ECLI:NL:RBNNE:2023:4993

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
18-229508-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder diefstal, bedreiging en mishandeling

Op 4 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks ernstige strafbare feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij meerdere (gekwalificeerde) vermogensdelicten, waaronder zeven diefstallen in vereniging, vaak vergezeld van bedreiging met geweld. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreigingen, mishandelingen en pogingen tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelt dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de minderjarige verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank legt een onvoorwaardelijke jeugddetentie op voor de duur van 377 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tevens wordt de verdachte geplaatst in een inrichting voor jeugdigen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, evenals de psychologische rapportages die wijzen op een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte. De rechtbank benadrukt dat de verdachte in een korte periode een groot aantal ernstige misdrijven heeft gepleegd, wat leidt tot een hoge kans op recidive zonder adequate behandeling.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.229508-22
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18.077191-22; 18.141318-22; 18.168987-22; 18.178199-22;
18.185574-22; 18.229909-22 en 18.306560-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 december 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 november 2023 (inhoudelijke behandeling) en van 20 november 2023 (sluiting van het onderzoek ter zitting).
Verdachte is ter terechtzitting van 9 november 2023 verschenen, bijgestaan door
mr. G.I.T. Spaan, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Westerhof.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De volledige tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
parketnummer 18.229508-22
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 primair, 2, 3 primair, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie verzocht verdachte partieel vrij te spreken van het ten laste gelegde medeplegen. Met betrekking tot het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie in het bijzonder aangevoerd dat op grond van de inhoud van het dossier kan worden vastgesteld dat zowel verdachte als medeverdachte
[medeverdachte] geweldshandelingen hebben gepleegd jegens aangever [slachtoffer 1] , welke geweldshandelingen onder meer bestonden uit het schoppen en slaan tegen het hoofd van aangever [slachtoffer 1] . De officier van justitie heeft daarbij gewezen op de verklaring van aangever en de door hem opgegeven signalementen, de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] en getuige [getuige] en de bij de aangifte gevoegde medische stukken. Door de officier van justitie is voorts aangevoerd dat het hoofd een kwetsbaar gedeelte van het menselijk lichaam betreft en de daartegen door verdachten uitgeoefende geweldshandelingen de dood of de aanmerkelijke kans op de dood heeft kunnen veroorzaken, welke aanmerkelijke kans door verdachten bewust is aanvaard.
parketnummer 18.077191-22
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit, te weten diefstal in vereniging. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit de verklaring van [naam 1] , inhoudende dat hij heeft gezien dat verdachte de telefoon uit de hand van aangever [slachtoffer 2] heeft weggenomen, de aangifte, de verklaring van [naam 2] , inhoudende dat een bruine jongen hem de telefoon en bankpas van aangever heeft getoond, in combinatie met de wisselende verklaringen die verdachte heeft afgelegd, volgt voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte die telefoon en bankpas tezamen met anderen heeft weggenomen.
parketnummer 18.141318-22
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de onder 2 ten laste gelegde vernieling. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 subsidiair en 4 ten laste gelegde mishandelingen en de onder 3 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
parketnummer 18.168987-22
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde vernieling.
parketnummer 18.178199-22
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 in elk geval de impliciet subsidiair ten laste gelegde schuldheling en het onder 2 ten laste gelegde rijden zonder geldig rijbewijs.
parketnummer 18.185574-22
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit, te weten diefstal in vereniging.
parketnummer 18.229909-22
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde diefstal.
parketnummer 18.306560-22
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 subsidiair ten laste gelegde mishandeling, de onder 2 ten laste gelegde diefstal met behulp van een valse sleutel en de onder 3 ten laste gelegde vernieling.
Standpunt van de verdediging
parketnummer 18.229508-22
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de onder 2 en 6 ten laste gelegde diefstallen in vereniging geen bewijsverweer gevoerd en zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte (integraal) moet worden vrijgesproken van de onder 1, 3, 4 en 7 ten laste gelegde feiten. De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het onder 5 impliciet cumulatief ten laste gelegde geweld nu de diefstal reeds was voltooid en het door verdachte toegepaste geweld niet vooraf is gegaan aan dat feit. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw voorts aangevoerd dat uit de inhoud van het dossier onvoldoende is gebleken dat verdachte actief betrokken is bij de uitvoering van de overval of dat er op andere wijze sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen nader forensisch letselrapport is opgesteld waaruit kan blijken wat de aard en ernst van het aan aangever [slachtoffer 1] toegebrachte letsel is en waarop het opzet van verdachte gericht is geweest. Verdachte ontkent geweldshandelingen jegens aangever [slachtoffer 1] te hebben gepleegd. Ten aanzien van de onder 4 en 7 ten laste gelegde bedreigingen heeft de raadsvrouw tot slot aangevoerd dat verdachte handelde in een emotionele opwelling en de geuite woorden niet heeft bedoeld om daadwerkelijk vrees aan te jagen.
parketnummer 18.077191-22
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal van de telefoon en bankpas van aangever [slachtoffer 2] . De raadsvrouw heeft ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde opzetheling gesteld dat het handelen van verdachte moet worden bezien binnen de context van zijn persoonlijke omstandigheden.
parketnummer 18.141318-22
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het vernielen van de spullen noch op het mishandelen van aangevers. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw voorts een beroep gedaan op noodweer omdat verdachte heeft gehandeld in reactie op het trekken van een mes door aangever.
parketnummer 18.168987-22
De raadsvrouw heeft aangevoerd, dat de vernieling van de spiegel en het tussenraam niet bewezen kan worden verklaard wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs en verdachte in zoverre partieel dient te worden vrijgesproken.
parketnummer 18.178199-22
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde opzet- dan wel schuldheling aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken nu verdachte niet wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat de scooter waarop hij reed van diefstal afkomstig was.
parketnummer 18.185574-22
De raadsvrouw heeft ten aanzien de ten laste gelegde diefstal in vereniging aangevoerd dat het handelen van verdachte moet worden bezien binnen de context van zijn persoonlijke omstandigheden.
parketnummer 18.229909-22
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal a aangevoerd dat het handelen van verdachte moet worden bezien binnen de context van zijn persoonlijke omstandigheden.
parketnummer 18.306560-22
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde nu verdachte geen opzet heeft gehad op het mishandelen van aangever [naam 3] .
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde diefstal met behulp van een valse sleutel en de onder 3 ten laste gelegde vernieling aangevoerd dat het handelen van verdachte moet worden bezien binnen de context van zijn persoonlijke omstandigheden.
Oordeel van de rechtbank
parketnummer 18.229508-22
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 september 2022, opgenomen op pagina 195 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN3R022086 (Moldavi) d.d. 30 november 2022, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
Ik heb [medeverdachte] twee dagen geleden leren kennen. Op 9 september 2022 deed [medeverdachte] ineens verdacht. Hij deed handschoenen aan en zijn capuchon op. Ik ben achter hem aan gelopen naar de [bedrijf 1] . Ik zag hem toen naar binnen rennen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 12 september 2022, opgenomen op pagina 284 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
[medeverdachte] zei dat hij geld nodig had. Wij wilden eerst de Poolse winkel overvallen. Daar wilde ik wel aan mee doen. Rond 21:00 uur zei [medeverdachte] opnieuw dat hij geld nodig had. Hij wilde de [bedrijf 1] overvallen. Ik moest wachten en als het mis ging kon ik hem helpen. [medeverdachte] zou daarna bij een parkje wachten. Daar zou hij de buit aan mij geven.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 september 2022, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3]
Ik ben eigenaar van sportzaak [bedrijf 1] , welke is gelegen aan de [adres] te Hoogeveen. Op 9 september 2022 was ik in de winkel aanwezig. Een paar minuten over negen kwam iemand met iets in zijn hand de winkel binnen. Ik zag dat die man een gedeelte van zijn gezicht bedekt had. Alleen de ogen en de neus waren zichtbaar. Ik zag dat hij in zijn hand een groot mes vasthield. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat het een overval was en dat hij geld wilde hebben. Ik liep vervolgens naar de kassa. Ik heb de kassa door het touchscreen te bedienen opengemaakt. Hij zei ook tegen mij dat ik het geld moest pakken. Ik zei tegen hem dat hij het geld zelf moest pakken, omdat ik vond dat hij veel te dicht bij me stond met dat grote mes. Ik zag dat hij eerst het briefgeld eruit pakte. Ik zag dat hij de kassalade uit de kassa haalde en deze ondersteboven in de plastic [bedrijf 5] -tas hield. Ik zag dat hij vervolgens
wegrende. Enkele seconden later zag ik dat [verdachte] de winkel in kwam lopen. Ik vond het opvallend dat ik hem zag omdat ik hem afgelopen woensdag ook al had gezien. Ik ben erg geschrokken. Bij mij ontstond de overtuiging dat de overvaller mij iets met dat mes aan zou doen als ik niet zou meewerken. Uiteindelijk zijn er vijf biljetten van 20 euro, vijf biljetten van 10 euro, vijf biljetten van 5 euro en nog wat muntgeld weggenomen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 oktober 2022, opgenomen op pagina 261 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
Op 9 september 2022 hadden [verdachte] en ik opnieuw afgesproken in Hoogeveen. [verdachte] zag die avond dat de [bedrijf 1] open was en dat er n persoon in de winkel was. Ik moest toen mijn bivakmuts van hem pakken en naar de winkel lopen. [verdachte] zou dan voor de winkel blijven staan om te kijken of de politie eraan kwam. [verdachte] zou mij dan een seintje geven. [verdachte] had ook een bivakmuts op, maar droeg deze niet over zijn gezicht. [verdachte] zou eerst samen met mij de winkel binnen gaan.
Onderweg zei hij dat hij voor de winkel zou gaan staan om een en ander in de gaten te houden.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 september 2022, opgenomen op pagina 245 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
Ik heb daar het geld in een speeltuintje van een basisschool gelegd. Ik moest daarvoor door een hekje en daar moest ik het van [verdachte] ook neer leggen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 september 2022, opgenomen op pagina 104 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam 4] :
Ik heb de camerabeelden bekeken die [bedrijf 2] , [adres] te Hoogeveen, ter beschikking heeft gesteld. Om
20.54
uur verschijnen [verdachte] en [medeverdachte] in beeld. [verdachte] loopt als eerste in beeld. Daarachter loopt [medeverdachte] . Te zien is dat [verdachte] op [medeverdachte] wacht om daarna samen verder te lopen naar een bankje. Om 21.01 uur loopt [medeverdachte] weg bij het bankje. [verdachte] is gaan staan. Te zien is dat [medeverdachte] stopt en zich omdraait. [verdachte] loopt in zijn richting en loopt achter [medeverdachte] aan. Om 21.02.05 uur brengt [medeverdachte] zijn hand naar zijn hoofd en blijft zo lopen. Om 21.02.10 uur loopt [medeverdachte] rechts uit beeld. [verdachte] blijft in dezelfde richting lopen en loopt op 21.02.27 uur ook rechts uit beeld.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 september 2022, opgenomen op pagina 219 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
V: Wat heeft [verdachte] over de overval verteld aan jou?
A: Ze zeiden dat ze geld wilden hebben. V: Wanneer zei [verdachte] dat?
A: Die avond.
V: Hoe zouden ze de overval plegen? A: Met een mes.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 juni 2023, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier, inhoudende als verklaring van [naam 5] :
Op 9 september 2022 gingen wij op een bankje zitten waar ook twee andere mannen zaten. En van de mannen vertelde dat hij uit [land] kwam. Die man had geen baard. Hij was niet wit, maar ook niet heel donker. De andere man was wat bleker. De beide mannen stonden op en deden handschoenen aan. Ze hadden rugzakken bij zich. De mannen zeiden dat ze iets gingen doen wat de politie niet leuk zou vinden. Volgens mij zeiden beide mannen dat. Wij hebben gekeken waar de mannen naartoe liepen. Dat was naar een winkel ongeveer honderd meter van ons vandaan.
Bewijsoverweging
De rechtbank leidt uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen af dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 8 en 9 september 2022 met elkaar hebben afgesproken, samen zijn opgetrokken, hebben gesproken over het plegen van een overval en over de mogelijke buit. Uit de verklaring van verdachte, afgelegd op 12 september 2022, en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , afgelegd op 27 oktober 2022 en 10 september 2022, volgt dat op enig moment er concrete plannen en afspraken zijn gemaakt tot het plegen van een overval en de mogelijke buit. Ter uitvoering daarvan is medeverdachte [medeverdachte] op 9 september 2022 naar de [bedrijf 1] gelopen, heeft een mes gepakt en zijn gezicht bedekt, om vervolgens onder bedreiging van dat mes de inhoud van de kassalade te stelen. Verdachte is met medeverdachte [medeverdachte] meegelopen in de richting van de [bedrijf 1] , is voor de winkel blijven staan en heeft zich niet gedistantieerd van het handelen door medeverdachte [medeverdachte] . Dit alles, terwijl verdachte wist n zag wat er gebeurde, dan wel zou gaan gebeuren. Uit de getuigenverklaringen van [getuige] en [naam 5] blijkt dat verdachte al dan niet in versluierde bewoordingen heeft aangekondigd samen met medeverdachte [medeverdachte] een overval te gaan plegen. Uit de eigen verklaring van verdachte, afgelegd op 12 september 2022, leidt de rechtbank bovendien af dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] voor aanvang van de overval afspraken hebben gemaakt over de verdeling van de buit en waar zij elkaar nadien zouden treffen.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden gekwalificeerd indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde intellectuele en/of materile bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan de rechtbank onder meer rekening houden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geigend tijdstip.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten. Verdachten hebben gezamenlijk een plan opgevat, zich gezamenlijk naar de winkel begeven en afspraken gemaakt
over onder meer (de verdeling van) de buit. Voornoemd handelen van verdachten draagt naar hun uiterlijke verschijningsvorm het karakter van een gezamenlijk ondernomen diefstal van het geldbedrag, vergezeld van bedreiging met geweld. Dat verdachte daarbij niet zelf ook een bijdrage heeft geleverd aan de bedreiging met geweld maakt dit niet anders. De rechtbank is van oordeel dat op grond van voorgaande overwegingen, in samenhang met de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen, het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 september 2022, opgenomen op pagina 26 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN3R022086 (Moldavi) d.d. 30 november 2022, inhoudende de verklaring van [naam 6] .
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 september 2022, opgenomen op pagina 30 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN3R022086 (Moldavi) d.d. 30 november 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 9 september 2022 ben ik in Hoogeveen mishandeld door twee jongens. Toen de twee jongens mij zagen liepen ze gelijk mijn kant op en blokkeerden mijn weg. Jongen 1 pakte mij vast bij mijn trui ter hoogte van mijn keel en trok mij van mijn scootmobiel af. Hij sleepte mij ongeveer 7 meter mee naar de achterzijde van een schuurtje. Hier kon niemand ons zien. Jongen 2 liep achter ons aan. Ik stribbelde tegen en viel een paar keer, maar jongen 1 bleef mij mee trekken. Toen sloeg jongen 1 mij hard met zijn vuist op mijn rechter slaap. Ik viel op de grond. Volgens mij viel ik toen even weg, want toen ik bij kwam en op de grond lag waren jongen 1 en jongen 2 mij aan het trappen en slaan tegen mijn hoofd. De trappen van beide jongens waren allemaal op mijn hoofd gericht. Ik ben nog een tweede keer even bewusteloos geweest. De rechterkant van mijn gezicht is lelijk en kapot en ik heb een schaafwond op mijn achterhoofd. Ik heb een beurs en dik oog. Ook mijn kaak, jukbeen en neus zijn zwaar gekneusd. Bij 3 4 van mijn tanden zijn stukjes afgebroken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 oktober 2022, opgenomen op pagina 261 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
A: Op 9 september 2022 begreep ik dat [verdachte] iemand wilde pakken. [verdachte] had problemen met hem. Ik moest toen met [slachtoffer 1] achter dat hok wachten. Dat is ook wat ik heb gedaan. [verdachte] is toen om de hoek gekomen en heeft [slachtoffer 1] een paar flinke klappen gegeven in het gezicht. Ik heb geprobeerd om hem omhoog te zetten, omdat [verdachte] op hem bleef inrammen.
V: Hoe vaak sloeg [verdachte] ?
A: Heel wat, vooral op het hoofd. Ook heeft hij flinke trappen gegeven op het hoofd van die jongen.
3. Een geneeskundige verklaring, op 18 november 2022 opgemaakt en ondertekend door dr. P.T. den Hoed, chirurg Ikazia ziekenhuis, voor zover inhoudend, als zijn/haar geneeskundige verklaring:
Naam: [slachtoffer 1]
Geboortedatum: [geboortedatum] -2007
Bovengenoemde patint werd op 10-09-2022 gezien op de Spoedeisende Hulp van het Ikazia ziekenhuis.

Lichamelijk onderzoek

Aangezicht en schedel:
Minimale excoriatie in haar links temporaal. Geel/paars hematoom en drukpijn over rechter orbita/bovenste ooglid. Lichte zwelling en scheefstand os nasale. Drukpijn over rechter zygoma/maxilla. Kan mond niet volledig openen en pijn rechts bij kauwen. Minimaal tandletsel (chipjes).
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, meer in het bijzonder de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] in combinatie met de gedetailleerde verklaring van aangever, vast dat medeverdachte [medeverdachte] de persoon is geweest die aangever van zijn scootmobiel heeft getrokken en uit het zicht heeft gesleept. Aldaar hebben zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] geweldshandelingen gepleegd jegens aangever die bestonden uit het meermaals slaan en schoppen tegen het hoofd van aangever, onder meer terwijl aangever op de grond lag.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld hoe het door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] uitgeoefende geweld dient te worden gekwalificeerd. Om tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag te kunnen komen, is vereist dat verdachte ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het aangever. Daarvan is sprake wanneer verdachte bewust de aanmerkelijke kans op de dood van aangever heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of de gedragingen van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roepen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. De rechtbank stelt daarbij voorop dat schoppen tegen het hoofd onder omstandigheden dodelijk kan zijn. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar deel van het menselijk lichaam betreft. Bij de beoordeling van voornoemde omstandigheden in het van belang dat de rechtbank moet kunnen vaststellen op welke wijze en met welke kracht verdachte heeft geslagen en geschopt tegen het hoofd van aangever. Op grond van de inhoud van het dossier kan de rechtbank dit niet vaststellen en evenmin kan worden vastgesteld op welke delen van zijn hoofd aangever is geschopt en geslagen. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat er een aanmerkelijke kans heeft bestaan dat aangever als gevolg van de door verdachten uitgeoefende geweldshandelingen zou komen te overlijden. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot doodslag. Op grond van de zich in het dossier bevindende (medische) informatie kan naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende worden vastgesteld wat de oorzaak is van de bij aangever geconstateerde visusvermindering en evenmin in hoeverre het handelen van verdachte daarop van invloed is geweest. Gelet op het voorgaande zal verdachte ook van de onder 3 subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling worden vrijgesproken.
Veroordeling ten aanzien van het onder 3 meer subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Door meermaals tegen het hoofd van aangever te slaan en
te schoppen, onder meer terwijl aangever op de grond lag, bestond naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Zoals reeds overwogen is het een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar deel van het menselijk lichaam betreft en meerdere schoppen of slagen daartegen tot ernstig letsel kan leiden. De door verdachte uitgeoefende geweldshandelingen jegens aangever zijn, gelet op de aard van die handelingen en de frequentie waarmee zij zijn gepleegd, naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat de rechtbank concludeert dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg ook bewust heeft aanvaard.
Medeplegen
Zoals reeds ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is overwogen kan betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen worden gekwalificeerd indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van de voor het aannemen van medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank baseert dit oordeel op de intensiteit waarmee en de wijze en volgorde in tijd waarop de verschillende (gewelds-)handelingen door verdachten zijn uitgeoefend. Medeverdachte [medeverdachte] trekt aangever van zijn scootmobiel, sleept hem uit het zicht en slaat aangever tegen diens hoofd. Terwijl medeverdachte [medeverdachte] de gevallen aangever omhoog zet, slaat en schopt verdachte vervolgens meermalen tegen het hoofd van aangever. Door aldus te handelen hebben verdachte elkaar niet alleen getalsmatig versterkt, maar zijn zij samen opgetreden in het tegen aangever uitgeoefende geweld. De rechtbank acht het onder 3 meer subsidiair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot zware mishandeling derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 4 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 11 september 2022, opgenomen op pagina 70 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN3R022086 (Moldavi) d.d. 30 november 2022, inhoudende de verklaring van [naam 7] .
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 5 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 september 2022, opgenomen op pagina 73 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met
onderzoeksnummer NN3R022086 (Moldavi) d.d. 30 november, inhoudende de verklaring van [naam 8] .
Bewijsoverweging
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte op het moment dat hij door een klant van de [bedrijf 3] is aangesproken en tegengehouden niet als heer en meester over de weggenomen e- sigaretten heeft kunnen beschikken en dus niet de volledige beschikkingsmacht over die e-sigaretten had. Verdachte heeft zich derhalve niet een zodanige feitelijke heerschappij over de e-sigaretten weten te verschaffen dat sprake is van een voltooide wegnemingshandeling. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de onder 5 impliciet cumulatief ten laste gelegde poging tot diefstal vergezeld van geweld wettig en overtuigend kan worden bewezen en aldus moet worden gekwalificeerd.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 6 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 september 2022, opgenomen op pagina 77 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN3R022086 (Moldavi) d.d. 30 november 2022, inhoudende de verklaring van [naam 9] .
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 7 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 oktober 2022, opgenomen op pagina 81 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN3R022086 (Moldavi) d.d. 30 november 2022, inhoudende de verklaring van [medeverdachte] .
parketnummer 18.077191-22
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij dat de belastende verklaring van [naam 1] met terughoudendheid moet worden beoordeeld nu die [naam 1] zelf ook verdachte is (geweest) in dit onderzoek en om die reden belang had bij het minimaliseren van zijn eigen rol en het wijzen naar anderen als schuldige. Nu de inhoud van het dossier, anders dan de verklaring van [naam 1] , onvoldoende objectief en redengevend bewijsmateriaal biedt voor de betrokkenheid van verdachte bij het medeplegen van de diefstal van de telefoon en de bankpas van aangever, spreekt de rechtbank verdachte vrij van het primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna subsidiair bewezen verklaarde feit met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 januari 2022, opgenomen op pagina 66 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2021223144 d.d. 19 januari 2022, inhoudende de verklaring van verdachte;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 augustus 2021, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2021223144 d.d. 19 januari 2022, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .
parketnummer 18.141318-22
De rechtbank acht de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat uit de inhoud van het dossier onvoldoende kan worden vastgesteld wat de feitelijke situatie is geweest en of daadwerkelijk de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij aangever, als gevolg van de duw door verdachte, heeft bestaan. Evenmin is op basis van de inhoud van het dossier vast komen te staan f en in hoeverre de goederen die aangever bij zich droeg zijn vernield, beschadigd dan wel onbruikbaar zijn gemaakt. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
Voor zover de verdediging zich ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde op noodweer heeft beroepen, omdat verdachte uit zelfverdediging zou hebben gehandeld, verwerpt de rechtbank dit verweer. In de eerste plaats is het standpunt niet uitdrukkelijk onderbouwd zoals dat van een dergelijk verweer verlangd wordt. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich noodzakelijkerwijs heeft moeten verdedigen.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 subsidiair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 december 2021, opgenomen op pagina 49 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2022069238 d.d. 22 april 2022, inhoudende de verklaring van [naam 10] .
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 3 primair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2023;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 november 2021, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2022069238 d.d. 22 april 2022, inhoudende de verklaring van [naam 11] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 november 2021, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van
[naam 12] .
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt onder meer betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. De rechtbank overweegt voorts dat het gooien van een (deels metalen) stoel door een raam, terwijl zich achter dat raam personen bevinden naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op ernstig letsel oplevert. Met name in het gezicht bevinden zich onbeschermde delen van het lichaam, zoals de ogen, neus en mond, waarvan de functies als gevolg van vrijgekomen glasscherven ernstig verstoord kunnen geraken en daarnaast kunnen er blijvende littekens in het aangezicht ontstaan, welke als zwaar lichamelijk letsel te kwalificeren zijn. Door welbewust een stoel in de richting van een raam te gooien, terwijl verdachte wist dat in de ruimte achter het raam meerdere personen - waaronder aangeefsters - aanwezig waren, heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat aangeefsters zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen ook bewust aanvaard. Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank, anders dan de raadsvrouw en met de officier van justitie, van oordeel dat vast is komen te staan dat verdachte ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangeefsters. Naar het oordeel van de rechtbank dient het handelen van verdachte derhalve worden gekwalificeerd als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangeefsters [naam 11] en [naam 12] . De rechtbank acht het onder 3 primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 4 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 januari 2022, opgenomen op pagina 41 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022069238 d.d. 22 april 2022, inhoudende de verklaring van [naam 13] .
parketnummer 18.168987-22
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 mei 2022, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
PL0100-2022119397 d.d. 13 mei 2022, inhoudende de verklaring van [naam 14] .
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 mei 2022, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van
[naam 15] .
parketnummer 18.178199-22
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 juli 2022, inclusief bijlage goederen, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2022182638 d.d. 26 juli 2022, inhoudend als verklaring van [naam 16] :
Op 1 juli 2022 heb ik mijn snorfiets, merk BTC Riva, voor mijn woning in Groningen geparkeerd. Het voertuig staat op naam van mijn vader, maar ik ben de feitelijke gebruiker. Ik heb mijn snorfiets op het stuurslot gezet. Op 2 juli 2022 bleek mijn snorfiets niet meer voor de deur te staan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 juli 2022, opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam 17] en [naam 18] :
Op 14 juli 2022 waren wij ter plaatse aan de [adres] te Groningen. Aldaar sprake wij met twee medewerkers van [instelling 2] . Wij hoorden hen zeggen dat [verdachte] op een snorfiets zou zijn vertrokken en hoorden hen zeggen dat zij dachten dat de snorfiets gestolen was. Wij zagen daarop een snorfiets met twee jongen mannen voorbij het pand van [instelling 2] rijden. Ter hoogte van de [adres] in Groningen hebben wij de bestuurder aangesproken. Uit zijn identiteitskaart bleek dat het ging om [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 2004. Wij vroegen aan [verdachte] of de snorfiets van hem was. Wij hoorden dat hij zei: Die heb ik van een vriend geleend. Wij hoorden [verdachte] zeggen: Ik haal al mijn spullen er maar uit, want jullie gaan deze toch in beslag nemen. Wij keken naar de snorfiets en zagen dat de kentekenplaat van de snorfiets met duct-tape aan de kentekenplaathouder was vastgeplakt. Tevens zagen wij dat er geen sleutel in het contact van de snorfiets aanwezig was. Ik vroeg aan [verdachte] of hij een sleutel bij de snorfiets had. Wij hoorden dat [verdachte] zei: Nee, die zat er niet bij. Je kan hem alleen aanzetten met de kickstart. Ik controleerde het framenummer van de snorfiets en zag nummer [nummer] . Ik zag in het politiesysteem dat dit nummer niet overeen kwam met het framenummer dat bij de kentekenplaat hoorde. Op het politiebureau hebben wij contact gezocht met de tenaamgestelde van de snorfiets. Uit dit contact bleek dat de snorfiets gestolen was.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Om tot een bewezenverklaring van (schuld-)heling te komen dient de rechtbank te beoordelen of verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de bromfiets wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de bromfiets door een misdrijf was verkregen. Verdachte heeft verklaard dat hij de bromfiets heeft geleend van een persoon van wie hij
- naast zijn voornaam - enkel zijn telefoonnummer heeft, dat er geen sleutel of kentekenbewijs bij de scooter zat en dat hij het kenteken met duct-tape aan de kentekenplaathouder heeft vastgeplakt. Gelet op voornoemde aanwijzingen had verdachte naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs moeten vermoeden dat de bromfiets van diefstal afkomstig was. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden had het in ieder geval op de weg van verdachte gelegen (enig) onderzoek te doen naar de (legale) herkomst van de bromfiets. Nu verdachte niet aan voornoemde onderzoeksplicht heeft voldaan en de van diefstal afkomstige bromfiets voorhanden heeft gehad, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde schuldheling.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 juli 2022, opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022182638 d.d. 26 juli 2022, inhoudende het relaas van verbalisanten [naam 17] en [naam 18] .
parketnummer 18.185574-22
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juli 2022, inclusief bijgevoegd aangifteformulier winkeldiefstal d.d. 23 juli 2022, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022190685 d.d. 11 augustus 2022, inhoudende de verklaring van [naam 19] .
parketnummer 18.299909-22
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 augustus 2022, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022199284 d.d. 1 augustus 2022, inhoudende de verklaring van [naam 20] .
parketnummer 18.306560-22
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 primair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 september 2022, opgenomen op pagina 43 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2022242961 d.d. 16 november 2022, inhoudende de verklaring van [naam 3] .
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten verwijst de rechtbank naar hetgeen zij reeds met betrekking tot de aanmerkelijke kans op een bepaalde gevolg - onder parketnummer 18.141318-22 onder het 3 primair ten laste gelegde heeft overwogen. Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte een nekklem heeft aangelegd bij aangever [naam 3] als gevolg waarvan die [naam 3] naar lucht hapte, begon te spartelen en buiten bewustzijn is geraakt. De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte die [naam 3] stevig in zijn greep heeft gehad, die greep gedurende enige tijd heeft vastgehouden en pas heeft losgelaten nadat aangever begon te spartelen en het verdachte duidelijk werd dat aangever [naam 3] een aanval kreeg.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte - al dan niet in voorwaardelijke zin - opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever [naam 3] . De rechtbank verwijst hiertoe naar hetgeen zij reeds met betrekking tot de aanmerkelijke kans op een bepaalde gevolg - onder parketnummer 18.141318-22 onder het 3 primair ten laste gelegde heeft overwogen. De rechtbank overweegt in dit verband dat het dichtgeknepen of dichtgedrukt houden van een nek of hals in zijn algemeenheid een aanmerkelijke kans met zich meebrengt dat ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. In de nek- en halsstreek bevinden zich immers kwetsbare en vitale weke delen van het menselijk lichaam. Ook kan een gebrek aan zuurstof tot beschadiging van de hersenen leiden. Op grond van het voorgaande is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat er een aanmerkelijke kans bestond dat het handelen van verdachte zou leiden tot zwaar lichamelijk letsel bij aangever [naam 3] . Het handelen van verdachte kan, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm, ook niet anders worden uitgelegd dan dat verdachte hiermee willens en wetens die kans heeft aanvaard. De rechtbank achter het onder 1 primair ten laste gelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 september 2022, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2022242961 d.d. 16 november 2022, inhoudende de verklaring van [naam 21] .
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 september 2022, opgenomen op pagina 77 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2022242961 d.d. 16 november 2022, inhoudende de verklaring van [naam 22] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18.229508-22 onder 1, 2, 3 meer subsidiair, 4, 5, 6 en 7, het onder parketnummer 18.077191-22 subsidiair, het onder parketnummer 18.141318-22 onder 1 subsidiair, 3 primair en 4, het onder parketnummer 18.168987-22, het onder parketnummer 18.178199-22 onder 1 en 2, het onder parketnummer 18.185574-22, het onder parketnummer 18.229909-22 en het onder parketnummer 18.306560-22 onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18.229508-22
1.
hij op 9 september 2022 te Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van (ongeveer) 175,- dat aan [slachtoffer 3] en/of [bedrijf 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] (eigenaar van [bedrijf 1] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, door dreigend een mes te tonen en met een mes in de richting van die [slachtoffer 3] te lopen en daarbij op dreigende toon tegen die [slachtoffer 3] te zeggen "Dit is een overval" en "Ik wil het geld hebben" en "Pak het geld";
2.
hij op 9 september 2022 te Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, etenswaren en snoepgoed en dranken, die aan [bedrijf 5] (gevestigd aan de [adres] ) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 9 september 2022 te Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geschopt/getrapt en geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 11 september 2022 te Hoogeveen en Assen [naam 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [naam 7] dreigend de woorden toe te voegen,
  • "Ik onthoud jullie gezichten en wanneer jullie in Groningen komen dan zijn jullie kankerhard de lul", en
  • "Ik ben je kankerhard aan het bedreigen", en
  • "Jullie pakken wat van mij af, ik pak wat van jullie af", en
  • "Ik pak jouw kankerkinderen";
5.
hij op 7 september 2022 te Hoogeveen, e-sigaretten, die geheel aan [naam 8] en/of [bedrijf 3] (gevestigd aan de [adres] ) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; en
hij op 7 september 2022 te Hoogeveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om e- sigaretten, die aan [naam 8] en/of [bedrijf 3] (gevestigd aan de [adres] ), toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld tegen een onbekend gebleven persoon, te plegen met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft hij, verdachte, gevochten met een onbekend gebleven persoon/klant en in de richting van een onbekend gebleven persoon/klant geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij op 9 september 2022 te Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, messen, die aan [bedrijf 6] (gevestigd aan het [adres] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7.
hij op 12 september 2022 te Assen [medeverdachte] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door tijdens zijn, verdachtes, verhoor bij de politie te zeggen ik ga [medeverdachte] doodmaken, welke woorden [medeverdachte] via een ander hebben bereikt.
parketnummer 18.077191-22
hij, in de periode van 16 augustus 2021 tot en met 23 augustus 2021, te Winschoten, een telefoon en een bankpas heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
parketnummer 18.141318-22
1.
hij op 28 september 2021 te Drachten [naam 10] heeft mishandeld door hem achterover van een brugleuning in een sloot/het water te duwen;
3.
hij op 4 november 2021 te [adres] , gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 11] en [naam 12] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een stoel door een raam (van een kantoor) in de richting van die [naam 11] en [naam 12] heeft gegooid waardoor die [naam 11] en [naam 12] glasscherven in het gezicht en elders tegen het lichaam hebben gekregen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 19 januari 2022 te Groningen [naam 13] heeft mishandeld door hem van achteren een arm om de keel te leggen en daarmee een nekklem aan te leggen en dientengevolge de keel dicht te knijpen en die [naam 13] daarmee de adem te ontnemen.
parketnummer 18.168987-22
hij op 3 mei 2022 en 5 mei 2022 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een spiegel en een tussenraam en een kast en een keukenlade (met bestek en serviesgoed) en een magnetron, die aan [instelling 2] toebehoorden, heeft vernield, beschadigd en onbruikbaar gemaakt.
parketnummer 18.178199-22
1.
hij op of omstreeks 14 juli 2022 te Groningen een bromfiets (BTC Riva) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op 14 juli 2022 te Groningen als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets) heeft gereden op de weg, de [adres] , zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
parketnummer 18.185574-22
hij op 23 juli 2022 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, verpakkingen Balaclava en klusmessen en craking balls (totale waarde 116,37), die aan [bedrijf 4] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
parketnummer 18.229909-22
hij op 1 augustus 2022 te Groningen (aan de [adres] ) een geurtje/parfum, dat aan [bedrijf 7] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
parketnummer 18.306560-22
1.
hij op 10 augustus 2022 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet zijn arm stevig om de nek en/of hals van die [naam 3] heeft gelegd en gehouden en daarbij druk heeft uitgeoefend waardoor die [naam 3] geen adem kon krijgen en buiten bewustzijn is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 13 augustus 2022 tot en met 27 augustus 2022 te Groningen (aan de [adres] ), meerdere postpakketten (met daarin parfum en kleding en een voetbalshirt en een drinkbeker en limonade pods), die aan [slachtoffer 4] of [slachtoffer 5] of [slachtoffer 6] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een onbevoegd gebruikte toegangscode ten behoeve van het openen van de toegangsdeur;
3.
hij op 26 augustus 2022 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een raam van een deur, die aan het [instelling 3] toebehoorde, heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18.229508-22
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd tegen een persoon met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
diefstal door twee of meer verenigde personen;
meer subsidiair:poging tot zware mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
5
a.diefstal;
b.poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren;
6. diefstal door twee of meer verenigde personen;
7. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
parketnummer 18.077191-22 subsidiair: opzetheling.
parketnummer 18.141318-22
1.
subsidiair:mishandeling;
3.
primair:poging tot zware mishandeling;
4. mishandeling.
parketnummer 18.168987-22
vernieling.
parketnummer 18.178199-22
schuldheling;
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
parketnummer 18.185574-22
diefstal door twee of meer verenigde personen.
parketnummer 18.229909-22
diefstal.
parketnummer 18.306560-22
primair: poging tot zware mishandeling;
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel;
vernieling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18.229508-22 onder 1, 2, 3 primair, 4, 5, 6 en 7, het onder parketnummer 18.077191-22 primair, het onder
parketnummer 18.141318-22 onder 1 subsidiair, 3 primair en 4, het onder parketnummer 18.168987-22, het onder parketnummer 18.178199-22 onder 1 en 2, het onder parketnummer 18.185574-22, het onder parketnummer 18.229909-22 en het onder parketnummer 18.306560-22 onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de onvoorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een jeugddetentie waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsvrouw heeft daarnaast bepleit af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en eventuele op te leggen bijzondere voorwaarden te verbinden aan een voorwaardelijke jeugddetentie of voorwaardelijke PIJ- maatregel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de psychologische en psychiatrische Pro Justitia rapportages van respectievelijk 24 februari 2023 en 14 maart 2023, het aanvullend gentegreerd psychologisch en psychiatrisch Pro Justitia rapport van 1 november 2023, de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 2 november 2023, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitile documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in een relatief korte periode, te weten in de periode van 16 augustus 2021 tot en met 12 september 2022, schuldig gemaakt aan een groot aantal (ernstige) strafbare feiten. Een groot aantal van deze strafbare feiten betreffen (gekwalificeerde) vermogensdelicten, te weten een zevental diefstallen (in vereniging) - al dan niet vergezeld van (bedreiging met) geweld -, opzetheling en schuldheling. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een tweetal bedreigingen, een tweetal mishandelingen en (het medeplegen van) een drietal pogingen tot zware mishandeling. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een tweetal vernielingen en het rijden zonder rijbewijs.
De rechtbank benadrukt dat naar algemene ervaringsregels geldt dat slachtoffers van geweldsmisdrijven en strafbare feiten gecombineerd met geweld, zoals hiervoor besproken, nog lange tijd nadien gevoelens van angst en onveiligheid ervaren. Daarnaast brengen dergelijke misdrijven voor de benadeelden vaak materile schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van de gevolgen voor de slachtoffers niets aangetrokken. Hij heeft er door zijn - soms impulsieve en gewelddadige - gedrag blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen noch heeft hij er blijk van gegeven eerbied te hebben voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen behoeften, belangen en frustraties en daarbij de rechtens te respecteren belangen van anderen miskent. De rechtbank heeft bij de strafoplegging voorts in aanmerking genomen dat verdachte bij de meeste van de in vereniging gepleegde strafbare feiten als initiatiefnemer leidend lijkt te
zijn geweest. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Persoon van verdachte
Uit het psychologisch rapport, opgemaakt door A.W.B. Haas (kinder- en jeugdpsycholoog), het psychiatrisch rapport, opgemaakt door I.E. Troost (kinder- en jeugdpsychiater) en
J.M. Westermann (arts in opleiding tot psychiater),en het aanvullend psychologisch en psychiatrisch rapport, opgemaakt door voornoemde gedragsdeskundigen, is het volgende - zakelijk weergegeven - geadviseerd. Bij verdachte is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en borderline trekken, een aandacht deficintie- en hyperactiviteit stoornis (ADHD) en een in remissie zijnde stoornis in cannabisgebruik. Daarnaast is er sprake van onderliggende hechtings- en traumaproblematiek, welke problematiek wordt geclassificeerd als een ongespecificeerde psychotrauma- of stressor gerelateerde stoornis. Op sociaal-emotioneel niveau zijn forse problemen geconstateerd, onder andere op het gebied van emotieregulatie, de identiteitsontwikkeling, de sociale aansluitingen en de copingvaardigheden. Hiervan was volgens de gedragsdeskundigen ook sprake ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
De gedragsdeskundigen concluderen dat in aanloop naar de onder parketnummer
18.229508-22 ten laste gelegde feiten sprake was van een situatie waarbij verdachte in toenemende mate ontregelde. De toenemende ontregeling en het mentaliserend onvermogen van verdachte - in combinatie met een leefsituatie waarin geen kaders, duidelijkheid en veiligheid waren - heeft tot gevolg gehad dat het zo mis heeft kunnen gaan. De gedragsdeskundigen concluderen voorts dat, indien de rechtbank de onder parketnummer 18.229508-22 ten laste gelegde feiten bewezen acht, het zeer wel voorstelbaar is dat de beschreven ontregeling een rol heeft gespeeld en verdachte in verminderde mate in staat was zijn eigen gedrag te sturen en mee te voelen met anderen. Hoewel remmingen op het eigen gedrag van verdachte hierdoor verder wegvielen mag verdachte ook in voornoemde situatie echter in staat worden geacht de wederrechtelijkheid van zijn handelen te overzien.
Gelet op het voorgaande wordt door de gedragsdeskundigen, voor zover zij uitspraken hebben kunnen doen over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte, geadviseerd om het onder parketnummer 18.229508-22 onder 1, 2 en 3 volledig aan verdachte toe te rekenen en het onder parketnummer 18.229508-22 onder 6 en 7 ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Gelet op de ontkenning van verdachte van de onder parketnummer 18.229508 onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten hebben de gedragsdeskundigen geen advies kunnen geven over de toerekenbaarheid ten opzichte van die feiten. Wel hebben de gedragsdeskundigen overwogen dat niet valt uit te sluiten dat de voornoemde problematiek heeft doorgewerkt in die ten laste gelegde feiten.
De rechtbank kan zich, gelet op de onderbouwing daarvan, verenigen met de inhoud en conclusies van de voornoemde rapportages en neemt deze deels over. De rechtbank concludeert op basis van de rapporten dat de geschetste problematiek bij verdachte aanwezig was ten tijde van alle bewezen verklaarde feiten en is, gelet op de verminderde mate waarmee verdachte in staat is geweest zijn gedrag te sturen en mee te voelen met anderen, van oordeel dat deze alle in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Maatregel Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen
Het bovengenoemde psychologisch Pro Justitia rapport van 24 februari 2023, het psychiatrisch Pro Justitia rapport van 14 maart 2023 en het in aanvulling daarop uitgebrachte rapport van 1 november 2023 houden
voorts - zakelijk weergegeven - in:
De combinatie van antisociale cognities, de vele interventies die in het verleden zonder resultaat zijn ingezet en het ontbreken van enig steunend netwerk maken dat het risico op herhaling van (gewelddadig) delinquent gedrag - indien verdachte geen behandeling en passend kader wordt opgelegd - zeer hoog moet worden ingeschat. Een intensieve klinische behandeling gericht op emotieregulatie, onderliggende trauma- en hechtingsproblematiek en antisociale cognities is naar het oordeel van de gedragsdeskundigen gendiceerd. Het is daarbij van belang dat een voldoende hoog zorg- en beveiligingsniveau, een kleine groepssamenstelling en kennis van de dynamiek van de persoonlijkheidsstoornis beschikbaar is. Daarnaast is het belangrijk dat verdachte zijn sociale netwerk vergroot, een zinvolle dagbesteding krijgt en scholing gaat volgen. Omdat zonder duidelijke regels en kaders een groot risico op ontregeling bestaat en is gebleken dat verdachte moeite heeft met veranderingen is van belang dat voornoemde behandeling plaatsvindt in een setting waar verdachte langere tijd kan verblijven en waar duidelijke kaders en regels gelden. Plaatsing op een bijzondere zorg afdeling wordt daarom door de gedragsdeskundigen het meest passend geacht. Omdat verdachte nog niet eerder binnen een justitieel kader is behandeld werd aanvankelijk geadviseerd om verdachte klinisch te laten behandelen binnen een kliniek voor forensische jeugdpsychiatrie en -orthopsychiatrie, zoals bijvoorbeeld de [instelling 4] , en voornoemde behandeling te laten plaatsvinden binnen een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Echter, nadat verdachte in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis op 23 februari 2023 is geplaatst in de [instelling 4] hebben zich aldaar meerdere (agressie-gerelateerde) incidenten voorgedaan, waarop de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte is opgeheven. Door de gedragsdeskundigen is in het aanvullend rapport geconcludeerd dat, gelet op de zeer forse problematiek, het feit dat er reeds meerdere civiele
(behandel-)trajecten zijn geprobeerd en binnen het strafrechtelijk kader geen alternatieven meer beschikbaar zijn, de behandeling van verdachte moet plaatsvinden in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming volgt - zakelijk weergegeven - dat verdachte na voornoemde incidenten niet meer welkom is bij de [instelling 4] , omdat het gedrag van verdachte een negatieve impact heeft op de veiligheid binnen de kliniek en voortzetting van de behandeling niet haalbaar wordt geacht. De Raad voor de Kinderbescherming heeft daarop alternatieve behandelplekken en de mogelijkheden van een voorwaardelijke PIJ-maatregel onderzocht, maar komt tot de conclusie dat er geen behandelsettingen zijn die verdachte kan bieden wat hij nodig heeft, dan wel bereid zijn om behandeling te bieden. Gelet op de noodzaak van behandeling wordt door de Raad voor de Kinderbescherming eveneens geadviseerd de behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
De jeugdreclassering heeft zich ter terechtzitting aangesloten bij voornoemd advies van de Raad voor de Kinderbescherming.
De rechtbank is met de gedragsdeskundigen en de Raad voor de Kinderbescherming van oordeel dat voor de behandeling van verdachte een stevig juridisch kader, waaraan verdachte zich niet kan onttrekken en die niet afhankelijk is van zijn motivatie, noodzakelijk is om het recidiverisico te beperken en de ontwikkeling van verdachte in een positieve richting te doen sturen. De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel een ultimum remedium moet zijn. De rechtbank stelt vast dat gelet op de behandelgeschiedenis van verdachte, waaronder de plaatsing in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis in de [instelling 4] , niet het gewenste resultaat heeft gehad. De rechtbank stelt vast dat er binnen het strafrechtelijk kader geen alternatieven (meer) beschikbaar zijn die de continuteit van de voor verdachte dringend noodzakelijke behandeling kunnen waarborgen, zodat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel naar het oordeel van de rechtbank thans het enige passende kader is waarbinnen die noodzakelijke behandeling kan plaatsvinden.
De rechtbank stelt vast dat veertien van de twintig bewezen verklaarde feiten een misdrijf betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, dan wel behoort tot n van de in artikel 77s, eerste lid aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht genoemde misdrijven. Op grond van hetgeen de psycholoog en de psychiater in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.
Daarnaast vereist de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen, gelet op de veelheid geweldsfeiten die verdachte in korte tijd heeft gepleegd, het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte, zoals blijkt uit zowel hetgeen door de gedragsdeskundigen als de Raad voor de Kinderbescherming in hun rapportages naar voren is gebracht.
De rechtbank overweegt verder dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van de PIJ-maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Jeugddetentie
Naast de oplegging van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel acht de rechtbank, gelet op de aard, ernst en omvang van de bewezenverklaarde feiten, oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie gerechtvaardigd. Rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en gelet op het feit dat de rechtbank het van belang acht dat verdachte op korte termijn zal worden behandeld, zal de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen gelijk aan de duur van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 377 dagen. De rechtbank acht oplegging van een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie, zoals door de officier van justitie gevorderd, om voornoemde redenen niet passend.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
parketnummer 18.229508-22
[medeverdachte] , tot een bedrag van 300,00 ter vergoeding van immaterile schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
[naam 8] , namens [bedrijf 3] , tot een bedrag van 2.981,76 ter zake van materile schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
parketnummer 18.178199-22
3. [ [naam 16] , tot een bedrag van 844,55 ter zake van materile schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
parketnummer 18.306560-22
4. [ [naam 3] , tot een bedrag van 3.656,71 ter zake van materile schade en 750,00 ter vergoeding van immaterile schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
4. [ [slachtoffer 6] , tot een bedrag van 157,72 ter zake van materile schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
4. [ [slachtoffer 4] , tot een bedrag van 200,00 ter vergoeding van immaterile schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Anders dan de officier van justitie en de raadsvrouw leest de rechtbank het door
[slachtoffer 4] ingezonden verzoek tot schadevergoeding, inclusief bijlagen, zo dat die [slachtoffer 4] in de aanvankelijk door haar geleden materile schade, ad 55,50, reeds door de afzender van het postpakket schadeloos is gesteld en dit bedrag geen onderdeel uitmaakt van het door [slachtoffer 4] gevorderde schadebedrag.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van [medeverdachte]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [medeverdachte] niet- ontvankelijk verklaard dient te worden.
Ten aanzien van de vordering van [naam 8]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door [naam 8] gevorderde schade ziet op een ander incident dan dat aan verdachte ten laste is gelegd, zodat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Ten aanzien van de vordering van [naam 16]
De officier van justitie heeft zich, gelet op de vraagtekens die zijn gerezen omtrent haar bevoegdheid tot het indienen van de (civiele) vordering en het rechtstreekse verband tussen de geleden schade, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering
niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Ten aanzien van de vordering van [naam 3]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de oorspronkelijke vordering van [naam 3] , ten bedrage van 906,71, voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is. Ten aanzien van het meerdere, gevorderd in aanvulling op de oorspronkelijke vordering, heeft de officier van justitie zich met verwijzing naar de onderbouwing van de (aanvullende) vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 6]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 6] voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij immaterile schade heeft geleden en de benadeelde partij derhalve in haar vordering
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van [medeverdachte]
De raadsvrouw heeft zich bij een bewezenverklaring op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen nu deze onvoldoende is onderbouwd en verder onderzoek een onevenredige belasting vormt voor het strafproces.
Ten aanzien van de vordering van [naam 8]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is vast te stellen welke schade door verdachte is veroorzaakt, te meer nu (een deel van) de schade is veroorzaakt tijdens een ander incident dan dat aan verdachte ten laste is gelegd. De raadsvrouw heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat de vordering een onevenredige belasting vormt voor het strafproces en de benadeelde partij derhalve niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van [naam 16]
De raadsvrouw heeft zich bij een bewezenverklaring op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu een machtiging van de rechthebbende van de scooter en een schade-taxatierapport ontbreken, onduidelijk is of de benadeelde partij reeds (deels) schadeloos is gesteld door de verzekeraar en verdachte bovendien niet de persoon is geweest die de scooter heeft weggenomen.
Ten aanzien van de vordering van [naam 3]
De raadsvrouw heeft zich bij een bewezenverklaring op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen nu het rechtstreekse verband tussen de gestelde schade en het handelen van verdachte op basis van de ter beschikking staande informatie niet is vast te stellen. Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de gestelde materile schade is ontstaan als gevolg van een niet aan verdachte ten laste gelegd incident op 12 augustus 2022. Voorts is door de raadsvrouw aangevoerd dat evenmin is vast te stellen wat de staat van het gebit van de benadeelde is geweest vr het ten laste gelegde en in hoeverre de verzekeraar van de benadeelde partij schade zal vergoeden, zodat de nader onderzoek naar de vordering naar het oordeel van de raadsvrouw een onevenredig belasting van het strafproces zal opleveren. Met betrekking tot de gevorderde immaterile schadevergoeding heeft de raadsvrouw voorts aangevoerd dat de bijgevoegde jurisprudentie niet representatief is en niet vergelijkbaar is met het onderhavig feitencomplex.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 6]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 6] voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immaterile schadevergoeding onvoldoende is onderbouwd en de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
parketnummer 18.228508-22, het onder 7 ten laste gelegde
Ten aanzien van de vordering van [medeverdachte] , parketnummer 18.228508-22
De benadeelde partij heeft vergoeding van immaterile schade gevorderd. In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immaterile schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn.
Gevoelens van angst vallen niet onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. De vordering tot vergoeding van immaterile schade wordt dan ook afgewezen.
parketnummer 18.228508-22, het onder 5 ten laste gelegde
Ten aanzien van de vordering van [naam 8]
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende vast komen te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd door het handelen van verdachte is veroorzaakt, te meer nu de opgevoerde schade (ook) verband lijkt te houden met een ander incident dan de aan verdachte ten laste gelegde incidenten. Door de benadeelde partij is derhalve onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de gevorderde schade door het bewezen verklaarde is ontstaan. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
parketnummer 18.178199-22, het onder 2 ten laste gelegde
Ten aanzien van de vordering van [naam 16]
Naar het oordeel van de rechtbank is onduidelijk of de vordering namens de benadeelde partij is ingediend. Er is geen machtiging overgelegd waaruit blijkt dat de indiener bevoegd was om namens de benadeelde partij, zijnde de rechthebbende van de scooter, een vordering in te dienen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
parketnummer 18.306560-22, het onder 1 primair ten laste gelegde
Ten aanzien van de vordering van [naam 3]
De benadeelde partij heeft onder meer vergoeding van materile schade gevorderd. Deze schade bestaat uit tandartskosten en reiskosten. Ter onderbouwing is door de benadeelde partij onder meer een begroting van de geschatte kosten voor het plaatsen van een tweetal implantaten en kronen overgelegd. De rechtbank stelt vast dat een begroting is gemaakt zonder dat het gebit van de benadeelde partij is onderzocht. De rechtbank is van oordeel dat zij op grond van de beschikbare informatie niet in staat is te beoordelen of de gestelde schade in causaal verband staat met de door verdachte gepleegde poging tot zware mishandeling en evenmin op grond van de overgelegde begroting van de geschatte kosten in staat is de hoogte van eventuele schade vast te stellen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade en het rechtstreekse verband met voornoemd bewezenverklaard feit alsnog te
laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in zoverre niet- ontvankelijk is en dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Met betrekking tot de immaterile schade overweegt de rechtbank als volgt. De aard en de ernst van het bewezenverklaarde is naar het oordeel van de rechtbank zodanig dat deze meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat de aantasting van de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank overweegt daartoe meer in het bijzonder dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de bij hem aangelegde nekklem door verdachte buiten bewustzijn is geraakt en een hypo aanval kreeg. Het gevorderde bedrag van 750,00 aan immaterile schade acht de rechtbank redelijk en billijk en voor toewijzing vatbaar.
De vordering zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van 750,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2022. De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk is en dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de
schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
parketnummer 18.306560-22, het onder 2 ten laste gelegde
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 6]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18.306560-22 onder 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 augustus 2022.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4]
De benadeelde partij heeft vergoeding van immaterile schade gevorderd. In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immaterile schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn.
Gevoelens van angst en verdriet vallen niet onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in de vordering
niet-ontvankelijk is en slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Inbeslaggenomen goederen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen goederen, zoals vermeld op de beslaglijst, verbeurd dienen te worden verklaard, omdat de goederen zijn gebruikt bij, dan wel verkregen zijn uit de ten laste gelegde strafbare feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven goederen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde goederen - te weten een rugzak, mutsen, een jas en parfumerie - die onder verdachte in beslag zijn genomen en niet zijn teruggegeven, verbeurd dienen te worden verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat deze voorwerpen verdachte toebehoren en zijn verkregen uit, dan wel zijn gebruikt bij het plegen van de bewezen verklaarde feiten.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg, 285, 300, 302, 310, 311, 312, 350, 416 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18.229508-22 onder 3 primair en subsidiair, onder parketnummer 18.077191-22 primair en onder parketnummer 18.141318-22 onder 1 primair en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18.229508-22 onder 1, 2, 3 meer subsidiair, 4, 5, 6 en 7, het onder
parketnummer 18.077191-22 subsidiair, het onder parketnummer 18.141318-22 onder 1 subsidiair, 3 primair en 4, het onder parketnummer 18.168987-22, het onder parketnummer 18.178199-22 onder 1 en 2, het onder parketnummer 18.185574-22, het onder parketnummer 18.229909-22 en het onder parketnummer 18.306560-22 onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

plaatsing in een inrichting voor jeugdigen

en

een jeugddetentie voor de duur van 377 dagen.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van parketnummer 18.229508-22, het onder 7 ten laste gelegde:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[medeverdachte]af en bepaalt dat de benadeelde partij de eigen proceskosten draagt.
Ten aanzien van parketnummer 18.229508-22, het onder 5 ten laste gelegde:

Bepaalt dat de benadeelde partij [naam 8], namens [bedrijf 3] ,

niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van parketnummer 18.178199-22, het onder 1 ten laste gelegde:
Bepaalt dat de benadeelde partij
[naam 16]niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van parketnummer 18.306560-22, het onder 1 ten laste gelegde:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 3]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
750,00(zegge: zevenhonderdenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2022.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[naam 3]voor het overige in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[naam 3]te betalen een bedrag van
750,00(zegge: zevenhonderdenvijftig euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2022. Dit bedrag bestaat uit immaterile schade.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet volledig betaalt, dat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [naam 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van parketnummer 18.306560-22, het onder 2 ten laste gelegde:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 6]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
157,72(zegge: honderdzevenenvijftig euro en tweenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2022.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 6]te betalen een bedrag van
157,72(zegge: honderdzevenenvijftig euro en tweenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2022. Dit bedrag bestaat uit materile schade.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet volledig betaalt, dat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 4]niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen rugzak (omschrijving: 1526481), mutsen (omschrijving: 1526482), jas (omschrijving: 1526483) en parfumerie (omschrijving: 1540990)
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. M.J. Dijkstra en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. M. Mans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 december 2023.

Bijlage I

parketnummer 18.229508-22
1.
hij op of omstreeks 9 september 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van (ongeveer) 175,-, althans n of meerdere geldbedrag(en), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] (eigenaar van [bedrijf 1] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door dreigend een mes te tonen en/of met een mes in de richting van die [slachtoffer 3] te lopen en/of daarbij op dreigende toon tegen die [slachtoffer 3] te zeggen "Dit is een
overval" en/of "Ik wil het geld hebben" en/of "Pak het geld", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 9 september 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, etenswaren en/of snoepgoed en/of dranken, in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 5] (gevestigd aan de [adres] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 9 september 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft geschopt/getrapt en/of geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 september 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten hersenletsel en/of visusvermindering, heeft toegebracht, door
meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] te schoppen/trappen en/of te slaan/stompen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 9 september 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd, althans het
lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft geschopt/getrapt en/of geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden; hij op of omstreeks 9 september 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] te schoppen/trappen en/of te slaan/stompen;
4.
hij op of omstreeks 11 september 2022 te Hoogeveen en/of Assen, althans in Nederland, [naam 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam 7] dreigend de woorden toe te voegen,
  • "Ik onthoud jullie gezichten en wanneer jullie in Groningen komen dan zijn jullie kankerhard de lul", en/of
  • "Ik ben je kankerhard aan het bedreigen", en/of
  • "Jullie pakken wat van mij af, ik pak wat van jullie af", en/of
  • "Ik pak jouw kankerkinderen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 7 september 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, e-sigaretten, in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [naam 8] en/of [bedrijf 3] (gevestigd aan de [adres] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; en/of
hij op of omstreeks 7 september 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om e-sigaretten, in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [naam 8] en/of [bedrijf 3] (gevestigd aan de [adres] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte, toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een onbekend gebleven persoon, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft hij, verdachte, gevochten met een onbekend gebleven persoon/klant en/of in de richting van een onbekend gebleven persoon/klant geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij op of omstreeks 9 september 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,(een) mes(sen), in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 6] (gevestigd aan het [adres] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7.
hij op of omstreeks 12 september 2022 te Assen, althans in Nederland, [medeverdachte] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door tijdens zijn, verdachtes, verhoor bij de politie te zeggen ik ga [medeverdachte] doodmaken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, welke woorden [medeverdachte] via een ander hebben bereikt;
parketnummer 18.077191-22
hij, in of omstreeks het tijdvak omvattende 16 augustus 2021 tot en met 17 augustus 2021, te Winschoten, in de gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon en/of een bankpas en/of (andere) pasje(s), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van16 augustus 2021 tot en met 23 augustus 2021, te Winschoten, in de gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon en/of een bankpas en/of (andere) pasjes, althans een goed heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
parketnummer 18.141318-22
1.
hij op of omstreeks 28 september (/1 oktober) 2021 te Drachten, gemeente Smallingerland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 10] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (die [naam 10] ) (met kracht) achterover van een brugleuning in een
sloot/het water heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 september (/1 oktober) 2021 te Drachten, gemeente Smallingerland
[naam 10] heeft mishandeld door hem (met kracht) achterover van een brugleuning in de sloot/het water te duwen;
2.
hij op of omstreeks 28 september (/1 oktober) 2021 te Drachten, gemeente Smallingerland
opzettelijk en wederrechtelijk een tas (met inhoud, te weten/waaronder; een jbl speaker en/of een OV- en/of bank- en/of vispas en/of een IDkaart en/of een mobiele teleoon (Samsung) en/of geld (25)) en/of een jas en/of overige kleding, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 10] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 4 november 2021 te [adres] , gemeente Smallingerland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 11] en/of [naam 12] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met kracht) met een stoel door een raam (van een kantoor) in de richting van die [naam 11] en/of [naam 12] heeft gegooid (waardoor die [naam 11] en/of [naam 12] glasscherven in het gezicht en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft/hebben gekregen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 november 2021 te [adres] , gemeente Smallingerland [naam 11] en/of [naam 12] heeft mishandeld door (met kracht) een stoel door een raam (van een kantoor) in de richting van die [naam 11] en [naam 12] te gooien, waardoor die [naam 11] en [naam 12] met glasscherven in het gezicht en/of (elders) op en/of tegen het lichaam werd(en) geraakt, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad voor die [naam 11] , te weten een blijvend litteken in het gelaat (boven de lip);
4.
hij op of omstreeks 19 januari 2022 te Groningen [naam 13] heeft mishandeld door hem (met kracht) (van achteren) een arm om de keel te leggen en/of (daarmee) een nek klem aan te leggen en/of (dientengevolge) de keel dicht te knijpen en/of die [naam 13] (daarmee) de adem te ontnemen;
parketnummer 18.168987-22
hij op of omstreeks 3 mei 2022 en/of (respectievelijk) 5 mei 2022 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een spiegel en/of een tussenraam en/of (respectievelijk) een kast en/of een keukenlade
(met bestek en/of serviesgoed (mokken/borden)) en/of een magnetron, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [instelling 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
parketnummer 18.178199-22
1.
hij op of omstreeks 14 juli 2022 te Groningen, een bromfiets (BTC Riva) en/of een kentekenplaat
( [kenteken] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 14 juli 2022 te Groningen als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets) heeft gereden op de weg, de [adres] , zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
parketnummer 18.185574-22
hij op of omstreeks 23 juli 2022 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer verpakkingen Balaclava en/of meer klusmessen en/of een of meer craking ball en/of een of meer winkelartikelen (totale waarde 116,37), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 18.229909-22
hij op of omstreeks 1 augustus 2022 te Groningen (aan de [adres] ) een geurtje/parfum, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [bedrijf 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 18.306560-22
1.
hij op of omstreeks 10 augustus 2022 te Groningen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet zijn arm stevig om de nek en/of hals van die [naam 3] heeft gelegd en/of gehouden en daarbij druk heeft uitgeoefend waardoor die [naam 3] geen adem kon krijgen en buiten bewustzijn is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 augustus 2022 te Groningen, althans in Nederland, [naam 3] heeft mishandeld door zijn arm stevig om de nek en/of hals van die [naam 3] te leggen en/of te houden;
2.
hij op n of meerdere tijdstippen in de periode van 13 augustus 2022 tot en met 27 augustus 2022 te Groningen (aan de [adres] ), althans in Nederland, n of meerdere postpakketten (met daarin parfum en/of kleding en/of een voetbalshirt en/of een drinkbeker en/of limonade pods), in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander/anderen, toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, te weten een onbevoegd gebruikte (toegangs)code ten behoeve van het openen van de (toegangs)deur;
3.
hij op of omstreeks 26 augustus 2022 te Groningen, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een raam van een (voor)deur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [instelling 3] , in elk geval aan een ander, toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.