1.8lang, zwart haar, kort baardje met snorretje en een zwart trainingspak. A: Ja dat komt wel overeen met mij.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 28 mei 2023 in vereniging mobiele telefoons, een geldbedrag en een personenauto toebehorend aan [slachtoffer 1] heeft weggenomen, waarbij een vuurwapen is getoond aan en gericht is op de torso althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] . De rechtbank acht de verklaring van slachtoffer [slachtoffer 1] betrouwbaar wat betreft hetgeen hij verklaart over het wegnemen van de goederen en het vuurwapen dat daarbij op hem is gericht. De telefoon van het slachtoffer wordt kort na de diefstal aangetroffen op het adres [adres] te Emmen, alwaar [naam 4] verklaart dat medeverdachte deze telefoon hier heeft neergelegd. Tevens verklaart voornoemde [naam 4] dat medeverdachte kort na de diefstal in een zwarte Opel Corsa door zijn straat reed. De verdediging heeft aangevoerd dat de herkenning van verdachte door een enkele verbalisant op de camerabeelden van [naam 4] onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen. De rechtbank acht de herkenning door de verbalisant van verdachte op de camerabeelden van [naam 4] voldoende om te concluderen dat het inderdaad verdachte is geweest op die camerabeelden. De verbalisant stelt dat hij verdachte herkent, omdat hij verdachte een week daarvoor als verdachte heeft gehoord. De rechtbank overweegt dat verbalisanten tijdens een verhoor voor een langere tijd geconfronteerd worden met een verdachte. De desbetreffende verbalisant heeft verdachte tijdens het verhoor, een week eerder, kunnen observeren. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de
herkenning door de verbalisant van verdachte op de camerabeelden voldoende betrouwbaar is en niet nader omschreven had hoeven worden. De rechtbank overweegt daarnaast dat de omschrijving van aangever [slachtoffer 1] van het signalement van verdachte tevens past bij verdachte, en dit de herkenning door de verbalisant ondersteunt. Op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn fotos en een filmpje, gedateerd 28 mei 2023, aangetroffen waarop een zilverkleurig vuurwapen is te zien. Deze bevindingen passen bij de verklaring van slachtoffer over het zilverkleurige vuurwapen dat is gebruikt bij de diefstal met geweld.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier volgt dat verdachte en medeverdachte bij het slachtoffer in de auto zijn gestapt en goederen van hem hebben weggenomen, waarbij medeverdachte een vuurwapen heeft getoond aan en gericht heeft op het slachtoffer. Medeverdachte is weggereden in de auto van het slachtoffer, terwijl verdachte bij hem in de auto zat. Verdachte en medeverdachte zijn vervolgens samen naar het huis van [naam 4] gereden, alwaar verdachte de weggenomen telefoon in de bak voor het huis van deze [naam 4] heeft gelegd. Verdachte en medeverdachte zijn vervolgens weer samen weggereden in de weggenomen Opel Corsa van het slachtoffer.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij en medeverdachte de auto van [slachtoffer 2] met toestemming hebben meegenomen. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier niet buiten redelijke twijfel valt uit te sluiten dat verdachte en medeverdachte de auto inderdaad aanvankelijk met toestemming van [slachtoffer 2] hebben meegenomen. Het in het dossier opgenomen berichtenverkeer biedt daar in ieder geval (enige) ondersteuning voor. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde, de diefstal van de personenauto.
De rechtbank is van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde, de verduistering van de auto van [slachtoffer 2] , wettig en overtuigend bewezen is. Uitgaande van het scenario dat verdachte heeft geschetst, namelijk dat hij de auto even mocht lenen, geldt immers dat verdachte en medeverdachte de auto niet zo spoedig mogelijk hebben teruggegeven, ondanks het feit dat aangever al vrij snel na het meenemen, en nog meermalen daarna, zijn auto had teruggevraagd. Verdachte heeft in strijd met de gemaakte afspraak mede gebruik gemaakt van de auto en zich derhalve verenigd met het wederrechtelijk toe-eigenen van de auto. Verdachte en medeverdachte hebben op 18 mei 2023 en de dagen daarna, in het geval van verdachte in ieder geval tot en met 24 mei 2023, als heer en meester over de auto beschikt. Verbalisanten treffen op 24 mei 2023 verdachte slapend aan in de auto, terwijl op die auto op dat moment andere kentekenplaten waren bevestigd. De auto is slechts na ingrijpen van politie weer in bezit van [slachtoffer 2] gekomen. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte en medeverdachte zich de auto van [slachtoffer 2] wederrechtelijk hebben toegeigend, nadat zij deze van voornoemde [slachtoffer 2] hadden geleend. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van verduistering bewezen.
Ten aanzien van feiten 4 en 5
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 18 maart 2023 tezamen en in vereniging gepoogd heeft een band en velg, toebehorend aan [slachtoffer 3] , weg te nemen. Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart dat verdachte de persoon was die probeerde de band en velg onder de auto van aangever vandaan te halen. Dit komt tevens overeen met hetgeen aangever hierover verklaart. Er zijn, mede op grond van de verklaring van
medeverdachte [medeverdachte 2] , aanwijzingen voor op zijn minst een gelijkwaardige rolverdeling tussen verdachte en zijn medeverdachten. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het onder feit 4 tenlastegelegde medeplegen bewezen.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 18 maart 2023 tezamen en in vereniging een band en een velg toebehorend aan [slachtoffer 4] heeft weggenomen. Gezien de tijd en plaats, en het feit dat de band en de velg van aangever worden aangetroffen onder de door medeverdachte weggenomen en de gehele avond gebruikte auto van [slachtoffer 5] , is de rechtbank van oordeel dat er geen alternatief scenario denkbaar is dan dat verdachte en medeverdachten de band en velg van [slachtoffer 4] hebben weggenomen. Gelet op hetgeen reeds overwogen omtrent de rolverdeling tussen verdachte en zijn medeverdachten op 18 maart 2023 is de rechtbank van oordeel dat ook hier sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het onder feit 5 tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2023, opgenomen op pagina 136 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN3R023041
d.d. 10 juli 2023, inhoudend het relaas van verbalisanten [naam 6] en [naam 7] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2023, opgenomen op pagina 139 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [naam 8] .