat schuld in de zin van artikel 307 Sr een andere betekenis heeft dan het begrip schuld dat in het normale spraakgebruik wordt gehanteerd. Van schuld is sprake als een verdachte een bepaald gevolgd (zoals de ten laste gelegde dood) evident niet heeft willen veroorzaken, maar hem dat gevolg toch verweten kan worden, omdat hij anders had kunnen en moeten handelen. Daarbij is niet elke fout voldoende om in strafrechtelijke zin te kunnen spreken van schuld. Er moet minimaal sprake zijn van aanmerkelijke schuld. Uit vaste rechtspraak volgt dat hierbij moet worden gekeken naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. De ernst van de gevolgen is niet redengevend voor de mate van schuld.
Snelheid (gedachtestreepje 1 en 2)
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte aanzienlijk sneller voer dan de maximum snelheid. Ook uit de verklaring van getuige [getuige 4] volgt dat er met aanzienlijke snelheid is gevaren. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan deze getuigenverklaringen nu deze op essentile punten met elkaar overeenkomen.
Uit de technische gegevens van de waterscooter van verdachte concludeert de rechtbank dat kort voor het einde van de laatste vaart een aantal keren, te weten op 24 en 18 seconden, vol gas is gegeven. De snelheid is daarbij niet vastgelegd, maar uit de proefvaart blijkt dat de waterscooter snel accelereert en dat de snelheid op vol vermogen gemiddeld 79 km per uur is.
De getuigenverklaringen passen bij het technische onderzoek waaruit blijkt dat de waterscooter snel accelereert en in korte tijd een hogere snelheid kan behalen dan de toegestane maximum snelheid.
De verklaring van verdachte, dat hij met een lage snelheid voer, acht de rechtbank gelet op voorgaande onaannemelijk. Uit de gegevens van de motor van de waterscooter van verdachte blijkt weliswaar dat verdachte de laatste twaalf seconden rustig(er) heeft gevaren, maar uit de verklaring van getuige [getuige 4] volgt dat hij na de aanvaring is teruggevaren naar het slachtoffer en daarna pas van zijn waterscooter is afgegaan. Ook uit de eigen verklaring van verdachte volgt dat hij na de aanvaring nog op de waterscooter zat en dat de motor pas is uitgegaan toen hij in het water sprong. Hieruit leidt de rechtbank af dat de motor van de waterscooter van verdachte pas is gestopt enige tijd na de aanvaring nu verdachte eerst nog moest terugvaren naar het slachtoffer. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat door verdachte met zijn waterscooter vol gas is gegeven in ieder geval vlak voor het ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat weliswaar geen exacte snelheid kan worden vastgesteld waarmee verdachte heeft gevaren, maar dat uit de getuigenverklaringen en het technisch onderzoek wel afgeleid kan worden dat de verdachte op het moment van het ongeval aanzienlijk sneller heeft gevaren dan de toegestane snelheid.
Onvoldoende anticiperen (gedachtestreepje 5)
De rechtbank leidt uit de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] en de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring af dat verdachte en het slachtoffer met hun waterscooters op hoge snelheid op korte afstand van elkaar voeren, manoeuvres (rondjes) maakten en daarbij een aanvaring heeft plaatsgevonden, waarbij de waterscooter van verdachte de waterscooter van het slachtoffer en het slachtoffer zelf heeft geraakt. Er is technisch onderzoek aan de waterscooters gedaan, waarbij is gekeken naar de objectief vastgestelde schade. Uit dit onderzoek blijkt dat een aanvaring tussen beide waterscooters heeft plaatsgevonden, waarbij de linkerzijde van de waterscooter van het slachtoffer en het slachtoffer zelf zijn geraakt. Dit past ook bij de wrijvingsschade aan de linkerzijde van het zwemvest van het slachtoffer en de bij het slachtoffer geconstateerde letsel aan de linker borstzijde.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de getuigenverklaringen die op essentile punten overeenkomen. Temeer nu deze passen bij de uitkomsten van het technische onderzoek, te weten de vastgestelde schade aan de waterscooters en de daaruit afgeleide aanvaringsposities.
Het verweer van de verdediging dat verdachte met zijn waterscooter het slachtoffer niet heeft geraakt wordt daarom verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn handelen, met name de hoge snelheid en het onvoldoende afstand houden tijdens het uitvoeren van manoeuvres, onvoldoende heeft geanticipeerd en zijn vaargedrag in onvoldoende mate heeft aangepast aan de plaatselijke omstandigheden en het vaargedrag van het slachtoffer om een aanvaring te voorkomen.
Overige gedachtestreepjes
Ten aanzien van de overige gedachtestreepjes is de rechtbank van oordeel dat daarvoor onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is, zodat daarvan (partieel) zal worden vrijgesproken.
De mate van schuld en de causaliteit
Verdachte heeft op 19 juli 2022 op het openbare vaarwater [rivier] in [plaats] , als schipper zijn Yamaha waterscooter bestuurd. Hierbij heeft verdachte met een aanzienlijk hogere snelheid gevaren dan de ter plaatse toegestane snelheid van 9 kilometer per uur. Daarbij heeft hij met die hoge snelheid verschillende manoeuvres (rondjes) uitgevoerd. Door op deze wijze te varen heeft verdachte in onvoldoende mate geanticipeerd op de plaatselijke omstandigheden. Hierdoor is een aanvaring met de waterscooter van het
slachtoffer veroorzaakt, waarbij het slachtoffer door de waterscooter van verdachte aan de linkerzijde van het lichaam is geraakt. Het slachtoffer heeft letsel aan de linkerzijde van de borstkas opgelopen en is ten gevolge daarvan overleden.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam heeft gedragen, waardoor een aanvaring is ontstaan met de waterscooter van het slachtoffer en het lichaam van het slachtoffer als gevolg waarvan het slachtoffer is komen te overlijden.
Het is daardoor aan zijn schuld te wijten dat het slachtoffer is overleden. Daarom is sprake van schuld in de zin van artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank komt dus tot een bewezenverklaring van feit 1 primair.
Voorwaardelijke verzoeken
De rechtbank is van oordeel dat beide voorwaardelijke verzoeken van de verdediging, te weten het horen van niet nader genoemde getuigen en het doen van nader technisch onderzoek, moeten worden beoordeeld aan de hand van het noodzaakcriterium.
De rechtbank stelt vast dat beide verzoeken onvoldoende gespecificeerd zijn en niet nader gemotiveerd. De rechtbank wijst beide verzoeken af, omdat zij dit telkens niet noodzakelijk acht in het licht van enig te nemen beslissing op grond van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.

Feit 2 en 3 40

Bewijsmiddelen
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 15 mei 2022 voer in zijn motorboot, merk Boesch, type 680 costa brava voorzien van kenteken [nummer] . Hij voer richting [plaats] . Er was een grote hekgolf waar aangever met zijn motorboot overheen moest. Een jetski (met het registratienummer [nummer] ) benutte deze hekgolf en ramde zijn motorboot aan de bakboordzijde. Vervolgens viel de bestuurder van de jetski van zijn jetski af. Daarna klom de bestuurder weer op zijn jetski en voer vol gas weg zonder iets te zeggen. Aangever zag schade aan zijn boot.
41
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 15 mei 2022 met aangever in hun motorboot (merk Boesch) voer op het [meer] in Friesland. Er volgde een hekgolf van een grote motorboot. Getuige dacht dat een waterscooter op de hekgolf wilde spelen. Deze waterscooter kwam te hard aanvaren. De waterscooter probeerde hun motorboot te ontwijken, maar er volgde een botsing. De schipper van de waterscooter viel daarop in het water. De schipper klom daarna op zijn waterscooter en voer hard weg. Hun motorboot had schade aan de romp.
42
Verdachte heeft verklaard dat hij op 15 mei 2022 nabij [plaats] voer met zijn waterscooter, merk Yamaha, met registratienummer [nummer] . Er kwam een grote hekgolf. Hij viel in het water. Daarna klom hij op zijn waterscooter en voer weg.
43
Overweging
De verklaringen van aangever, de getuige en verdachte zelf voor zover opgenomen onder de bewijsmiddelen komen op essentile onderdelen overeen. Niet blijkt dat aangever en de getuige hun verklaringen in strijd met de waarheid hebben afgelegd, zodat de rechtbank geen reden heeft om te twijfelen aan hun betrouwbaarheid. De verklaring van verdachte inhoudende dat hij met zijn waterscooter niet in botsing is gekomen met aangevers motorboot is derhalve ongeloofwaardig. Dat uit de door
verdachte genomen fotos van zijn waterscooter op 31 mei 2022 blijkt dat er geen schade is aan zijn waterscooter, maakt dit oordeel niet anders nu daaruit niets blijkt omtrent de toestand van zijn waterscooter op 15 mei 2022 en het bovendien niet vast is komen staan dat een aanvaring als deze altijd moet leiden tot schade aan een waterscooter.
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte, ondanks zijn stellige ontkenning, zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feit 1 primair, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair)
hij op 19 juli 2022 te [plaats] , binnen de gemeente Sdwest-Frysln, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam heeft gehandeld,
door als schipper van een waterscooter (merk Yamaha, type Waverunner EX sport, voorzien van registratienummer [nummer] ), als bedoeld in artikel 1.01 onder A, sub 18 van het Binnenvaartpolitiereglement, op het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaande vaarwater, te weten [rivier] , te varen en tijdens dat varen
  • met een te hoge snelheid heeft gevaren en
  • zijn snelheid niet heeft aangepast aan de aldaar geldende maximumsnelheid van 9 km/uur en
  • in onvoldoende mate heeft geanticipeerd en zijn vaargedrag in onvoldoende mate heeft aangepast aan de plaatselijke omstandigheden en het vaargedrag van anderen
waarna de door hem, verdachte, bestuurde waterscooter in aanvaring is gekomen met een andere waterscooter (merk SeaDoo, type XP, voorzien van registratienummer [nummer] ),
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat de bestuurder van die waterscooter, te weten [slachtoffer 2] , is overleden.
2
hij op 15 mei 2022 te [plaats] , gemeente Sdwest-Frysln, als schipper van een schip (een Yamaha waterscooter met registratienummer [nummer] ) daarmee heeft gevaren op het voor de scheepvaart openstaande, openbare vaarwater, het [meer] , en toen niet heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 785 van het Wetboek van Koophandel, immers heeft hij toen en aldaar, terwijl zijn schip bij een aanvaring betrokken was met een ander schip (motorboot, merk Boesch, type 680 costa brava voorzien van kenteken [nummer] ), aan de schipper/opvarenden van die motorboot, niet de naam van zijn schip en plaats van waar zijn schip thuisbehoort en de plaats waarvan zijn schip kwam en de plaats waarheen het bestemd was, opgegeven en geen inzage verstrekt van het bewijs van inschrijving in het register.
3
hij op 15 mei 2022 te [plaats] , gemeente Sdwest-Frysln, op het [meer] , een openbaar voor de scheepvaart openstaand water in het Rijk gelegen, als bestuurder van een snelle motorboot (Yamaha waterscooter) voorzien van het registratieteken [nummer] , tijdens het varen zich zodanig heeft gedragen, dat hinder of gevaar voor andere gebruikers van dat vaarwater werd veroorzaakt, door over en/of tegenin de hekgolven te varen waardoor hij in aanvaring is gekomen met een ander.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1. primairaan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn;
2. als schipper niet voldoen aan de verplichtingen bedoeld in het tweede lid van artikel 785 van het Wetboek van Koophandel;
3. overtreding van een regel gesteld krachtens artikel 4 van de Scheepvaartverkeerswet.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een ontzegging van de vaarbevoegdheid van 1 jaar.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie oplegging van een geldboete van 300,00, subsidiair 6 dagen hechtenis, gevorderd.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie oplegging van een geldboete van 400,00, subsidiair 8 dagen hechtenis, gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 bepleit toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, omdat geen strafdoel meer is gediend nu verdachte zijn beste vriend is verloren. Ten aanzien van feit 2 en 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitile documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Op 19 juli 2022 heeft verdachte zich door aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam te varen op zijn waterscooter schuldig gemaakt een ernstig misdrijf, te weten aan dood door schuld. Verdachte
heeft zich als schipper van een waterscooter zodanig gedragen dat door zijn schuld een aanvaring met een andere waterscooter heeft plaatsgevonden. Door de aanvaring is een goede vriend van verdachte overleden.
De rechtbank begrijpt dat het nooit de bedoeling van de verdachte is geweest dat een aanvaring als deze zou plaatsvinden met deze gevolgen voor het slachtoffer, maar neemt hem zijn aanmerkelijke onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam handelen wel kwalijk.
Uit het dossier blijkt dat verdachte en het slachtoffer voorafgaand en tijdens de aanvaring aan het showvaren waren door met hun waterscooters met hoge snelheid te varen en op korte afstand van elkaar bochten te maken. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte door dit te ontkennen, en te verklaren dat hij rustig voer, probeert weg te blijven bij hoe hij werkelijk heeft gehandeld voor en tijdens de aanvaring. Wellicht niet eens omdat hij bewust een bepaalde procespositie kiest, maar meer omdat hij achteraf grote moeite heeft om zijn handelen en de gevolgen daarvan onder ogen te zien. Temeer nu zijn goede vriend is overleden.
De aanvaring zal een grote impact hebben gehad op de aanwezige, veelal minderjarige, getuigen. Daarnaast heeft het overlijden van het slachtoffer voor de nabestaanden gezorgd voor pijn van het verlies van hun dierbare. Verdachte heeft na het ongeval zorg gehad voor de nabestaanden en heeft nog steeds contact met hen. Verdachte heeft het heel moeilijk met de gevolgen van het ongeval en heeft daarvoor ook een trauma psycholoog in geschakeld.
Enkele maanden eerder, op 15 mei 2022, heeft verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt aan het met zijn waterscooter veroorzaken van een aanvaring met een boot, waarna hij niet de benodigde identificerende gegevens heeft achtergelaten. Verdachte heeft hiermee blijk gegeven van miskenning van zijn verantwoordelijkheden als verkeersdeelnemer op het water en ook getracht zijn aansprakelijkheid voor de ten gevolge van de aanvaring ontstane schade te ontlopen. Dit is een ergerlijk feit dat niet getolereerd kan worden.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitile documentatie van 9 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 29 oktober 2023, opgesteld door [reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker van Reclassering Nederland.
Geconcludeerd is dat, buiten de onderhavige strafzaak, er geen sprake is van problemen en verdachte een pro-sociaal leven leidt. Hij heeft een steunend netwerk van familie en vrienden, hij beschikt over huisvesting, hij is zelfstandig ondernemer en hij heeft geen financile problemen. In relatie met de aanvaring signaleert de reclassering lijdensdruk bij verdachte. Hij spreekt op respectvolle wijze over het slachtoffer en nabestaanden. De reclassering schat in dat verdachte bij een veroordeling zijn verantwoordelijkheid zal nemen. Het recidiverisico kan niet worden ingeschat vanwege de aard van de verdenking.
Geadviseerd is de oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat interventies en/of toezicht niet nodig worden geacht.
LOVS
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechters ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke orintatiepunten door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder: LOVS) ontwikkeld.
De rechtbank zoekt voor het bewezen verklaarde feit 1 primair aansluiting bij de orintatiepunten van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien dit een soortgelijk culpoos verkeersdelict betreft.
De orintatiepunten adviseren in geval van het veroorzaken van een verkeersongeval met de dood als gevolg, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld, een taakstraf van 240 uren en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar.
Conclusie
Het op de wijze varen zoals verdachte heeft gedaan brengt gevoelens van onveiligheid mee in de maatschappij en betreft een ernstig feit, zodat hiertegen in het bijzonder uit oogpunt van generale preventie streng dient te worden opgetreden. Temeer omdat verdachte zich op meerdere momenten respectloos ten aanzien van de verkeersveiligheid op het water heeft gedragen. Verdachte heeft op de dag van de aanvaring met dodelijke afloop zelfs op een eerder moment een geldboete gekregen in verband met een snelheidsovertreding met zijn waterscooter. Een afdoening zonder oplegging van straf (conform artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht) is dan ook niet aangewezen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat voor feit 1 primair de oplegging van een taakstraf van 120 uur passend en geboden is.
Daarnaast past het bij de aard van het onder 1 primair bewezenverklaarde dat een ontzegging van de vaarbevoegdheid volgt. Temeer omdat verdachte zich op meerdere momenten niet conform de regels op het water heeft gedragen. Verdachte heeft zijn vaarbewijs niet nodig voor zijn beroep, zodat een vaarontzegging geen grote (financile) gevolgen zal hebben. De rechtbank acht het noodzakelijk voor de verkeersveiligheid op het water om aan verdachte een ontzegging van de vaarbevoegdheid voor een jaar op te leggen.
De rechtbank overweegt dat de feiten 2 en 3 overtredingen betreffen waarvoor telkens een aparte straf dient te worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een geldboete conform de eis van de officier van justitie passend en geboden is.
Inbeslaggenomen goederen
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van een waterscooter, omdat feit 1 primair is begaan met de aan verdachte toebehorende waterscooter.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit tot teruggave van de waterscooter aan verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het in beslag genomen voorwerp, te weten een waterscooter (merk Yamaha) vatbaar voor verbeurdverklaring. Immers, met behulp van dat voorwerp zijn alle bewezen verklaarde feiten begaan en het behoort toe aan verdachte. De rechtbank ziet geen aanleiding om te komen tot een andere beslissing dan verbeurdverklaring.
Benadeelde partij
[slachtoffer 1] (feit 3) heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 33.522,82 ter vergoeding van materile schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in zijn vordering niet- ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de schadevergoeding slechts is onderbouwd met een offerte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak van het feit. De hoogte van de kosten voor materiaal is, anders dan de hoogte van de kosten voor arbeidsloon, niet betwist.
Het oordeel van de rechtbank
Kosten voor materiaal
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade ten aanzien van kosten voor materiaal van 7.832,82 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2022.
Kosten voor arbeidsloon
De rechtbank beschikt ten aanzien van de gevorderde kosten voor arbeidsloon over onvoldoende informatie om deze kosten te kunnen beoordelen, aangezien de reparatie van de boot nog niet gereed is. Het is daarom onvoldoende duidelijk hoeveel kosten voor arbeidsloon daadwerkelijk zullen worden gemaakt. De enkele schatting zoals die blijkt uit de overgelegde offerte is daartoe onvoldoende.
Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering voor dit deel daarom niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 74 dagen.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 23, 24c, 33, 33a, 36f, 62, 307 en 474 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 4, 31 en 35b van de Scheepvaartverkeerswet, artikel 8.05. van het Binnenvaartpolitiereglement en artikel 7a van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Ten aanzien van feit 1 primair
Een taakstraf voor de duur van 120 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vr de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Ontzegt verdachte, als houder van een vaarbewijs, de bevoegdheid tot het voeren van schepen, voor zover daartoe een vaarbewijs is vereist, voor de duur van 1 jaar.
Ten aanzien van feit 2
Betaling van een
geldboete ten bedrage van 300,00(zegge: driehonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis.
Ten aanzien van feit 3
Betaling van een
geldboete ten bedrage van 400,00(zegge: vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen voorwerp, te weten en waterscooter (omschrijving: PL0100- 2022186683-V5722, Yamaha).
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , feit 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 7.832,82 (zegge: zevenduizend achthonderdtweendertig euro en tweentachtig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 1]aan de Staat te betalen een bedrag van 7.832,82 (zegge: zevenduizend achthonderdtweendertig euro en tweentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materile schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 74 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en
mr. L.S. Langius, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 december 2023.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpaginas, zijn dit paginas uit het dossier van de landelijke
eenheid met proces-verbaal nummer PL0100-2022333340, doorgenummerd 1 tot en met 206. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
2 Pagina 79.
3 Paginas 82 en 88.
4 Pagina 80.
5 Pagina 87.
6 Een geschrift, te weten een schouwverslag van 19 juli 2002, opgemaakt door dhr. T.H. Tan, Forensisch arts
KNMG, blad 2 en 3.
7 Paginas 34 en 35.
8 Pagina 51.
9 Pagina 52.
10 Pagina 53.
11 Pagina 79.
12 Pagina 87.
13 Paginas 87 en 130.
14 Pagina 133.
15 Pagina 98.
16 Pagina 134.
17 Pagina 98.
18 Paginas 131.
19 Paginas 112 en 113.
20 Pagina 123.
21 Pagina 166.
22 Pagina 160.
23 Pagina 161.
24 Pagina 163.
25 Pagina 165.
26 Pagina 129.
27 Pagina 132.
28 Pagina 133.
29 Pagina 136.
30 Pagina 137.
31 Pagina 137.
32 Pagina 138.
33 Pagina 139.
34 Pagina 140.
35 Pagina 140.
36 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 november 2023.
37 Pagina 203.
38 Pagina 201.
39 Pagina 202.
40 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpaginas, zijn dit paginas uit het dossier van politie eenheid
Noord-Nederland met proces-verbaal nummer PL0100-2022130356, doorgenummerd 1 tot en met 27. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
41 Pagina 4.
42 Pagina 11.
43 Pagina 18 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 november 2023.