ECLI:NL:RBNNE:2023:4999

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
18-182580-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met dodelijke afloop en toerekeningsvatbaarheid van de verdachte

Op 4 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 juli 2022 in Tynaarlo een zware mishandeling heeft gepleegd, resulterend in de dood van het slachtoffer. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, heeft het slachtoffer meermalen met kracht tegen zijn borst geschopt, waardoor het slachtoffer met zijn stoel achterover viel en zwaar lichamelijk letsel opliep, wat leidde tot een hoge dwarslaesie en uiteindelijk zijn overlijden op 19 juli 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en dat zijn handelen de dood van het slachtoffer heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 504 dagen, gelijk aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis, en heeft de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd, gezien de ernstige psychiatrische stoornis van de verdachte, die lijdt aan schizofrenie. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van 17.500 euro toegewezen aan de vader van het slachtoffer, als benadeelde partij, ter compensatie van immateriële schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.182580.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 december 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in [instelling 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 november 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 juli 2022 te [plaats] , gemeente Tynaarlo aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
  • een breuk van 6de halswervel
  • een voorwaartse verschuiving van de bovenliggende 5de halswervel
  • een verscheuring van het ruggenmerg op het niveau van het wervelletsel (een (hoge) dwarsleasie)
heeft toegebracht, door die [slachtoffer] meermalen (met kracht) tegen zijn borst, althans tegen zijn lichaam te schoppen, (tengevolge waarvan die [slachtoffer] (met zijn stoel) achterover is gevallen,) terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 juli 2022 te [plaats] , gemeente Tynaarlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] meermalen (met kracht) tegen zijn borst, althans tegen zijn lichaam heeft geschopt (tengevolge waarvan die [slachtoffer] (met zijn stoel) achterover is gevallen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 juli 2022 te [plaats] , gemeente Tynaarlo [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen (met kracht) tegen zijn borst, althans tegen zijn lichaam te schoppen, (tengevolge waarvan die [slachtoffer] (met zijn stoel) achterover is gevallen,) terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit (zware mishandeling, de dood ten gevolge hebbende).
Hij heeft daartoe aangevoerd, dat verdachte aan [slachtoffer] (hierna ook genoemd: het slachtoffer) meerdere karatetrappen tegen het bovenlichaam heeft gegeven, ten gevolge waarvan het slachtoffer met zijn stoel achterover is gevallen. In het ziekenhuis bleek het slachtoffer een hoge dwarslaesie te hebben opgelopen. Hij kon niet meer zelfstandig ademen, waarna in overleg met de familie de beademing is
gestopt en het slachtoffer is komen te overlijden. Verdachte heeft door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer, door de val (die door verdachte was veroorzaakt via het uitdelen van een of meerdere trappen tegen de borst) achterover met zijn stoel, zwaar letsel zou bekomen. Verdachte heeft derhalve voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, te weten een dwarslaesie, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Hij acht opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet bewezen.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd, dat getuige [naam 1] heeft verklaard dat verdachte het slachtoffer zeven acht keer heeft geschopt. Echter is niet aannemelijk geworden dat alle schoppen op het lichaam van het slachtoffer zijn terechtgekomen, nu er bij de schouw van het slachtoffer slechts kleine oppervlakkige huidbeschadigingen aan de buik zijn waargenomen. Deze schoppen waren ook niet tegen het hoofd. In dit licht bezien kan er volgens de raadsman niet worden vastgesteld dat er meerdere harde schoppen zijn uitgedeeld waardoor verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard.
De eenvoudige mishandeling van het slachtoffer (het meer subsidiair ten laste gelegde feit) kan volgens de raadsman wel worden bewezen. Ook kan via de leer van de redelijke toerekening het overlijden van het slachtoffer door de mishandeling aan verdachte worden toegerekend.
Oordeel van de rechtbank

Het bewijs

De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen -zakelijk weergegeven- bewijsmiddelen
1die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Melding geweldsincident
Verbalisanten kregen op 19 juli 2022 het verzoek
2om te gaan naar [instelling 2] in [plaats] . Er was een melding dat een clint (verdachte [verdachte] ) op 18 juli 2022 (een andere clint) [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] , heeft aangevallen. [slachtoffer] ligt ten gevolge daarvan in het ziekenhuis (UMCG) en zou een dwarslaesie hebben en zou mogelijk komen te overlijden.
Verklaringen getuigen
Getuige [naam 1]
3werd gehoord over de mishandeling van [slachtoffer] op 18 juli 2022. Zij verklaarde dat zij zag dat [slachtoffer] in de patio op een stoel zat. Zij zag dat [verdachte] (verdachte [verdachte] ) er ook was. Zij zag dat [verdachte] [slachtoffer] zeven tot acht keer trapte en dat [slachtoffer] geraakt werd op zijn borstkas. [verdachte] trapte met zijn rechterbeen. [verdachte] deed karatetrappen. Zij zag dat [slachtoffer] achterover met de stoel op de grond viel. Op 19 juli 2022 zag zij dat [verdachte] geblesseerd was aan zijn rechterbeen en een schoen miste. Getuige [naam 1]
4verklaarde voorts dat [slachtoffer] na de val op de grond bleef liggen. [verdachte] heeft hem meerdere keren kickboks trappen gegeven. [slachtoffer] zei auw". Toen [slachtoffer] geschopt werd, stond [verdachte] recht voor hem. Getuige zag dat
[verdachte] hard vooruit trapte. Zo hard als hij kon. Oerkracht. Zij weet dat het [verdachte] was. Zij kent hem van hier, het terrein.
Getuige [naam 2]
5verklaarde dat [slachtoffer] op 18 juli 2022, na de maaltijd, naar de patio liep en daar ging zitten om te roken. Hij hoorde daarna ineens getuige [naam 1] gillen en roepen "Help Help". Hij zag dat [slachtoffer] op de grond lag. [slachtoffer] kon zich niet meer bewegen. Hij hoorde dat [slachtoffer] alleen maar n ding zei en dat was " [verdachte] ". Met [verdachte] wordt bedoeld [verdachte] . [slachtoffer] zei dat hij zijn arm en zijn nek niet voelde.
Verklaring verdachte
Verdachte
6heeft verklaard dat hij bij [instelling 2] met sommige mensen geen goed contact had. Hij heeft tegen de psychiater ook niet verteld wat er gebeurd zou zijn. Hij verklaarde dat het niet zo is dat hij het ontkent, maar hij erkent het ook niet.
Forensisch overlijdensonderzoek
Op 19 juli 2022 kwamen verbalisanten aan bij het Universitair Medisch Centrum te Groningen (UMCG).
7Het slachtoffer zou op 18 juli 2022 opgenomen zijn in het UMCG ten gevolge van opgelopen letsel na een mishandeling op het terrein van [instelling 2] in [plaats] . Ter plaatse verklaarde N. de Jonge, forensisch GGD-arts, dat de overledene [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum], betrof. De diagnose van [slachtoffer] op basis van zijn opname in het ziekenhuis betrof een gebroken halswervel met hoge traumatische dwarslaesie, hierbij was het niet meer mogelijk om zijn ledematen onder de nek te kunnen bewegen of zelfstandig (zonder beademingsapparatuur) te kunnen ademen. Op basis van de diagnose werd in samenspraak met de familie van [slachtoffer] besloten om de medische handelingen en beademing te stoppen, waarna [slachtoffer] op 19 juli 2022 is overleden. De identiteit van de overledene was voorafgaande aan de lijkschouwing bevestigd door de familie van de overledene.
Forensisch pathologische onderzoekrapportage door het Nederlands Forensisch Instituut(
NFI)
Het deskundigenrapport
8houdt in de interpretatie van de resultaten van forensisch pathologisch onderzoek betreffende de op 19 juli 2022 overleden [slachtoffer] .
Ten aanzien van de doodsoorzaak en letsels
Aan de rug, het achterhoofd, de buik () waren letsels door stomp botsende, schavende (zoals vallen, zich stoten of geslagen worden) () krachtsinwerking. De letsels op het achterhoofd en de rug kunnen verklaard worden door een breedvlakkige krachtsinwerking (bijvoorbeeld door een achterwaartse val).
Aan de halswervelkolom was een breuk van de 6de halswervel en een voorwaartse verschuiving van de bovenliggende 5de halswervel.
Bij sectie was er verscheuring van het ruggenmerg op het niveau van het wervelletsel.
()
Conclusie
Bij het forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van [slachtoffer] kan het overlijden verklaard worden door de gevolgen van ruggenmergletsel ter plaatse van letsel aan de 5de en 6de halswervels, al dan niet in combinatie met een bestaande toestand met een ziekelijk veranderd/vergroot hart. Een andere doodsoorzaak is niet gebleken.

Bewijsoverwegingen

Op grond van voormelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte het slachtoffer meerdere harde trappen tegen de borst heeft gegeven. Ten gevolge van die trappen is het slachtoffer met zijn stoel achterover gevallen. Hij voelde daarna zijn arm en nek niet meer en is vervolgens naar het ziekenhuis gebracht. In het ziekenhuis is bij het slachtoffer de diagnose van een gebroken halswervel met hoge traumatische dwarslaesie gesteld. Hierbij was het niet meer mogelijk om zijn ledematen onder de nek te kunnen bewegen of zelfstandig (zonder beademingsapparatuur) te kunnen ademen. Op basis van deze diagnose is besloten om de medische handelingen en beademing te stoppen, waarna [slachtoffer] op 19 juli 2022 is overleden.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is hoe het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd.
(Voorwaardelijk) opzet op zware mishandeling
De rechtbank dient zich eerst te buigen over de vraag of verdachte door zijn handelen al dan niet voorwaardelijk opzet heeft gehad op zware mishandeling van het slachtoffer.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het handelen van verdachte, naar de uiterlijke verschijningsvorm hiervan en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden, niet anders worden opgevat dan dat verdachte het slachtoffer meermalen hard tegen de borst heeft getrapt, waardoor het slachtoffer met zijn stoel achterover is gevallen. Door zo te handelen heeft verdachte bewust (willens en wetens) de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou bekomen en had verdachte voorwaardelijk opzet op het toebrengen van dat zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer (ruggenmergletsel en letsels aan de halswervels).
Tussenconclusie
De rechtbank acht dus de primair ten laste gelegde zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Causaal verband tussen de zware mishandeling en de dood van het slachtoffer
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of deze zware mishandeling - in strafrechtelijke zin - de dood tot gevolg heeft gehad. Voor een bewezenverklaring is vereist dat een causaal verband wordt vastgesteld tussen de gedraging van de verdachte en het ten laste gelegde gevolg.
De rechtbank stelt voorop dat de beantwoording van de vraag of een causaal verband bestaat tussen de door verdachte verrichte gedraging en het ten laste gelegde gevolg, dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of dit gevolg redelijkerwijs als gevolg van de gedraging aan de verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank overweegt hiertoe dat blijkens het forensisch pathologisch onderzoek het overlijden van het slachtoffer kan worden verklaard door de gevolgen van het - hiervoor door de rechtbank bewezenverklaarde, door verdachte veroorzaakte - zwaar lichamelijk letsel. Een andere doodsoorzaak is niet gebleken.
De rechtbank is van oordeel, met inachtneming van de op grond van vaste jurisprudentie bestaande causaliteitscriteria, dat de schoppen die verdachte heeft toegebracht aan [slachtoffer] , ten gevolge waarvan [slachtoffer] met zijn stoel achterover is gevallen, de onmisbare schakels hebben gevormd in de gebeurtenissen die tot de dood van [slachtoffer] hebben geleid.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde zware mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 18 juli 2022 te [plaats] , gemeente Tynaarlo aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
  • een breuk van de 6de halswervel
  • een voorwaartse verschuiving van de bovenliggende 5de halswervel
  • een verscheuring van het ruggenmerg op het niveau van het wervelletsel (een hoge dwarsleasie)
heeft toegebracht, door die [slachtoffer] meermalen met kracht tegen zijn borst te schoppen,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] met zijn stoel achterover is gevallen, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair: zware mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Rapport Pieter Baan Centrum (PBC)
Ten aanzien van onder andere de strafbaarheid van verdachte is er pro Justitia rapportage door het Pieter Baan Centrum uitgebracht. Deze rapportage is opgemaakt op 13 juni 2023 door A. Brouwer, arts in opleiding tot psychiater onder supervisie van M.D. van Ekeren, psychiater en N.P.A. van der Weegen, GZ- psycholoog.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de conclusies in voormeld PBC- rapport, de bij verdachte vastgestelde pathologie heeft doorgewerkt bij het plegen van het feit. Er is door de gedragsdeskundigen echter onvoldoende zicht verkregen op de mate van de doorwerking. De gedragsdeskundigen achten het feit wel in ten minste verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De officier van justitie onderschrijft dit standpunt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat blijkens voormeld PBC-rapport verdachte in ieder geval verminderd toerekeningsvatbaar is te achten, maar dat volledige ontoerekeningsvatbaarheid niet kan worden uitgesloten. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het te bewijzen feit, gelet de inhoud van de rapportage en de toedracht van het feit, niet aan verdachte kan worden toegerekend. Verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in het bijzonder gelet op voormelde pro Justitia rapportage van het PBC. De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een ernstige psychiatrische stoornis in de vorm van schizofrenie, een chronisch psychiatrische progressieve stoornis die in de loop der jaren in ernst toeneemt. Ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit was er sprake van schizofrenie. Onderzoekers adviseren verdachte het ten laste gelegde feit in ten minste verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte, dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu geen sprake is van volledige ontoerekenings-vatbaarheid en er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf, waarvan de duur op de dag van de uitspraak gelijk is aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis.
Daarnaast is oplegging gevorderd van:
- de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft -indien ondanks het door hem bepleite ontslag van alle rechtsvervolging- een gevangenisstraf wordt opgelegd, bepleit dat deze, gelet op persoon van de verdachte, niet van langere duur dient te zijn dan de reeds in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd.
Daarnaast is volgens de raadsman aan alle voorwaarden voldaan om tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging te kunnen komen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de over verdachte uitgebrachte rapportages, het uittreksel uit de justitile documentatie d.d.
9 november 2023 waaruit blijkt dat verdachte vaker voor geweldsfeiten is veroordeeld, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 18 juli 2022 schuldig gemaakt aan zware mishandeling, de dood ten gevolge hebbend. Verdachte heeft het slachtoffer meermalen hard tegen de borst geschopt waardoor het slachtoffer met de stoel waarin hij zat achterover is gevallen. Het slachtoffer heeft door het handelen van verdachte zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Ten gevolge van dat letsel is het slachtoffer een dag later komen te overlijden.
Verdachte heeft door zijn daad de dierbaren van het slachtoffer onherstelbaar leed toegebracht. Het slachtoffer en verdachte verbleven beiden op een woonafdeling van [instelling 2] in verband met psychiatrische problemen. Dit is een woonomgeving waar het slachtoffer zich juist veilig mocht kunnen voelen. Een dergelijk feit brengt gevoelens van verontwaardiging, onrust en onveiligheid met zich mee in de maatschappij en in het bijzonder bij de bewoners en personeel van de woonafdeling.
De rechtbank acht, wat betreft de op te leggen straf, gelet op de ernst van het feit, als enige strafmodaliteit het opleggen van een gevangenisstraf aangewezen. Bij de bepaling van de duur ervan zal de rechtbank in strafbeperkende zin rekening houden met het feit dat het delict de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat zij aan verdachte de - hierna nader te motiveren - maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal opleggen. Een spoedig begin van een forensische behandeling in dat kader is daarbij aangewezen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geiste straf recht doet aan de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf voor de duur van 504 dagen opleggen, welke duur gelijk is aan de door verdachte, op het moment van het uitspreken van het vonnis, reeds ondergane preventieve hechtenis.

Motivering van de maatregel

De rechtbank zal aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opleggen.
Blijkens het hiervoor al genoemde pro Justitia rapport bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het gaat bovendien om een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel is daarom ongemaximeerd.
Daarnaast heeft de rechtbank in aanmerking genomen de ernst van het begane feit en de veelvuldigheid van voorafgegane veroordelingen wegens een geweldsmisdrijf. Verder eist de algemene veiligheid van personen de oplegging van die maatregel.
De rechtbank heeft haar oordeel gegrond op het advies van eerder genoemde gedragsdeskundigen A. Brouwer, arts in opleiding tot psychiater onder supervisie van M.D. van Ekeren, psychiater en N.P.A. van der Weegen, GZ-psycholoog.
Het advies houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Onderzoekers stellen op basis van de klinische inschatting dat het recidiverisico op geweldsdelicten hoog is. Het recidiverisico wordt vooral bepaald door de chronische en therapieresistente schizofrenie met ernstige oordeels- en kritiekstoornissen, waarbij verdachte in het verleden meermaals agressief gedrag heeft laten zien. De indruk is dat het agressief gedrag de laatste jaren vaker optreedt, wat mogelijk samenhangt met een progressieve verslechtering van de schizofrenie. Het risico op acuut dreigend geweld wordt hoog ingeschat, omdat verdachte frequent agressief gedrag laat zien, blijkens de collaterale informatie en incidenten in detentie. Om het recidivegevaar te beperken is het van belang dat verdachte wordt behandeld voor de schizofrenie. Intensieve behandeling en begeleiding is daarbij noodzakelijk.
Voorwaardelijke juridische kaders zijn niet haalbaar bij verdachte, gezien zijn gebrek aan inzicht en behandelmotivatie. Voorts zijn er twee verschillende kaders te overwegen: een zorgmachtiging in kader van de Wvggz, of een tbs-maatregel. De zorgmachtiging in het kader van de Wvggz is naar de mening van het onderzoekend team echter een gepasseerd station gezien de ernst van het psychiatrisch beeld, de noodzaak tot forensische behandeling en de noodzakelijk zeer lange behandelduur. Gezien de chroniciteit van de problematiek, waarbij er geen zicht is op verbetering, en het feit dat langdurig intensieve zorg in kader van eerdere zorgmachtigingen (of vergelijkbaar) onvoldoende is gebleken om verdachte zodanig te stabiliseren dat hij geen gewelddadig gedrag laat zien, adviseren de onderzoekers de rechtbank een tbs- maatregel met dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank kan zich met de inhoud en de conclusies van het advies verenigen en neemt deze over.

Benadeelde partij

[naam 3] (vader van het slachtoffer) heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van
17.500,00 ter vergoeding van immaterile schade (affectieschade) vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam 3] gevorderd, tot een bedrag van 17.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Daarnaast wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [naam 3] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 18 juli 2022.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b en 302 het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 504 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte derhalve om aan [naam 3] te betalen:
  • het bedrag van 17.500,00 (zegge: zeventien duizend vijfhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [naam 3] aan de Staat te betalen een bedrag van 17.500,00 (zegge: zeventien duizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immaterile schade (affectieschade).
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter,
mr. R. Depping en mr. J. Faber, rechters, bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 december 2023.
Zijnde de voorzitter buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt. De vermelde paginas bevinden zich in
het doorgenummerde dossier van politie Noord-Nederland, met nummer 2022186364/2022195449/2022195480 van 23 februari 2023 (onderzoek Madegaskar/NN3R022075).
2 proces-verbaal van bevindingen van 19 juli 2022, pagina 24 e.v.
3 proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] van 19 juli 2022, pag. 47A e.v.
4 proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] van 27 juli 2022, pag. 50 e.v.
5 proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] van 21 juli 2022, pag. 63 e.v.
6 verhoor bij de rechter-commissaris in strafzaken, op 22 juli 2022.
7 proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek (met bijlagen) van 27 juli 2022, pag. 86 e.v.
8 deskundigenrapport van het NFI van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer
2022.07.20.045, van 2 februari 2023, opgemaakt door drs. P.M.I. van Driessche, arts en forensisch patholoog.