ECLI:NL:RBNNE:2023:499

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
17-080353-98
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gijzeling ex artikel 6:6:25 lid 1 onder b Wetboek van Strafvordering

Op 13 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering tot machtiging gijzeling op basis van artikel 6:6:25 lid 1 onder b van het Wetboek van Strafvordering. De veroordeelde, geboren in 1974 en niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen, had een ontnemingsmaatregel opgelegd gekregen bij vonnis van 27 april 2000, waarbij hij verplicht was om een bedrag van € 45.378,02 aan de Staat te betalen. Deze ontnemingsmaatregel is op 16 oktober 2010 onherroepelijk geworden. De officier van justitie diende op 5 december 2022 een vordering in voor het toepassen van gijzeling, omdat de veroordeelde niet had voldaan aan zijn betalingsverplichting.

Tijdens de behandeling van de vordering op 30 januari 2023 was de officier van justitie, mr. G. Veenstra, aanwezig, terwijl de veroordeelde niet verscheen. De raadsvrouw, mr. H.M. Terpstra, was wel aanwezig, maar niet gemachtigd door de veroordeelde. De rechtbank constateerde dat de veroordeelde niet, zelfs niet gedeeltelijk, had voldaan aan zijn betalingsverplichting en dat hij op de hoogte was van de ontnemingsmaatregel. Ondanks eerdere pogingen om de veroordeelde te bereiken, waaronder een betalingsherinnering tijdens zijn detentie in 2012 en correspondentie naar zijn adres in Engeland, had hij geen bewijs geleverd dat hij niet in staat was om te betalen.

De rechtbank oordeelde dat de vordering van de officier van justitie moest worden toegewezen, gezien de betalingsonwil van de veroordeelde. De rechtbank verleende daarom de machtiging tot toepassing van gijzeling voor de duur van 151 dagen. Deze beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit mr. T.M.L. Wolters als voorzitter, mr. M.M. Spooren en mr. A.G.D. Overmars, en werd uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Leeuwarden
parketnummer 17/080353-98

beslissing van de meervoudige kamer van 13 februari 2023 op een vordering tot

machtiging gijzeling ex artikel 6:6:25 lid 1 onder b Wetboek van Strafvordering in de
zaak van:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats],
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
hierna te noemen: veroordeelde.

Het verloop van de procedure

De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft aan veroordeelde bij vonnis van 27 april 2000 een ontnemingsmaatregel opgelegd, inhoudende de verplichting tot betaling aan de Staat van (omgerekend) € 45.378,02. Deze ontnemingsmaatregel is op 16 oktober 2010 onherroepelijk geworden.
De officier van justitie heeft op 5 december 2022 een vordering ingediend die strekt tot het verlenen van een machtiging tot het toepassen van het dwangmiddel gijzeling voor de duur van 151 dagen op grond van het uitblijven van volledige betaling van het verschuldigde bedrag.
De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 30 januari 2023. Bij de behandeling is de officier van justitie mr. G. Veenstra gehoord. Veroordeelde is behoorlijk opgeroepen maar niet verschenen. De raadsvrouw mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden, was aanwezig, maar zij was niet door veroordeelde gemachtigd.

De vordering van de officier van justitie

De beoordelingDe rechtbank stelt vast dat veroordeelde niet, ook niet gedeeltelijk, heeft voldaan aan de betalingsverplichting.

Uit de stukken blijkt dat veroordeelde op de hoogte was van de ontnemingsmaatregel. Hoewel de maatregel hem bij verstekvonnis is opgelegd, is namens veroordeelde gemotiveerd verweer gevoerd in de aan de ontnemingsbeslissing ten grondslag liggende strafzaak. De maatregel is onherroepelijk geworden. Daarnaast blijkt uit het executieverloop dat veroordeelde in 2012 enkele weken gedetineerd is geweest in de PI te Lelystad. Er is toen een betalingsherinnering naar de veroordeelde gestuurd in de PI.
Daarnaast is veroordeelde meermalen aangeschreven op het adres in Engeland dat op het aanleverformulier staat vermeld en er zijn meerdere pogingen gedaan om informatie te verkrijgen over de verblijfplaats en het vermogen van veroordeelde. Aan de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk is verzocht om onderzoek te doen naar veroordeelde en eventueel vermogen van hem. Uit in 2017 verkregen informatie volgde dat veroordeelde vier voertuigen en twee creditcards op naam had. In november 2021 heeft het CJIB bericht ontvangen van de Engelse autoriteiten waarbij ze aangaven dat de betreffende voertuigen een geringe waarde hadden en de opbrengsten hiervan niet in verhouding zouden staan met de kosten van de uitwinning. Veroordeelde zelf heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt niet in staat te zijn om aan zijn betalingsverplichting te voldoen.
De rechtbank zal daarom de vordering van de officier van justitie toewijzen en een machtiging verlenen tot toepassing van gijzeling voor de duur van 151 dagen.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering toe en machtigt de officier van justitie tot de toepassing van gijzeling voor de duur van 151 dagen.
Deze beslissing is gegeven door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. M.M. Spooren en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Doorn, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 februari 2023.
Mr. Spooren is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.