ECLI:NL:RBNNE:2023:4998

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
18-133745-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld in vereniging, verduistering, voorhanden hebben van pepperspray, poging tot diefstal en diefstal in vereniging

Op 4 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld in vereniging, verduistering, het voorhanden hebben van pepperspray, poging tot diefstal in vereniging en diefstal in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 20 november 2023, waarbij de verdachte aanwezig was en bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Kuipers. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

De tenlastelegging omvatte onder andere een gewelddadige diefstal op 28 mei 2023 in Emmen, waarbij de verdachte samen met anderen mobiele telefoons, geld en een auto heeft weggenomen, terwijl hij een vuurwapen toonde aan het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van verduistering van een auto van een ander, het voorhanden hebben van pepperspray en pogingen tot diefstal van banden en velgen van voertuigen van andere slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers en de verzamelde bewijsmiddelen voldoende waren om de verdachte schuldig te verklaren voor de meeste feiten, met uitzondering van de diefstal van de auto van slachtoffer 2, waarvoor hij werd vrijgesproken.

De rechtbank overwoog dat de verdachte en zijn medeverdachten voldoende nauwe en bewuste samenwerking hadden vertoond bij het plegen van de strafbare feiten. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een delictpatroon van vermogensdelicten en problemen met middelengebruik. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tevens werd een schadevergoeding toegewezen aan slachtoffer 1, terwijl de vordering van slachtoffer 2 niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/133745-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 december 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 november 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Kuipers, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 28 mei 2023 te Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer mobiele telefoons, een geldbedrag en/of een personenauto (met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een vuurwapen te tonen en/of door te laden en/of vervolgens te richten op de torso, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 28 mei 2023 te Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij, in de periode van 18 mei 2023 tot en met 19 mei 2023 te Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een sleutelbos, althans een autosleutel en/of een personenauto (met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 18 mei 2023 te Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een personenauto (met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten uit hoofde van een leenovereenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeigend;
3.
hij, op of omstreeks 24 mei 2023 te Emmen, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke
stoffen voorhanden heeft gehad;
4.
hij, op of omstreeks 18 maart 2023 te [adres] , gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een band en/of velg, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen: de personenauto van voornoemde [slachtoffer 3] op een krik heeft gezet en/of vervolgens een of meer wielmoeren van het voorwiel heeft verwijderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij, op of omstreeks 18 maart 2023 te [adres] , gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een band en/of velg, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 primair, 2 subsidiair, 3, 4 en 5.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de verklaring van aangever [slachtoffer 1] betoogd dat deze onbetrouwbaar is gelet op hetgeen aangever heeft verklaard over de aanleiding van het feit, en heeft aangevoerd dat deze derhalve niet voor het bewijs gebezigd kan worden. De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 verder betoogd dat vrijspraak dient te volgen voor zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De omschrijving van aangever van de tweede persoon aanwezig bij de diefstal is te algemeen en levert geen bewijswaarde op. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat de herkenning van een verbalisant van verdachte op de camerabeelden aan de [adres] onvoldoende is. Tevens heeft de raadsman aangevoerd dat het filmpje met het vuurwapen niet aan verdachte te linken is.
Ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair heeft de raadsman betoogd dat vrijspraak dient te volgen, nu geen sprake is van wederrechtelijke toe-eigening van de auto van [slachtoffer 2] .
De raadsman heeft zich wat betreft de bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 4 en 5 heeft de raadsman betoogd verdachte vrij te spreken bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaring aangever [slachtoffer 1]
De verdediging heeft betoogd dat de verklaring van aangever [slachtoffer 1] onbetrouwbaar is en niet voor het bewijs gebezigd kan worden.
De rechtbank is van oordeel dat getwijfeld kan worden aan hetgeen aangever heeft verklaard over de aanleiding van en de aanloop naar het incident, nu er gelet op de bevindingen van de politie in tegenstelling tot hetgeen aangever hierover heeft verklaard wel degelijk aanwijzingen zijn dat verdachte en medeverdachte met aangever hadden afgesproken teneinde drugs van aangever te kopen en er mogelijk sprake zou zijn van een zogenaamde ripdeal. Dat getwijfeld kan worden aan hetgeen aangever heeft verklaard over de aanleiding van en de aanloop naar het incident, maakt echter niet dat de gehele verklaring van aangever onbetrouwbaar moet worden geacht. De rechtbank is van oordeel dat (het deel van) de verklaring van aangever over de diefstal met geweld voldoende ondersteuning vindt in andere bewijsmiddelen en derhalve in zoverre betrouwbaar is en voor het bewijs gebezigd kan worden.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1
1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 mei 2023, opgenomen op pagina 2 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN3R023041 d.d. 10 juli 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Vanavond 28 mei 2023 omstreeks 21.35 uur was ik op de parkeerplaats aan de [adres] te Emmen in de gemeente Emmen. Ik was met mijn auto een zwarte Opel Corsa voorzien van het kenteken [kenteken] en ik was alleen. Ik zag dat twee mannen naar de bijrijderskant van mijn auto liepen en vervolgens in de auto stapten. De donkere/getinte man ging naast mij zitten. De andere man die achterin zat was blank. Ik gaf, nadat we een stukje hadden gereden, bij de mannen aan dat we er waren.
Ik zie op dat moment dat die donker getinte man een vuurwapen te voorschijn haalt. Een aluminium geborstelde kleur had het wapen. Ik zag dat hij hem in zijn rechterhand vast had. Ik zag op dat moment dat hij het pistool doorlaadde. Hij deed de bovenzijde van het wapen naar achteren waardoor ik in soort van gat kon kijken. Ik zag dat er een koperkleurig voorwerp in zat. Ik hoorde de donker getinte man tegen mij schreeuwen: "Telefoon afgeven, afgeven die telefoon." Ik voelde op dat moment dat ik het pistool tegen mijn rechterzijde kreeg gedrukt. In de zij. Ik heb direct mijn telefoon uit mij rechterbroekzak gepakt en hield hem omhoog. Die man met het pistool pakte hem uit mijn handen. Vervolgens hoorde ik man achterin roepen: 'Hij heeft ook pepperspray, hij heeft ook pepperspray". De donker getinte man voelde vervolgens mijn zakken na en trof in mijn linker broekzak 4 biljetten van 50 euro aan. Deze pakte hij ook van mij af.
Die donker getinte man zei toen :"uitstappen en liggen".
Ik ben uit de auto gestapt. Ik hoorde toen mijn auto weg rijden. Ik zag dat de donker getinte man achter het stuur zat van mijn auto en dat die andere man nog steeds achter in zat.
Ik heb ingelogd op de telefoon van een vriend van mij, [naam 1] , en kon zien dat mijn telefoon op de [adres] of zoiets aanstraalde. De vrouw die nog bij mij stond bevestigde dat het de [adres] was en mogelijk [adres] . De mannen hebben dus mijn auto, mijn IPhone en 200 euro van mij gestolen onder bedreiging van een vuurwapen. In de auto heb ik mijn portemonnee liggen in het middenconsole daar zitten al mijn bankpasjes in en ook mijn rijbewijs. De papieren van de auto liggen er ook in.
Ik kan de donker getinte man als volgt omschrijven:
  • Ik schat hem 1.75 meter lang.
  • Ik schat hem tussen de 40 a 45 jaar.
  • Mollig /dikkig postuur.
  • Getinte wat donkere huid.
  • Baardje/sikje wat grijzig van kleur. Kort.
  • Kort zwart haar.
  • Tatoeage op zijn linker hand die ik verder niet kan omschrijven. Ik denk wel dat het een langere tatoeage moet zijn die uitloopt op de hand.
  • Ik weet niet zeker maar volgens mij zag ik ook mogelijk een tatoeage in zijn nek.
  • Gebrekkig Nederlands met een accent.
  • De man droeg een donkerkleurige jas. Volgens mij had hij een wit shirt aan met een print aan voorzijde met iets roods daarin.
Verder kan ik niks over deze man. Hij was duidelijk de man die het aanstuurde.
De andere man die achterin ging zitten kan ik als volgt omschrijven:
  • Ik schat hem best lang ik denk wel 1.90 meter.
  • Dun lang postuur
  • Blanke huiskleur
  • Ingevallen wangen een beetje.
  • Gebrekkig Nederlands sprekend
  • Donkerblauw joggingspak mogelijk. Een compleet setje.
  • Kort blond haar.
  • Ik schat hem rond de 38 jaar.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 mei 2023, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam 2] en [naam 3] :
Op zondag 28 mei 2023 waren wij belast met algemene surveillance in Emmen. Op die dag en datum, omstreeks 21:45 uur werd een melding verstrekt omtrent een beroving van een personenauto. Hierbij had een van de daders gedreigd met een grijs vuurwapen. Aanrijdend ontvingen wij aanvullende informatie dat deze personen zich bevonden op de locatie [adres] te Emmen.
Bij het adres [adres] te Emmen stonden meerdere personen buiten die op het tumult waren afgekomen. Wij, verbalisanten, kennen de bewoner van dit adres en herkenden hem aldaar. Dit betreft [naam 4] , geboren [geboortedatum] -1977. [naam 4] verklaarde zakelijk weergegeven dat hij thuis kwam van een bruiloft en onderweg bericht kreeg van de hem bekende [medeverdachte 1] , ook wel bekend als
' [medeverdachte 1] '. Deze [medeverdachte 1] had twee telefoons in zijn 'bak' gelegd. Op het moment dat [naam 4] zijn straat in reed zag hij deze [medeverdachte 1] aan komen rijden in een zwarte Opel Corsa. [medeverdachte 1] reed vervolgens door. Het is ons, verbalisanten, bekend dat wanneer men spreekt over ' [medeverdachte 1] ' dit [medeverdachte 1] betreft. Door [naam 4] werden de genoemde telefoons aan ons overhandigd. In ons bijzijn bekeek [naam 4] de beelden van zijn camera's. Hierop bleek te zien dat een kale man gekleed in zwarte bovenkleding met versnelde pas de voortuin van [naam 4] inloopt. Daar, naast de voordeur, staat een kunststoffen bak die doorgaans voor het opbergen van kussens gebruikt wordt.
Deze kale man herken ik, [naam 3] , als de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Ik, [naam 3] , heb [verdachte] een week geleden gehoord als verdachte. Op die beelden is ook een deel van een auto te zien waar [verdachte] mogelijk uit is gestapt en later ook instapte. Enkel de rechtervoorzijde van dit voertuig is te zien. Wij, verbalisanten, herkennen dit type als een zwarte Opel Corsa.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juni 2023, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam 5] :
Door mij verbalisant is onderzoek gedaan naar de data uit de telefoon van de verdachte [medeverdachte 1] . Mij werd gevraagd onderzoek te doen naar relevante gegevens aangaande meerdere zaken.
Uiteindelijk is door mij verbalisant twee relevante afbeeldingen en n filmpje aangetroffen. Hierop is een zilverkleurig vuurwapen te zien. Het filmpje is van 28 mei 16:39:57.
Ten aanzien van feit 2
1.
De door verdachte ter zitting van 20 november 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik omstreeks 18 mei 2023 samen met [medeverdachte 1] de auto van [slachtoffer 2] heb meegenomen.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 mei 2023 opgenomen op pagina 124 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Plaats delict: [adres] Emmen
Pleegdatum/tijd: Tussen vrijdag 19 mei 2023 om 00:00 uur en vrijdag 19 mei 2023 om 02:00 uur.
Ik doe aangifte van diefstal van mijn personenauto met kenteken [kenteken] , dit betreft een grijze Peugeot type 207 SW met een panorama dak.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2023, opgenomen op pagina 136 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam 6] en [naam 7] :
Op 24 mei 2023 omstreeks 02:00 uur zagen wij op de parkeerplaats tegenover het ziekenhuis van Emmen een personenauto staan van het merk Peugeot en met Duits kenteken [kenteken] . Wij zagen dat in de auto op de passagiersstoel een man lag te slapen. Ik [naam 6] herkende deze man als de mij ambtshalve bekende [verdachte] en voorts was mij bekend dat deze [verdachte] een vriend was van [medeverdachte 1] . [verdachte] had een kale kop en de motor voelde nog warm aan.
Ten aanzien van feiten 4 en 5
1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 maart 2023, opgenomen op pagina 317 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Gisteravond 18 maart 2023, omstreeks 20.15 uur, liep ik vanuit mijn woning aan de [adres] in [adres] naar buiten. Toen ik naar mijn auto liep zag een donkere man op mij af komen lopen. Die ben ik voorbij gelopen.
Ik vond het wel vreemd achteraf denk ik dat deze man op de uitkijk stond. Ik hoorde materiaal op de grond vallen en keek naar mijn auto. Ik zag dat mijn auto op een krik stond en dat vier van de vijf wielmoeren van mijn rechtervoorwiel waren verwijderd. Ik zag dat vier van de vijf bouten van mijn wiel op de grond lagen. Een man (man 1) was bezig om de moeren van mijn wielen eraf te halen. De andere man (man 2) zat gehurkt naast de andere man. Ik wist hefdt zeker dat deze twee mannen bezig waren om het wiel van mijn auto te stelen.
De man die de wielmoeren van mijn auto haalde was een blanke man van ongeveer 40 jaar
oud. De andere man die gehurkt zat was ook blank en had zwart haar met een baardje. De derde man ging iets verderop staan (man 3). Het was net of dat deze man op de uitkijk bleef staan hij liep wat heen en weer te kijken.
Ik zag dat man 1 de wielmoeren weer vast draaide. Man 3 was de hele tijd aan het rond lopen dan stond hij even bij ons en dan liep hij weer weg. Ik kreeg de indruk dat hij alles in de gaten hield. Mij, de andere twee mannen en de omgeving. Nadat het wiel weer vast zat aan mijn auto liepen ze samen weg.
Ik kan de drie mannen als volgt omschrijven:
Man 1, dit was de man die de wielmoeren eraf haalde. Blanke man. Ik denk dat hij ongeveer 40 a 50 jaar oud was. Hij droeg een blauwe spijkerbroek en volgens mij een bruine trui. Hij had lichte haar kleur, het haar was echt dun glad naar achteren gekampt. Ik schat dat de man ongeveer 1.85 a 1.90 meter lang was.
Man 2, dit was de man die gehurkt bij de auto zat. Een blanke man. Hij droeg een zwart trainingspak. Hij was jonger dan de andere twee, ik denk eind dertig. Hij had zwart haar en een kort baardje met snor. Deze man was duidelijk goed dronken of iets op van drugs misschien. Ik schat dat hij ongeveer 1.80 meter lang was.
Man 3, dit was de man die op de uitkijk stond en de hele tijd alles in de gaten hield. Hij had een donkere huidskleur. Ik denk dat hij rond de 40 jaar oud was, hij leek wel Surinaams. Hij had zwart kaal stoppeltjes haar. Hij droeg een donker kleurige trainingsbroek en een winterjas met een capuchon. Ik denk dat hij rond de 1.90 meter lang was.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 maart 2023, opgenomen op pagina 332 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Op 18 maart 2023 omstreeks 19.45 uur was ik op visite. Omstreeks 21.23 uur kwam ik weer thuis. Ik liep de portiek in en ik zag dat er op de stapel banden die ik had liggen er een (1) miste. Mijn vader heeft toen een facebook bericht geplaatst of iemand wat had gezien. Hier reageerde via via iemand op dat er nog een getuige was die de jongens betrapt zou hebben bij zijn auto. Mijn vader heeft die getuige gesproken en het zou gaan om twee blanke mannen en een donkere man. Mijn vader is gaan rondrijden en ik ook. Mijn vader trof ze aan. Ik kwam er bij en zag toen drie mannen staan een (1) donkere man en twee blanke mannen.
De donkere man vertelde [medeverdachte 1] te heten. Ik herkende hem toen omdat hij een relatie heeft gehad met een kennis. Op het moment dat de politie kwam is [medeverdachte 1] voorzichtig weggelopen, verder de [adres] in. [medeverdachte 1] hebben we verder niet weer gezien. Later in de nacht trof ik een auto aan in de [adres] in [adres] waar mijn velg onder zat. De
auto heeft het kenteken [kenteken] en is door de politie afgesleept.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor van verdachte [medeverdachte 2]

d.d. 17 augustus 2023, opgenomen op pagina 4 e.v. van het aanvullend proces-verbaal op voornoemd dossier ingekomen bij de rechtbank Noord-Nederland op 24 augustus 2023, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 2] :

A: Ik was op 18 maart 2023 met [verdachte] , [medeverdachte 1] reed en die reed de band lek. Ik moest wachten, ik was in winkelcentrum in [adres] . [verdachte] en [medeverdachte 1] gingen samen rijden. Ik
was ze kwijt en kwam later [verdachte] weer tegen en [medeverdachte 1] was weg. V: We gaan even terug. Wat voor auto reden jullie?
A: In een Mercedes.
V: Een melder trof bij zijn auto drie personen aan. Zijn auto stond op een krik. Wat waren jullie aan het doen?
A: Een band van zijn kameraad onder de auto weg halen en die wilde [verdachte] er onder hebben.
[medeverdachte 1] en [verdachte] hadden gezeur. [medeverdachte 1] speelde de baas de hele tijd. Maar die band moest onder de auto vandaan en moest onder onze auto gezet worden. Die band kwam bij een
kameraad vandaan zei hij. Ik weet het ook niet. [medeverdachte 1] kent al die mensen. V: Wie zijn idee was dit van die band?
A: Ja van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zette [verdachte] onder druk. [medeverdachte 1] wilde mij ook onder druk zetten
maar ik gaf een grote bek terug en daardoor trok [medeverdachte 1] zich een beetje terug. V: Wie had de band los gedraaid?
A: [verdachte] had de band los gedraaid. V: Wie zat er naast?
A: Dat moet ik geweest zijn. Hij stond met de man te praten. Dit was [medeverdachte 1] . V: Als wij het signalement zeggen; donkere huidskleur, bleek Surinaams, ongeveer 40 jaar oud, ongeveer 1.90 meter lang en zwart kaal stoppeltjeshaar. Wie moet dit zijn?
A; Dat is [medeverdachte 1] .
V: Als wij het volgende signalement geven, dit was van de persoon die bezig was met de wielmoeren los te draaien. Signalement: Blanke man, 40/50 jaar oud, 1.85 a 1.90 meter, blauwe spijkerbroek, mogelijk bruine trui, licht gekleurd, dun en glad naar achter gekamd haar. Wie is dit?
A: Dat moet [verdachte] zijn.
V: Naast de man zat de volgende man gehurkt; blanke man, ongeveer eind 30 jaar oud,
1.8
lang, zwart haar, kort baardje met snorretje en een zwart trainingspak. A: Ja dat komt wel overeen met mij.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 28 mei 2023 in vereniging mobiele telefoons, een geldbedrag en een personenauto toebehorend aan [slachtoffer 1] heeft weggenomen, waarbij een vuurwapen is getoond aan en gericht is op de torso althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] . De rechtbank acht de verklaring van slachtoffer [slachtoffer 1] betrouwbaar wat betreft hetgeen hij verklaart over het wegnemen van de goederen en het vuurwapen dat daarbij op hem is gericht. De telefoon van het slachtoffer wordt kort na de diefstal aangetroffen op het adres [adres] te Emmen, alwaar [naam 4] verklaart dat medeverdachte deze telefoon hier heeft neergelegd. Tevens verklaart voornoemde [naam 4] dat medeverdachte kort na de diefstal in een zwarte Opel Corsa door zijn straat reed. De verdediging heeft aangevoerd dat de herkenning van verdachte door een enkele verbalisant op de camerabeelden van [naam 4] onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen. De rechtbank acht de herkenning door de verbalisant van verdachte op de camerabeelden van [naam 4] voldoende om te concluderen dat het inderdaad verdachte is geweest op die camerabeelden. De verbalisant stelt dat hij verdachte herkent, omdat hij verdachte een week daarvoor als verdachte heeft gehoord. De rechtbank overweegt dat verbalisanten tijdens een verhoor voor een langere tijd geconfronteerd worden met een verdachte. De desbetreffende verbalisant heeft verdachte tijdens het verhoor, een week eerder, kunnen observeren. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de
herkenning door de verbalisant van verdachte op de camerabeelden voldoende betrouwbaar is en niet nader omschreven had hoeven worden. De rechtbank overweegt daarnaast dat de omschrijving van aangever [slachtoffer 1] van het signalement van verdachte tevens past bij verdachte, en dit de herkenning door de verbalisant ondersteunt. Op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn fotos en een filmpje, gedateerd 28 mei 2023, aangetroffen waarop een zilverkleurig vuurwapen is te zien. Deze bevindingen passen bij de verklaring van slachtoffer over het zilverkleurige vuurwapen dat is gebruikt bij de diefstal met geweld.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier volgt dat verdachte en medeverdachte bij het slachtoffer in de auto zijn gestapt en goederen van hem hebben weggenomen, waarbij medeverdachte een vuurwapen heeft getoond aan en gericht heeft op het slachtoffer. Medeverdachte is weggereden in de auto van het slachtoffer, terwijl verdachte bij hem in de auto zat. Verdachte en medeverdachte zijn vervolgens samen naar het huis van [naam 4] gereden, alwaar verdachte de weggenomen telefoon in de bak voor het huis van deze [naam 4] heeft gelegd. Verdachte en medeverdachte zijn vervolgens weer samen weggereden in de weggenomen Opel Corsa van het slachtoffer.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij en medeverdachte de auto van [slachtoffer 2] met toestemming hebben meegenomen. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier niet buiten redelijke twijfel valt uit te sluiten dat verdachte en medeverdachte de auto inderdaad aanvankelijk met toestemming van [slachtoffer 2] hebben meegenomen. Het in het dossier opgenomen berichtenverkeer biedt daar in ieder geval (enige) ondersteuning voor. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde, de diefstal van de personenauto.
De rechtbank is van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde, de verduistering van de auto van [slachtoffer 2] , wettig en overtuigend bewezen is. Uitgaande van het scenario dat verdachte heeft geschetst, namelijk dat hij de auto even mocht lenen, geldt immers dat verdachte en medeverdachte de auto niet zo spoedig mogelijk hebben teruggegeven, ondanks het feit dat aangever al vrij snel na het meenemen, en nog meermalen daarna, zijn auto had teruggevraagd. Verdachte heeft in strijd met de gemaakte afspraak mede gebruik gemaakt van de auto en zich derhalve verenigd met het wederrechtelijk toe-eigenen van de auto. Verdachte en medeverdachte hebben op 18 mei 2023 en de dagen daarna, in het geval van verdachte in ieder geval tot en met 24 mei 2023, als heer en meester over de auto beschikt. Verbalisanten treffen op 24 mei 2023 verdachte slapend aan in de auto, terwijl op die auto op dat moment andere kentekenplaten waren bevestigd. De auto is slechts na ingrijpen van politie weer in bezit van [slachtoffer 2] gekomen. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte en medeverdachte zich de auto van [slachtoffer 2] wederrechtelijk hebben toegeigend, nadat zij deze van voornoemde [slachtoffer 2] hadden geleend. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van verduistering bewezen.
Ten aanzien van feiten 4 en 5
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 18 maart 2023 tezamen en in vereniging gepoogd heeft een band en velg, toebehorend aan [slachtoffer 3] , weg te nemen. Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart dat verdachte de persoon was die probeerde de band en velg onder de auto van aangever vandaan te halen. Dit komt tevens overeen met hetgeen aangever hierover verklaart. Er zijn, mede op grond van de verklaring van
medeverdachte [medeverdachte 2] , aanwijzingen voor op zijn minst een gelijkwaardige rolverdeling tussen verdachte en zijn medeverdachten. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het onder feit 4 tenlastegelegde medeplegen bewezen.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 18 maart 2023 tezamen en in vereniging een band en een velg toebehorend aan [slachtoffer 4] heeft weggenomen. Gezien de tijd en plaats, en het feit dat de band en de velg van aangever worden aangetroffen onder de door medeverdachte weggenomen en de gehele avond gebruikte auto van [slachtoffer 5] , is de rechtbank van oordeel dat er geen alternatief scenario denkbaar is dan dat verdachte en medeverdachten de band en velg van [slachtoffer 4] hebben weggenomen. Gelet op hetgeen reeds overwogen omtrent de rolverdeling tussen verdachte en zijn medeverdachten op 18 maart 2023 is de rechtbank van oordeel dat ook hier sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het onder feit 5 tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2023, opgenomen op pagina 136 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN3R023041
d.d. 10 juli 2023, inhoudend het relaas van verbalisanten [naam 6] en [naam 7] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2023, opgenomen op pagina 139 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [naam 8] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 primair, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 mei 2023 te Emmen, tezamen en in vereniging met een ander, mobiele telefoons, een geldbedrag en een personenauto (met kenteken [kenteken] ) die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door een vuurwapen te tonen en vervolgens te richten op de torso, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] .
2.
hij op of omstreeks 18 mei 2023 te Emmen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een personenauto (met kenteken [kenteken] ) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , en welk goed verdachte en zijn mededader anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten uit hoofde van een leenovereenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeigend.
3.
hij op 24 mei 2023 te Emmen, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
4.
hij op 18 maart 2023 te [adres] tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een band en velg die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen: de personenauto van voornoemde [slachtoffer 3] op een krik heeft gezet en vervolgens een of meer wielmoeren van de voorwiel heeft verwijderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
5.
hij op 18 maart 2023 te [adres] tezamen en in vereniging met een of meer anderen een band en velg die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Medeplegen van verduistering.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 primair, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van n of meer feiten, gepleit voor oplegging van gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsman verzoekt daarbij opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 26 juli 2023, het uittreksel uit de justitile documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 18 maart 2023 tot en met 28 mei 2023 schuldig gemaakt aan een vijftal strafbare feiten, te weten een diefstal met geweld in vereniging, het medeplegen van verduistering, het voorhanden hebben van pepperspray, een poging tot diefstal in vereniging en een diefstal in vereniging. De rechtbank acht de bewezenverklaarde vermogensdelicten ernstige strafbare feiten, waaruit blijkt dat verdachte geen enkel respect heeft voor de eigendommen van anderen. De rechtbank acht het voorhanden hebben van pepperspray tevens een ernstig strafbaar feit. Het vorenstaande rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting weinig tot geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een langere duur rechtvaardigen.
De reclassering schrijft in haar advies van 26 juli 2023 dat er bij verdachte een delictpatroon is van vermogensdelicten. De reclassering ziet risicos op de leefgebieden van psychosociaal functioneren, financin, middelengebruik en het sociale netwerk van verdachte. Door Verslavingszorg Noord-Nederland is vastgesteld dat bij verdachte sprake is van ADHD en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Daarnaast is er sprake van middelenmisbruik, een negatief sociaal netwerk, en heeft verdachte bewindvoering en schulden. De reclassering ziet gelet op de houding van verdachte tijdens een eerder reclasseringstoezicht geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risicos te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. De rechtbank maakt zich zorgen over het voorgaande.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de ernst van het bewezenverklaarde en de persoon van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat oplegging aan verdachte van een gevangenisstraf voor de
duur van 15 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van 413,95 ter vergoeding van materile schade en 2.750,00 ter vergoeding van immaterile schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 458,00 ter zake van materile schade en 550,00 ter vergoeding van immaterile schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag ter vergoeding van materile schade dient worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de gevorderde immaterile schade dient de benadeelde partij volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu deze vordering niet is onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
De raadsman van de verdachte heeft primair betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de gevorderde materile schade dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu de verdediging onvoldoende bewezen acht dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden. Aangaande de gevorderde immaterile schade dient de benadeelde partij volgens de verdediging niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu aangever niet naar waarheid heeft verklaard over het incident. Meer subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de gevorderde immaterile schade dient te worden gematigd.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
De raadsman van de verdachte heeft primair betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. De raadsman heeft subsidiair betoogd gesteld dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu deze vordering niet is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is het voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materile schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 bewezen verklaarde. Nadere onderbouwing van de benadeelde partij wat betreft de weggenomen goederen hoeft naar het oordeel van de rechtbank niet van de benadeelde partij worden gevergd. De gevorderde materile schade heeft betrekking goederen (portemonnee, rijbewijs, geldbedrag, zonnebril, uitleesapparaat auto, autoradio) die zich ten tijde van de diefstal door verdachte in de auto bevonden en door handelen van verdachte zijn weggemaakt. De gevorderde materile schade, een bedrag ter hoogte van 413,95, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2023.
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij in zijn aangifte geen openheid van zaken heeft gegeven over de aanleiding voor en de aanloop naar het strafbare feit. Er zijn aanwijzingen dat er sprake is geweest van een zogenoemde ripdeal. De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval bij de benadeelde partij daarom een nadere bewijslast ligt ter onderbouwing van de door hem gestelde geleden immaterile schade. De rechtbank acht de onderbouwing thans onvoldoende om enige immaterile schade toe te wijzen, en zal dit deel van de vordering derhalve niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] onvoldoende onderbouwd is, en zal deze vordering derhalve niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij zijn eigen proceskosten draagt.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 311, 312 en 321 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feiten 1 primair, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 413,95 (zegge: vierhonderddertien euro en vijfennegentig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 mei 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 413,95 (zegge: vierhonderddertien euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 413,95 aan materile schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 8 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 2:
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 2] zijn eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. H. Brouwer en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Nijmeijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 december 2023.
Mr. H. Brouwer en mr. M.A.A. van Capelle zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.