Op 27 november 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster, die verblijft te [plaats]. Het verzoek, ingediend door haar gemachtigde mr. H.C.L. Crozier, was gericht tegen mr. W. Schoo, de rechter die betrokken was bij de behandeling van een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Verzoekster stelde dat de rechter onvoldoende rekening had gehouden met haar belangen, wat volgens haar duidde op vooringenomenheid.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat het wrakingsverzoek is ingediend nadat de rechter al een mondelinge einduitspraak had gedaan. De wrakingskamer verduidelijkte dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om een rechter te wraken na een einduitspraak, omdat het doel van wraking, namelijk het voorkomen van bemoeienis van een vooringenomen rechter, niet meer kan worden bereikt na de uitspraak.
De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek te laat was ingediend, aangezien de mondelinge uitspraak al was gedaan en het dictum was medegedeeld. Hierdoor werd verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wraking. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.